Unaniem is de Tweede Kamer vorige week akkoord gegaan met de wet tot invoering van het Wmo-abonnementstarief per 2020. Vrijwel unaniem waren gemeenten juni vorig jaar in het afwijzen ervan. De Kamer trekt zich wel iets aan van de zorgen die er bij gemeenten leven, maar of dit de gemeentelijke pijn gaat wegnemen, is nog ongewis.

Gemeenten vrezen een aanzuigende werking nu de inkomensafhankelijke bijdrage is komen te vervallen. Dat is nu al zo bij Wmo-maatwerkvoorzieningen; dat is per Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vanaf 1 januari dit jaar geregeld. Vanaf januari volgend jaar, mits ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt, geldt dit eveneens voor een deel van de algemene voorzieningen. Het kabinet wil hiermee stapeling van zorgkosten en zorgmijding voorkomen. Gemeenten zien vooral (financiële) beren op de weg. Inwoners die met hun inkomen bijvoorbeeld best zelf huishoudelijke hulp kunnen betalen, kunnen nu een beroep op de gemeente doen. Voor 17,50 euro per vier weken nu en vanaf januari 19 euro per maand, kan het huis worden schoongemaakt. Daar kan geen witte werkster tegen op. De vele gemeenten die nu al tegen forse tekorten in het sociaal domein aankijken, vrezen dat deze alleen maar groter worden.

Zij willen dat het geld beschikbaar blijft voor de meest kwetsbaren, maar dat streven komt door deze maatregel onder druk te staan. Of er inderdaad sprake zal zijn van zo’n aanzuigende werking, moet blijken. Dat wordt in ieder geval meegenomen in de landelijke monitor naar de effecten van het Wmo-abonnementstarief. Sommige gemeenten stellen echter dat die monitor tekortschiet. De Kamer is daar niet op aangeslagen. Als uit de monitor blijkt dat de kosten bij de gemeenten de pan uitrijzen, dan moet de minister ‘in samenspraak met gemeenten maatregelen treffen’, zo heeft de Kamer per motie gesteld.

En ook dat de minister moet zorgen voor ‘passende wettelijke en financiële randvoorwaarden’. De tijd zal leren of dit daadwerkelijk extra pecunia voor gemeenten betekent, als het de spuigaten uitloopt.