Eigen defensiepolitiek EU

Nu is er al langer een militarisering van de EU gaande. Sinds 2004 treedt Frontex, de Europese grens- en kustwacht, op bij de bewaking van de buitengrenzen. De organisatie heeft steeds meer militaire trekken gekregen en werkt aan de zuidgrens om het aantal vluchtelingen te beperken. Ook het budget van Frontex wordt fors verhoogd in de komende acht jaar.

Met betrekking tot een militaire buitenlandse politiek heeft de EU in 2016 een eigen wereldwijde strategie opgesteld: The EU Global Strategy. De laatste anderhalf jaar regent het plannen om invulling te geven aan deze strategie voor een eigen buitenlandse en militaire politiek. Te denken valt aan het Europees Defensiefonds, de Europese Vredes­faciliteit en PESCO, dat staat voor permanente gestructureerde samenwerking. De nieuwe EU-plannen zijn gericht op de versterking van de wapenindustrie. Deze moeten ervoor zorgen dat met name de West-­Europese wapenindustrieën hun invloedssferen en militaire belangen kunnen uitbreiden.

De nieuwe EU-plannen brengen echter drie problemen met zich mee. De EU is in de eerste plaats nooit als militaire macht bedoeld, maar als vredesproject na de Tweede Wereldoorlog. Ten tweede bestaat er binnen de EU grote verdeeldheid over de uitvoering van deze plannen. In de derde plaats zijn ze praktisch onuitvoerbaar.

De grote denktanks International Institute for Strategic Studies (IISS) en Deutsche Gesellschaft für Auswärtige Politik (DGAP) hebben onlangs samen, in november 2018, een rapport uitgebracht over de stand van zaken van de Europese militaire politiek. Ze stellen dat de doelstellingen zoals die in 2016 zijn geformuleerd in de Global Strategy voor 2030 niet kunnen worden gehaald. Dat betekent dat de EU, ondanks de miljarden die er in worden gestopt, geen autonome, zelfstandige, militaire EU-macht zal zijn in de komende tien tot twaalf jaar.

Dit scenario houdt wel in dat er onder NAVO-leden een grote discussie zal losbarsten over de band met de VS, over de politieke betekenis van militarisering van de EU, en over de vergeefse kansen om – voorlopig – een alternatief voor de NAVO te zijn. Dat betekent ook dat er aanleiding is voor veel politieke spanningen. En dat de hoop op een nieuwe veiligheidsorganisatie die democratische waarden hoger in het vaandel heeft staan dan economische belangen klein is.

Grote rol voor VN en OVSE

Precies tien jaar geleden bracht Spanning een nummer uit ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de NAVO. In het hoofdartikel van dat themanummer pleitte SP-­buitenlandwoordvoerder Harry van Bommel voor mondiale samenwerking om wereldwijd stabiliteit, vrede en veiligheid te bewaken en te beschermen. Het NAVO-bondgenootschap zou daartoe ondergeschikt moeten worden gemaakt aan de Verenigde Naties. De SP wilde ook toen al dat de NAVO de nucleaire doctrine liet varen, omdat deze niet bijdraagt aan het behoud en het bevorderen van vrede en veiligheid. Alle Amerikaanse kernwapens op ons grondgebied moesten retour gezonden worden. De afgelopen tien jaar hebben het plan voor mondiale samenwerking voor vrede en veiligheid niet dichterbij gebracht. Integendeel. Terwijl door de toenemende spanningen binnen de NAVO en tussen verschillende grootmachten een wereldwijd vredessysteem juist meer dan ooit vereist is. Zo niet dan dreigt groot onheil. De samenwerking met grootmachten over de hele wereld moet gewaarborgd worden door, en vastgelegd worden in, afspraken in de VN. Dat moet beslist een hervormde VN zijn. In Europa zou de OVSE moeten gelden als basis voor versterkte samenwerking voor veiligheid. Hiertoe kunnen belangrijke stappen gezet worden die Europa veiliger maken. De uitbouw van de OVSE kan het gevolg zijn van een ‘nieuwe Oostpolitiek’ die nadrukkelijk zoekt naar een uitweg uit de spanningen met Rusland. Net als dat begin jaren zeventig het geval was, toen de West-Duitse regering onder leiding van de sociaaldemocraat Willy Brandt een gelijknamige politiek van ontspanning volgde ten aanzien van de Sovjet-Unie en de DDR. Politieke toenadering tot Rusland is van zeer groot belang en een nieuwe Oost­politiek is hard nodig om vrede en veiligheid in Europa te waarborgen.

Als actuele tussenstappen gelden daarbij gezamenlijke actie in alle kernwapenlanden in West-Europa om kernwapens van het grondgebied te verwijderen, een gezamenlijk streven om geen militaire oefeningen met kernwapens te houden, een einde aan de Nederlandse deelname aan de permanente NAVO-oorlog in Afghanistan, bevriezen van het aantal leden van de NAVO, en het niet voldoen aan de 2-procentsnorm voor defensie-uitgaven. Idealiter moet een grote internationale vredesbeweging de druk op dit programma bewerkstelligen, hoewel een dergelijke beweging nu nog ver weg lijkt. Met die druk moet een eroderende NAVO en een worstelende EU een alternatief worden geboden.