“Ik ben een kind van gastarbeiders. Mijn ouders kwamen beide in de jaren 60 naar Nederland. Mijn moeder in 1968, na mijn vader, met drie kinderen; mijn zus en twee broers. Als enige van het gezin ben ik in Nederland geboren. Mijn jeugd was goed. Ik heb twee ondernemende ouders: van het runnen van pensions tot cafés en het organiseren van evenementen.”

“Ik herinner me een bijzondere ervaring op school: ik kreeg te horen dat ik wel veel vragen stelde in de klas. Of ik dat wat minder kon doen. Ik was een kritisch kind. Op mijn 12e kreeg ik als schooladvies lbo, een voorloper van het hedendaagse vmbo. Ondertussen zat mijn zus op de filmacademie. Ze was feministisch, activistisch en erg betrokken bij mijn leven en schoolloopbaan. Toen zij van mijn schooladvies hoorde, wilde zij ‘wel even met het schoolhoofd praten’. Mijn zus vond dat ik moest gaan studeren, maar het schoolhoofd adviseerde anders. ‘Je kunt beter een beroep leren, een vak’ vond hij. ‘Als je straks weer teruggaat naar je thuisland, heb je daar niks aan je studie.’ Ook dit moment is mij bijgebleven. Het was gek om te horen dat ik een ander thuisland zou hebben dan Nederland. Het waren goede intenties van het schoolhoofd: in die tijd was het een gangbare gedachte dat kinderen van gastarbeiders weer terug zouden gaan. Hij bedoelde het niet slecht.”