Door Stieneke van der Graaf op 19 mei 2020 om 15:23

ChristenUnie maakt positie MKB sterker bij reorganisaties

Voortaan mogen onbeschermde MKB-ers bij een reorganisatie van een bedrijf dat schulden bij hen heeft uitstaan niet achter het net vissen. De Tweede Kamer stemde vandaag over drie door ChristenUnie-Kamerlid Stieneke van der Graaf ingediende amendementen, met steun van SP en PvdA, bij de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) en deze behaalden een meerderheid.

Van der Graaf: “Met deze amendementen hebben we, gelukkig met steun van de Kamer, deze wet rechtvaardiger kunnen maken, vooral voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Het doel van de wet was goed, namelijk het reorganiseren van gezonde bedrijven om ze daarmee te redden van faillissement vanwege te hoge schulden. De uitvoering was slecht. Zoals zo vaak in de Nederlandse faillissementswetgeving, leken de banken aan het langste eind te trekken en onbeschermde schuldeisers het nakijken te hebben. Daar heeft de Kamer dankzij deze amendementen een stokje voor gestoken.”

De wet homologatie onderhands akkoord, oftewel de WHOA, moest de wet worden die onopgemerkt als hamerstuk door de Kamer zou worden gejast. Echter onthamerde Stieneke van der Graaf deze wet, zij vond dat erover gedebatteerd moest worden. Van der Graaf: “Het doet er toe wat we juridisch vastleggen in wetten. Daarmee bepalen we wie het sterkst staat en wie het zwakst. Met de wijzigingen versterken we de positie van de zwakste schuldeisers ten opzichte van de sterkste.” Volgens haar doet deze wet geen recht aan vaak kleinere schuldeisers. De WHOA is erop gericht dat een bedrijf een doorstart kan maken, zodat deze niet in een faillissement terecht komt. Dit kan door ervoor te zorgen dat schuldeisers akkoord gaan met een reorganisatie van een bedrijf, waarna de rechter dit akkoord goedkeurt (homologeert).

Echter bood dit wetsvoorstel volgens Van der Graaf geen enkele waarborg dat niet beschermde schuldeisers, mkb-ers, niet finaal zouden worden weggeschreven. Dat dit geen denkbeeldig risico is, blijkt wel uit het feit dat Nederland wat betreft de bescherming van schuldeisers met een zekerheidsrecht in de top drie van de wereld staat. Volgens Van der Graaf is dat geen positie om trots op te zijn: ‘Het betekent dat de bank meestal bijna alles terugkrijgt bij een faillissement en gewone ondernemers bijna altijd met lege handen staan.’

Door de ingediende amendementen van Van der Graaf worden er verschillende wijzigingen in de wet doorgevoerd. Zo gaat de zogenoemde cash out eruit. Schuldeisers hebben niet langer recht om contant geld te eisen. Dat is belangrijk, omdat banken de reorganisatie met de eis om contanten onder druk konden gaan zetten en zo een groter stuk van de taart naar zich toe zouden kunnen gaan trekken ten koste van de andere schuldeisers: de fiscus én ondernemers. Daarnaast komt er een minimumbescherming van 20%, zodat onbeschermde MKB-ondernemers met meer vertrouwen een reorganisatie van vaak grotere bedrijven tegemoet kunnen zien, zonder de angst dat ze met geheel onbetaalde rekeningen blijven zitten. Een derde amendement verkleint het risico dat de WHOA strategisch wordt ingezet om schuldeisers af te schrijven en zorgt ervoor dat er meer voor hen overblijft.

Elke wijziging die Van der Graaf door wilde voeren bleef niet onopgemerkt. Vanaf het begin leverde dit massaal verzet op vanuit de kleine, maar kapitaalkrachtige wereld van advocaten en banken. “Het is een intensief proces geweest. We hebben alles op alles moeten zetten om dit voor elkaar te krijgen, want er werd een flinke tegenlobby gevoerd. Ik ben blij met de stappen die zijn gezet. De ChristenUnie wilde sociale rechtvaardigheid toevoegen aan deze wet, en aan toekomstige faillissementswetgeving. En dat is misschien nog wel de grootste winst van mijn aangenomen amendementen. Dat in de toekomst bij nieuwe wetgeving om het oude omvangrijke faillissementsrecht te vernieuwen een eerlijker balans wordt aangebracht tussen enerzijds banken en anderzijds schuldeisers uit het midden- en kleinbedrijf. Het gebeurt nu te vaak dat zij naar hun geld voor bijvoorbeeld geleverde goederen of diensten kunnen fluiten. Dit probleem wordt naar verwachting de komende tijd alleen nog maar groter. De coronacrisis raakt onze bedrijven hard, zij worden minder waard en zo blijft er de komende jaren bij reorganisaties nog minder over om te verdelen over de schuldeisers. Dat maakt deze aangenomen amendementen alleen maar relevanter.”