De schriftelijke vragen die CKenG heeft gesteld over het teruglopend aantal ingeënte kinderen in Castricum, sporen het College aan tot actie. Dat blijkt uit de beantwoording van de vragen die onze fractie vandaag ontving. De zaak is extra actueel, nu het Rijk recent heeft besloten om deze taak naar gemeenten over te hevelen. Daarvoor is in de Begroting 2019 voor Castricum een bedrag van 60.000 euro opgenomen.

Een toenemend aantal ouders kiest ervoor om hun kind

te laten inenten. In Nederland is bijvoorbeeld slechts 90,1% ingeënt tegen mazelen, terwijl wereldgezondheidsorganisatie WHO en het RIVM een ondergrens van 95% adviseren om de ziekte de baas te worden. Ook krijgen in ons land nog maar 45,5% van de meisjes een prik tegen HPV. Dat heeft mogelijk 77 doden per jaar tot gevolg.

Het percentage ingeënte kinderen is in Castricum teruggelopen tot 88,3%, ruim beneden het landelijk gemiddelde. De ‘G’ in CKenG staat voor ‘Gezond’ en onze fractie wil vanwege deze ontwikkeling graag met het College in overleg over de situatie in onze gemeente. Bijgaand een overzicht van de vragen en de antwoorden.

V: Was u op de hoogte van deze cijfers en wat vindt u ervan dat bijna 1 op de 8 kinderen (volgens gegevens van het CBS ruim 800 van de in totaal 7.533 kinderen jonger dan 19 jaar) in onze gemeente niet is ingeënt tegen ziektes als mazelen? A: Wij delen uw zorgen, en zien dat kinderen in de gemeente Castricum overall minder gevaccineerd zijn dan in de rest van Noord-Holland Noord. In algemene zin kun je stellen dat wanneer het vaccinatiegraad percentage onder de 95% komt het risico op een uitbraak van een ziekte significant toeneemt. Daarbij zijn baby’s pas vanaf 11 maanden volledig beschermd tegen DKTP bij vaccinatie, tot de 11de maand lopen baby’s meer risico dan andere groepen om ziek te worden.Overigens is het percentage hoger dan 90% bij de zuigelingen alleen bij de BMR (mazelen), maar zijn de vaccinatiecijfers wel lager dan 90%. Ook bij de medewerkers van de GGD bestaat de zorg al langer, en zij besteden juist extra tijd tijdens de consulten om ouders individueel voor te lichten en te motiveren.

V: In Nederland bestaat geen wettelijke verplichting om kinderen in te (laten) enten. De focus van overheidswege ligt vooral op voorlichting. Wat is het lokale beleid hierin?  A: Wij zijn als overheid ook gehouden om ons aan de wet te houden. hierbij dient de autonomie van de inwoner gerespecteerd te worden. Wel zien wij dat enkele politieke partijen in de Tweede Kamer zich inspannen om het mogelijk te maken dat kinderdagverblijvenkinderen mogen weigeren die niet gevaccineerd zijn. Maar op dit moment is dat nog niet wettelijk mogelijk.

V: Volgens deskundigen is er sprake van twee hoofdoorzaken waardoor ouders hun kinderen niet (laten) inenten: religieuze redenen en bezwaren van ouders die vinden dat de bijwerkingen van het middel erger zijn dan de kwaal. Daarnaast is er nog een kleine categorie ouders die nonchalant is of het inenten van hun kind ‘gewoon’ vergeten is. Hoe ligt die verdeling in Castricum? Bent u bereid om daar verder onderzoek naar te doen, teneinde de voorlichting op deze categorieën af te stemmen? A: We zien dat naast religieuze overwegingen ook andere levensbeschouwelijke overtuigingen een rol spelen bij de keuze om niet te vaccineren. Daarnaast is een nieuwe discours ontstaan op het internet waarin wordt gesteld dat vaccinatie schadelijk is. Voor het College is het niet van belang welk argument ouders hanteren om hun kinderen net te laten inenten. Het college richt zich primair op de beschermin gvan de samenleving als geheel. Dit betekend dat het College zich grote zorgen maakt over onbeschermde baby’s tot 11 maanden. Deze kinderen kunnen onder andere in kinderdagverblijven in contact komen met niet-ingeënte kinderen. De vraag is of met ‘goede argumenten’ ouders zijn over te halen om hun kinderen wel in te enten. Maar wij zullen met de GGD in gesprek gaan over ouders die ‘vergeten zijn’ hun kinderen te vaccineren dat toch te laten doen.

V: Er zijn met name zorgen over het verspreiden van ziektes via kinderdagverblijven, waar ouders (die wel willen inenten) hun, soms zeer jonge, kinderen heenbrengen vóór het moment dat die worden ingeënt. Juist op die momenten is de kans op besmetting groot, wanneer andere kinderen een ziekte bij zich dragen. Dat geldt ook voor het risico van rodehond voor moeders die zwanger zijn van een volgend kind. Welke maatregelen kan uw College treffen voor instellingen als kinderdagverblijven? A: De meeste opvangorganisaties registreren of kinderen gevaccineerd zijn of worden. Gezien het feit dat het landelijk gemiddelde van gevaccineerde kinderen nog altijd boven het percentage zat dat nodig was om het voor alle kinderen veilig te laten zijn, was het tot nu toe niet nodig geweest niet-gevaccineerde kinderen te weren.Als er een kindje op de groep besmet is met een kinderziekte waarvoor (nog) niet alle kinderen zijn geënt worden ouders direct geïnformeerd. Dit beleid is conform het beleid van het RIVM. Nu bekend is geworden dat het aantal gevaccineerde kinderen landelijk daalt bekijken ze in overleg met et de regionale GGD en de brancheorganisatie of en wanneer het zinvol is om het beleid aan te passen. De wethouder gaat in gesprek met kinderdagverblijven. Het college kan geen maatregelen treffen voor het kinderdagverblijf. Zij bepalen hun eigen beleid, binnen de kaders van de Wet Kinderopvang. Uiteraard kunnen we wel in samenwerking met het consultatiebureau ouders stimuleren om hun kinderen te laten inenten.

Bent u bereid om verder met de Raad over deze zaken in gesprek te gaan? A: Uiteraard, dan wel graag in samenspraak met het lokale JGZ Team. In dat kader gaat de wethouder in gesprek met Kinderdagverblijven en de GGD.