Inleiding

Decennialang hebben woonwagenbewoners een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse samenleving. Ze vormen een unieke gemeenschap met een rijke culturele geschiedenis. Helaas is de afgelopen jaren het aantal standplaatsen voor woonwagenbewoners in steden zoals Breda drastisch verminderd. Dit uitsterfbeleid heeft geleid tot problemen voor de woonwagenbewonerscultuur, met verstrekkende gevolgen voor de gemeenschap en het behoud van ons cultureel erfgoed.

Jarenlang uitsterfbeleid

Het uitsterfbeleid voor standplaatsen voor woonwagenbewoners in Breda heeft zijn oorsprong in de jaren ’70 en ’80, toen de Nederlandse overheid het beleid begon te veranderen. De gedachte was destijds dat het stimuleren van een meer sedentaire levensstijl voor woonwagenbewoners zou leiden tot een betere integratie in de maatschappij. Als gevolg hiervan werden nieuwe vergunningen voor standplaatsen niet langer verleend en werden bestaande standplaatsen niet vervangen bij verhuizing of overlijden van de bewoners. Het uitsterfbeleid heeft ernstige gevolgen gehad voor de woonwagenbewonersgemeenschap in Breda. Als gevolg van het gebrek aan nieuwe standplaatsen zijn veel woonwagenbewoners gedwongen om hun culturele manier van leven op te geven en in reguliere woningen te gaan wonen. Dit heeft geleid tot een verlies van hun eigen identiteit.

De woonwagenbewoners in Breda wachten al jarenlang op woonwagenplaatsen. Zowel op landelijk niveau als in de gemeente Breda was er zoals bekend sprake van een uitsterfbeleid, wat heeft geleid tot het gedwongen verhuizen van steeds meer woonwagenbewoners naar huizen, omdat er simpelweg geen andere optie was. Tot op heden heeft Breda geen nieuw beleid geïmplementeerd om nieuwe standplaatsen te creëren.

Woonwensenonderzoek

Enkele jaren geleden voerde de gemeente Breda een woonwensenonderzoek uit, waaruit bleek dat er 25 woonwagenplaatsen nodig zouden zijn. Er was echter geen concreet plan of nieuw beleid om dit geleidelijk aan te pakken door natuurlijk verloop. Dit zorgde voor veel onrust en vraagtekens onder de woonwagenbewoners, omdat zij een hele andere realiteit ervaren. Het onderzoek vanuit SP heeft aanzienlijk andere cijfers opgeleverd. Op dit moment wachten er namelijk 60 voormalige woonwagenbewoners (spijtoptanten) en 60 woonwagenbewoners die ongewenst in huizen wonen op een plekje in Breda. Dit aantal is veel hoger dan de 25 waar de gemeente vanuit ging, en dit aantal zal nooit worden ingehaald door natuurlijk verloop. Er moet dus direct actie worden ondernomen.

Hoewel het uitsterfbeleid sinds juli 2018 niet meer van kracht is, lijkt het in Breda nog steeds de realiteit te zijn.

Beleidskader Ollongren

Op 12 juli 2018 presenteerde voormalig minister Ollongren het belangrijke beleidskader “Gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid” voor woonwagenbewoners. Dit markeerde het formele einde van het uitsterfbeleid. Het beleidskader biedt richtlijnen voor het opstellen van gemeentelijk beleid dat voldoet aan het mensenrechtelijk kader, zoals bepaald in (Europese) rechtspraak en oordelen van het College voor de Rechten van de Mens (CRvdM), om het uitsterfbeleid via gemeentelijk beleid te beëindigen.

De volgende 3 uitgangspunten bevatten een samenvatting van de mensenrechten waarmee rekening moet worden gehouden bij het gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid:

Adequate huisvesting, waarbij rekening wordt gehouden met de (erkende) specifieke wooncultuur van woonwagenbewoners.

Het is niet toegestaan om het aantal standplaatsen af te bouwen of niet uit te breiden, terwijl er duidelijk behoefte is vanuit de woonwagenbewoners.

De behoefte aan standplaatsen en woonwagens moet worden geïnventariseerd. Als hieruit een aantoonbare behoefte blijkt, moet het woonwagen- en standplaatsenbeleid zodanig worden vormgegeven dat het voor woonwagenbewoners binnen afzienbare tijd mogelijk is om in aanmerking te komen voor een standplaats.

Reden genoeg dus om met de raad in gesprek te gaan!