De quorumregeling komt voort uit artikel 67 van onze Grondwet. En stelt dat de Tweede Kamer en Eerste Kamer alleen kunnen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal leden ter vergadering aanwezig is. Het idee hierachter is helder: het is ongewenst wanneer besluiten tot stand komen met minder dan de helft van de Kamerleden, wegens gebrek aan legitimiteit. 

De interpretatie van ‘aanwezigheid’ blijkt in de praktijk nogal fluïde. In de Tweede Kamer zijn plenaire debatten tussen een handjevol Kamerleden en een bewindspersoon aan de orde van de dag. Ook in de Eerste Kamer wordt plenair regelmatig ‘beraadslaagd’ terwijl minder dan de helft van de aanwezige senatoren fysiek in de zaal zit. Dat is ook wel zo praktisch. Het is productiever om tegelijkertijd in commissies of op de fractiekamer aan het werk te zijn, dan urenlang toehoorder zijn van een soms behoorlijk specialistisch debat. 

Om vast te stellen of meer dan de helft van de leden formeel aanwezig is, wordt in beide Kamers bijgehouden of de leden zijn ‘ingecheckt’. In de Tweede Kamer digitaal, in de Eerste Kamer nog op papier. Bij aankomst zet iedere senator een handtekening. In de praktijk is het in beide Kamers mogelijk om direct na het zetten van de krabbel weer te vertrekken. Voor het quorum tel je merkwaardig genoeg toch de hele dag mee als ‘aanwezig’. In de Tweede Kamer zorgt acuut hoofdelijk stemmen regelmatig voor hectiek, wanneer Kamerleden afwezig blijken. In de Eerste Kamer is hectiek zeldzaam. De senaat vergadert slechts één dag per week. En stemmingen over wetten en moties vinden in de regel een week na beraadslaging plaats. 

In de huidige coronacrisis blijken beide Kamers te lijden aan ‘quorumkramp’: aanwezigheid van de helft plus één moet formeel worden vastgelegd. En dus reizen op vergaderdagen tientallen Kamerleden vanuit alle uithoeken van Nederland op en neer naar het Binnenhof om ‘s ochtends hun (digitale) krabbel te zetten. Prompt daarna gaan ze weer huiswaarts en voert een beperkt aantal van hun ambtsgenoten later die dag het plenaire debat.

Deze bureaucratie is gênant en zorgt bovendien voor onnodige risico’s voor de volksgezondheid. In een tijd dat iedere Nederlander wordt geadviseerd niet onnodig te reizen en om thuis te blijven en besmettingsgevaar voor henzelf, hun naasten en anderen te beperken, reizen tientallen parlementariërs heen en weer voor slechts het zetten van een handtekening. De enige wezenlijke besluiten die dinsdag voorliggen zijn verder het economisch noodsteun pakket en de wet digitaal stemmen voor decentrale overheden. Voor beide lijkt unanieme steun in beide Kamers. 

Conclusie: de toepassing van het vergaderquorum tijdens de coronacrisis dient op geen enkele wijze het oorspronkelijke doel van de wetgever: legitimiteit van besluitvorming. Sterker: de rigide toepassing levert onnodige besmettingsrisico’s op. Beide Kamers geeft daarmee een bijzonder slecht voorbeeld aan de samenleving van de ernst van de gezondheidsrisico’s.

Star vasthouden aan het vergaderquorum is ook niet nodig. Wij zien meerdere mogelijkheden om èn democratisch te besluiten èn de veiligheid in acht te nemen.

Ten eerste praktisch: Het fysiek tekenen van de presentielijst door 38 senatoren, waarvan de meerderheid direct weer huiswaarts gaat. Zodat 14 van hen plus voorzitter ‘s middags kunnen debatteren en besluiten. Dat staat op zichzelf al op gespannen voet met artikel 67 van de grondwet. Als dat wordt geaccepteerd, dan is de stap dat er digitale quorum-handtekeningen worden ingestuurd, in plaats van fysiek heen en weer reizen, slechts een kleine wijziging. Op de dag zelf kan verificatie plaatsvinden door de Kamerleden (met beeld) te bellen.

Ten tweede staatsrechtelijk: Op grond van het zogenaamde parlementaire staatsnoodrecht kan in uitzonderlijke gevallen namelijk worden afgeweken van wettelijke voorschriften die de continuïteit van het parlement belemmeren. Het moet dan wel gaan om een uiterste noodzaak en de maatregelen mogen niet verder gaan of langer duren dan noodzakelijk. Dat lijkt ons onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden legitiem. 

Het ligt daarom voor de hand dat beide Kamers besluiten het vergaderquorum gedurende de coronacrisis tijdelijk buiten toepassing te verklaren. Van belang is dat zij dat besluit periodiek heroverwegen en na afloop van de crisis de uitzonderlijke omstandigheden, de genomen besluiten èn het eigen handelen goed evalueren. Hopelijk kan dan laatste weer snel. En dan ook weer in traditionele parlementaire setting.