Recentelijk (25 mei en 10 augustus jongstleden) zijn wij beëdigd tot demissionair staatssecretaris in het huidige demissionaire kabinet. Een grote verantwoordelijkheid, in een bijzondere situatie.

Vanwege die bijzondere situatie is bij de eerste benoeming reeds uitgezocht hoe deze zich wettelijk verhoudt tot het

Kamerlidmaatschap. Het advies was dat er geen sprake is van

onverenigbaarheid van functies, zoals u ook schrijft in uw brief van 30 augustus jongstleden.

Inmiddels is hierover toch een discussie ontstaan. Daarom is de Raad van State om advies gevraagd. De Raad van State stelt dat niet kan worden geconcludeerd dat voortzetting van ons Kamerlidmaatschap in strijd is met de Grondwet. Tegelijkertijd acht zij de gang van zaken in onze situatie uit grondwettelijk oogpunt ‘ongelukkig’. De Raad van State adviseert om de wet op dit punt te verduidelijken. Dit gegeven brengt ondergetekenden ertoe hun Kamerzetel per direct op te geven.

Een debat in de Kamer kan dan gaan over de fundamentele vraag die de Raad van State stelt in haar evenwichtige advies over het toetreden van Kamerleden tot een demissionair kabinet, niet over onze drie individuele benoemingen.

Het was een groot voorrecht en genoegen Kamerlid te mogen zijn.