Het belang van de Grondwet kwam in 2020 en in 2021 niet alleen tot uitdrukking door de Cornona-pandemie. Ook de Nederlandse rechtsstaat schudde op haar grondvesten.

In December 2020 publiceerde de Tweede Kamer-onderzoekscommissie van Dam het rapport ‘Ongekend Onrecht’ over de Kinderopvangtoeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Het oordeel van commissie was snoeihard.

Bewindslieden, Tweede Kamerleden, rechters, ambtenaren, allemaal negeerden ze de noodkreten van ouders die om hulp vroegen toen ze gedwongen werden kinderopvangtoeslagen terug te betalen. Ouders werden willens en wetens als fraudeurs aangemerkt en door de overheid in de ellende ondergedompeld.

Ouders werden geselecteerd op grond van hun buitenlandse achternaam, op grond van dubbele nationaliteit, of omdat ze hoorden bij een kinderopvangbedrijf van iemand met een biculturele achtergrond.

Allemaal redenen die indruisen tegen artikel 1 van de Grondwet.

De Grondwet, artikel 1 voorop, geldt ook voor de overheid. De overheid moet het goede voorbeeld geven. Maar jaren achtereen heeft zij dat niet gedaan. De regels van de rechtsstaat werden met voeten getreden. Ouders verloren hun vertrouwen in de eerlijkheid en redelijkheid van de overheid. Na publicatie van het rapport heeft de regering financiele compensatie in het vooruitzicht gesteld om ouders die slachtoffer van de overheid zijn geworden, uit de brand te helpen. Dat is een stap in de goede richting. Het hele kabinet is afgetreden. Maar het vertrouwen in de rechtsstaat is daarmee nog niet hersteld. Daar is meer voor nodig, onder andere het geloof dat de politici, rechters en ambtenaren leren van de gemaakte fouten. Dat zij lessen trekken voor de toekomst en dat zo’n grove schending van burgerrechten niet nog eens zal voorkomen. Dat geloof wordt op de proef gesteld, nu de compensatie van de slachtoffers pijnlijk traag verloopt.

Toen ik het rapport ‘Ongekend Onrecht’ las, moest ik aan Ien Dales en haar handtas denken. Ze gebruikte die om journalisten van zich af te meppen en riep: ‘Laat mij er eens door, verdikkeme!’ Ik weet zeker dat als Ien Dales minister was geweest ten tijde van de Toeslagenaffaire, zij niet had weggekeken en niet haar handen had opgeheven en geroepen: ‘Sorry, ik heb het niet gezien, ik wist het niet.’

Ze had vast haar handtas gebruikt om het onrecht dat ouders door de overheid werd aangedaan, van zich af te meppen. Ongetwijfeld had zij politieke verantwoordelijkheid genomen en was ze afgetreden om aan de samenleving te laten zien dat een zo groot onrecht, door de overheid moedwillig aan burgers berokkend, niet zonder politieke gevolgen kon blijven.

Maar Ien Dales stond natuurlijk om veel meer bekend.