Deze bovenstaande prioriteiten heb ik ook genoemd in mijn brief aan de verkenners. Ook heb ik daarin gewezen op de noodzaak van een vernieuwing van de politieke cultuur. Naar aanleiding van het debat en de opdracht waar u nu voor staat, wil ik daar in deze brief meer duiding aan geven. Eén van de problemen die ik signaleer, is dat er te weinig echt politiek debat plaatsvindt over de onderwerpen die er werkelijk toe doen.

De afstand tussen coalitiefracties en kabinet is kleiner geworden, waarmee de afstand tussen coalitie en oppositie is toegenomen. Politieke afspraken worden vooraf op een te gedetailleerd en instrumenteel niveau gemaakt. De rol van het parlement moet worden versterkt, waarbij er meer ruimte moet zijn voor gewijzigde inzichten over de uitvoerbaarheid of effecten van beleid en voor goede ideeën uit samenleving en parlement. Of die nu via een coalitie- of een oppositiepartij in het debat worden gebracht: een goed idee is een goed idee. De aanbevelingen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel zijn een goed uitgangspunt om de parlementaire democratie toekomstbestendig te maken.

Daarnaast staat de publieke verantwoording onder druk. Er zijn te veel voorbeelden uit de afgelopen jaren, waarbij pas na te lang doorvragen door media en parlement aan het licht kwam wat er werkelijk gebeurd was. Een gebrek aan heldere, juiste en volledige informatie voedt het wantrouwen tussen Kamer en kabinet. De Kamer moet zich te vaak richten op het achterhalen van wat er werkelijk is gebeurd. Kabinet en Kamer dienen zich er beide van bewust te zijn dat kennis van de waarheid een startpunt is voor verbetering. Hiervoor moet de informatievoorziening aan de Kamer verbeteren. Op de Kamer rust dan de verantwoordelijkheid deze informatie te gebruiken om te leren van gemaakte fouten en het beleid voor mensen te verbeteren.

Daar komt bij dat de overheid steeds strenger wordt voor burgers die fouten maken. De politiek lijkt andere normen te hanteren voor burgers, dan voor zichzelf. Vaak gaat het over het vertrouwen van burgers in de overheid, maar een groot probleem is ook dat de overheid te weinig vertrouwen heeft in burgers. Wie een fout maakt wordt te snel gezien als fraudeur. De combinatie van complexe, vaak wijzigende regelgeving, te weinig aandacht voor de uitvoering van beleid en belemmeringen in de toegang tot de rechtspraak, holt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van burgers uit. Dit terwijl de overheid zelf onvoldoende uitvoering weet te geven aan rechterlijke uitspraken, zoals de Urgenda-uitspraak en het stikstofarrest. Een betrouwbare overheid dient zich tenminste zelf aan wetten en regels te houden. Hierbij past ook toetsing van wetten aan de Grondwet.

Meer aandacht voor de menselijke maat, investeren in een meer persoonlijke dienstverlening en ruimte en waardering voor professionals in de uitvoering, conform de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties is nodig, evenals een versterking van de rechtsbijstand. Ook de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag benadrukt het belang van vermindering van complexiteit, meer ruimte voor maatwerk, meer oog voor de menselijke maat en het voorkomen van financiële prikkels voor fraudebestrijding. De aanpak van racisme en discriminatie verdient daarbij bijzondere aandacht, zoals de toeslagenaffaire pijnlijk illustreerde.

In het debat van 1 april jl. heb ik uitgesproken dat het van belang is dat de noodzaak tot verandering bij iedereen doordringt. Dat het nodig is dat politici in woord en daad laten zien te willen en kunnen breken met ingeslepen gewoonten uit het verleden. Dit zal noodzakelijk zijn voor herstel van vertrouwen. Een vernieuwing en verbetering van de politieke cultuur vraagt inspanning van ons allen. In het kabinet en in de Kamer, in de coalitie en in de oppositie. De komende weken moeten uitwijzen of er voldoende vertrouwen kan ontstaan dat deze vernieuwing vorm zal krijgen.