Als Nederland meedoet met militaire missies in andere landen, dan gaat dat altijd gepaard met het risico dat er slachtoffers vallen. Dat kan ‘de vijand’ zijn, maar ook Nederlandse militairen of onschuldige burgers die in het strijdgebied wonen. Denk aan Mali, waar twee Nederlandse soldaten omkwamen, of Srebrenica, waar onder onze machteloze ogen duizenden bewoners werden afgeslacht.Dezer dagen was er veel te doen over de Syrische plaats Hawija. Daar vielen bij een bombardement in de strijd tegen IS ongeveer 70 slachtoffers, mede door de inzet van Nederlandse straaljagers. Dat gebeurde toen een fabriek werd geraakt waarin explosieven lagen opgeslagen, veel meer dan bekend was. De Tweede Kamer heeft daar al ettelijke keren over gedebatteerd. Voor de SGP stond na de vorige debatten de vraag nog open: hoe kunnen we dit soort drama’s in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen. Feit is dat we nu weten dat er in de communicatie rondom het bombardement nogal wat mis was, wat zich weer vertaalde in een gebrekkige informatievoorziening van de regering naar de Tweede Kamer. De les die de SGP trekt uit de schrijnende gebeurtenissen in Syrië: onze informatie- en inlichtingenpositie moet voortaan op orde zijn. Dat geldt voor de inzet van onze mensen en ons materieel, maar ook binnen de regering en tussen ministers en Tweede Kamer. Stoffer diende daarover een motie in. Hieronder de bijdrage van kamerlid Chris Stoffer én daaronder de motie die hij tijdens het debat indiende. “Wij staan achter onze militairen. (..) Het is tragisch als burgerslachtoffers vallen, maar die fabriek is niet voor niks ontploft zoals die ontploft is. Dat betekent dat er heel veel gevaarlijk spul opgeslagen lag waarmee duizenden en duizenden mensen hadden kunnen worden omgebracht.”De SGP-fractie beaamt deze slotwoorden van onze premier tijdens het debat van 27 november jl. Ook het debat van vandaag voeren wij in de schaduw van de terreur van IS. Zoals een van de slachtoffers het zei: niet Nederland, maar IS draagt schuld.Toch ziet de SGP-fractie ook vandaag aanleiding tot een aantal urgente vragen aan de minister van Defensie. Deze vragen richten zich op twee hoofdpunten:- het voorkomen van burgerslachtoffers- de informatiepositie van de regering en het parlement.I. Voorkomen burgerslachtoffersMijn eerste vraag: kan het parlement erop vertrouwen dat echt alles gedaan is en wordt om burgerslachtoffers in de toekomst te voorkomen?Is het huidige targeting proces daar optimaal voor ingericht?Wij begrepen dat de Nederlandse rode kaart-houder inzake Hawija wel beschikte over informatie vanuit de CDE-methodologie en het aanvullende onderzoek naar secundaire explosies.Maar hij beschikte niet over een extra onderzoek en waarschuwing van de CIA over het risico op burgerslachtoffers.Zou de procedure niet anders moeten worden ingericht, bijvoorbeeld door het reële risico op secundaire explosies onderdeel te maken van de CDE-methode?II. Informatiepositie regering en parlementTen tweede zit de SGP-fractie dwars dat het in deze belangrijke kwestie zo lang heeft moeten duren om duidelijkheid te krijgen over wat er nu aan de hand was.Dat geldt klaarblijkelijk voor het departement en voor de regering zelf;maar dat betreft daarmee óók de informatievoorziening aan de Tweede Kamer.Het parlement móet gewoon snel en accuraat helderheid kunnen krijgen over dit soort ernstige aangelegenheden!Dit alles vraagt in de kern om een goede eigen informatiepositie.Hetzij via bondgenoten; hetzij via eigenstandige informatievoorziening.- Beaamt de minister dat de samenwerking met de VS, zowel voor als na wapeninzetten, beter zou kunnen en moeten?- Hieraan gerelateerd: is Nederland voldoende in staat om waar nodig zelf inlichtingen te vergaren?Het is uiteraard onmogelijk om in coalitieverband alles zelf te doen. Maar hebben we voldoende basisvermogen, ook op inlichtingenvlak, om zelf (nader) onderzoek te doen wanneer daar aanleiding toe is? Of vergt dit (extra) investeringen?LeervermogenVoor de SGP-fractie is van groot belang dat ons land hierin ‘leervermogen’ toont. Qua targeting proces. Qua inlichtingenvergaring en –deling samen met bondgenoten. En qua informatiestromen, zowel intern als voor een goede verantwoording richting het parlement. Ik herhaal: bij Nederlandse deelname aan missies waar burgerdoden kunnen vallen móet onze informatiepositie op orde zijn. Dat begint bij degene die het besluit moet nemen over aanval inzetten of niet. Hij moet niet alleen uitgaan van een ‘steriele’ technische berekening, maar juist ook informatie meenemen met oog op het reële gevaar op burgerslachtoffers. Maar dat is ook nodig binnen de regering en voor het informeren van de Kamer.Tot slotVoorzitter, ik sluit af zoals ik ook begonnen ben. De terreurdaden van IS smeekten om recht en veiligheid. Nederlandse diplomaten en militairen, ook binnen onze inlichtingendiensten en onze Luchtmacht, zetten zich met hart en ziel in voor die vrede en veiligheid. Zij verdienen ons grootste respect.Motie-Stoffer:De Kamer,gehoord de beraadslaging,overwegende, dat bij Nederlandse deelname aan militaire missies er alles aan gedaan moet worden om onschuldige burgerdoden te voorkomen;overwegende, dat daartoe de Nederlandse informatie- en inlichtingenpositie op orde moet zijn ten behoeve van de militaire beslisser(s) maar ook binnen de regering en met het oog op het informeren van het parlement;verzoekt de regering, actief te investeren enerzijds in verbeterde samenwerking met bondgenoten zoals de Verenigde Staten, en anderzijds in een gedegen eigenstandige inlichtingenvergaring waar nodig;verzoekt de regering tevens, waar nodig en waar mogelijk het ‘doelontwikkelingsproces’ aan te passen ten aanzien van het optimaal benutten van informatie over het reële gevaar van secundaire explosies en burgerslachtoffers,en gaat over tot de orde van de dag.Stoffer