Een mooi artikel over ons aankomende raadslid Hendrik Hakvoort. (bij de foto's het originele artikel): MAANDAG 22 JULI 2019 Elke zondagmiddag om half drie trekt Hendrik Hakvoort de deur van zijn huis aan de Nieuw-Guineastraat achter zich dicht. De dijk op, even later via het watervalletje het Urkerbos in richting Westermeerweg en dan vanaf de schaapskooi langs de dijk terug naar Urk. „Om tien over vier ben ik weer thuis. Snel douchen en naar de kerk.” In dat ruime anderhalf uur zet Hendrik al- les weer op Z'n plek. „Ik luister muziek. Bruce Springsteen, Damian Rice, Neil Young. Dat soort artiesten. Ze vertellen verhalen tegen me. En zo passeert alles van die week nog een keer de revue en valt het op z'n plaats. Ik krijg energie van die wandeling en merk dat ik er weer tegen kan.” Thuis kan alleen echtgenote Trudy zien hoe hard het onderweg gestormd heeft. En doordeweeks ook, als hij elke dag wel even de dijk opzoekt. „Die dijk, dat is wat. Ik ben geboren in het Oude Dorp, maar in 1958, ik was een jaar oud, zijn we hier al komen wonen. Vanuit mijn huis kijk ik op de dijk en aan de IJsselmeer- kant is het beeld elke dag anders, Dat uitzicht verveelt nooit.” Hendrikis nog niet de oudste bewoner van de straat, maar hij kan zo een-twee-drie niet bedenken wie er langer woont dan hij. Zijn jeugd was een mooie tijd. Het barretje op zolder was waar hij vrienden Klaas Jelle Bakker, Willem Bakker en Jan de Boer zag. Ze hadden een ei- gen bandje: Daisy Paranoid. In alle barretjes dronken ze op de pof en als de rekening te hoog werd, kwamen ze een keer optreden. Op z'n zestiende ging hij aan de slag op de uienfabriek van Van der Reest, aan de Domineesweg. Scheepswerf Metz „Ik woonde nog thuis, alleen met mijn va- der Teunis. Toen die plotseling overleed, ben ik in het huis blijven wonen en ik trouwde met Trudy. Ik had het prima naar mijn zin in de uien, totdat mijn broer Evert op een verjaardag eens vroeg of ik niet net als hij bij Scheepswerf Metz wilde komen werken. Ik zei geen nee en prompt werd ik de dag erop gebeld door directeur Albert Metz.” De redacteuren van Het Urkerland zoeken deze zomer opnieuw naar grote en kleine verhalen. Ze trekken de wandelschoenen aan, gaan op stap met lezers van de krant, en luisteren naar hun verhalen. Juichen in het bos Bijna-raadslid begeleidt tbs-patiënten Hendrik weet het zeker: als de werf in 2004 niet failliet was gegaan, dan had hij er nog steeds rondgelopen. „Het was een uniek bedrijf. Ik kon mezelf er echt ontplooien. Albert Metz vond het belangrijk dat we ons bleven ontwikkelen en zo volgde ik allerlei cursussen. Ik merkte daar ook dat ik goed ben met mensen. Mijn broer spotte altijd: je zult het met je mond moeten verdienen want echt handig ben je niet.” Helemaal onverwacht kwam het faillissement niet, maar toch was het een harde klap. „We waren aan het werk op een kotter in Zeeland toen we gebeld werden. We moesten alles laten vallen en meteen terug komen. Juist op dat moment was ik bezig met de voorbereiding op het afstaan van een nier aan mijn zoon Klaas. Hij was toen zeventien jaar en dialyseerde al enkele jaren.” De zware operatie ging door. Klaas kwam er goed doorheen, maar Hendrik merkte dat het herstel extra lastig was door alle stress. Via een uitzendbureau kon hij aan de slag op een werf in Kampen. Mooi werk, maar zonder uit- zicht op vastigheid. En toen kwam de dag dat hij solliciteerde op een baan in een tbs-kliniek in Utrecht. Vijf moorden „Ze zochten iemand die de mensen daar begeleidde bij werkzaamheden. Ik had geen idee wat tbs nou precies inhield en toen ik de baan kreeg, stapte ik er dus totaal blanco in. Dat veranderde snel. Op een van de eerste dagen moest ik iemand helpen met lassen. Ik bekeek zijn dossier en zag dat hij vijf mensen had ver- moord. Daar stonden we dan, met een lasapparaat en een voorhamer binnen handbereik. Ik zweette tot aan mijn grote teen. Maar tot mijn verrassing merkte ik dat het een man was met wie ook een gewoon gesprek te voeren was.” Die ontdekking was het begin van een door- braak voor Hendrik. „Ik dacht eerst misschien wel net als het gros van de mensen. Criminelen zijn slechte mensen en je moet ze hard straffen. Dat is het enige dat helpt. Maar ik ontdekte dat een moordenaar niet de hele dag een moordenaar is. En dat er altijd, bijna altijd, een heel verhaal achter zit. Jongens zijn van jongs af aan in een hoek getrapt, hebben nooit kansen gekregen en vaak maar weinig opleiding. Nooit eens iemand die zei: ‘Wat heb je dat goed gedaan’. Nooit liefde. En dat heeft elk mens toch keihard nodig? Ik besefte ook dat elke crimineel ooit als hulpeloos kind ter wereld is gekomen. Ook van hem werd gezegd: wat een mooi kind. Maar ergens onderweg is er iets mis gegaan.” „Het is heel simpel: we kunnen mensen lang en hard straffen, maar er komt een moment dat ze weer op straat komen te staan. Als we dan alleen maar gestraft hebben, dan komen ze echt niet beter uit de gevangenis dan ze erin zijn gegaan, waarschijnlijk juist slechter. We hebben de kans om deze mensen een stap verder te helpen. Ik heb jongens gezien die in de gevangenis een lasdiploma verdienden. Ze straalden! Eindelijk hadden ze iets bereikt.” ‘De rechter heeft ze al gestraft’ Hendrik kwam al snel dichterbij te werken, in Almere Binnen, de gevangenis. Sinds een jaar zit hij weer in een tbs-kliniek, ook in Almere. „De mensen waarover je in de krant leest, die zitten bij ons. Maar bij ons zijn ze geen crimineel. De rechter heeft ze al gestraft. In de kliniek komen ze voor behandeling. We noemen ze altijd patiënten.” Iedereen weet dat Hendrik een Urker is. Kan ook niet anders. Op ontspanningsavonden hijst hij soms een boomlange Surinamer in klederdracht, Jaap Bakker werd al eens uit- genodigd en geregeld gaat er vis mee. „Er zijn mensen van wie ik weet dat ik ze er een groot plezier mee doe. Als je dan in het weekend een paar visjes over hebt, dan neem je die toch mee? Zo is er ook een patiënt die ik heel erg blij maak met de zaterdagbijlage van de Trouw. Heel vaak zie je een ontwikkeling. Patiënten komen binnen en zijn boos, stil, teruggetrokken, lichtgeraakt. Maar als ze merken dat ze als mens benaderd worden, dan verandert er wat. Bijna altijd werkt het zo. En die paar anderen? Soms zie je echt iets van het pure kwaad in mensen. Dat is heftig.” Normaal gesproken gaat het er bijna gezellig aan toe op de kliniek. Mannen werken met elkaar, vullen de dagen, proberen een gezond ritme aan te wennen. Soms is het zelfs dikke pret. „Maar uiteraard blijven we ons er altijd van bewust dat de stemming in een seconde kan omslaan. De één is gemoedelijk, de ander kan flippen als hij één keer ‘nee’ hoort. De één wil zoveel mogelijk onzichtbaar blijven, de ander zoekt voortdurend de grens op.” „Je leert mensen en situaties lezen. Ongewild neem je dat ook mee naar huis. Ben ik op een bruiloft, dan betrap ik mezelf er op dat ik zit te bedenken wat er gebeuren moet als twee mensen met elkaar gaan vechten, ook al zitten die gewoon rustig aan tafel. Of ik zie iemand en denk: jij verbergt iets.” Enkele jaren na zijn carrière-switch moest Hendrik een zware hartoperatie ondergaan. „Een erfelijke afwijking waardoor er te weinig bloed naar mijn hart stroomde. Na de operatie werd je automatisch aangemeld voor een revalidatietraject, zowel lichamelijk als men- taal. Maar de psycholoog was al snel klaar met me: Jij redt het wel’. Toen ze zagen dat ik, lichtelijk bezweet, naar de revalidatieafspraak in Emmeloord was gefietst, was dat onderdeel ook snel klaar.” „Mijn conditie is uitstekend. Ik maak fiets- tochten met de jongens en regelmatig lange wandelingen. Ik bruis van de energie en daarom kon ik ook geen nee zeggen toen ik werd gevraagd om in de gemeenteraad te komen, als Anja Keuter aan het einde van dit jaar stopt. Gemeentebelangen is immers toch de partij van mijn schoonvader (Klaas Luut Koffeman, red.) en die partij moet gewoon overeind blijven. Opkomen voor de gewone man, dat was altijd het doel en daar ga ik vro- lijk mee door.” Trapje in plaats van dik rapport We zijn bijna terug. Tegenover zijn huis gaan we de dijk weer over en dan wijst Hendrik op het trapje: „Dikke bestemmingsplannen door- spitten laat ik in de politiek graag aan anderen over, maar hier zet ik me graag voor in. Langs deze trap moet immers gewoon een leuning komen? En die ongelijke treden, dat kan toch ook niet? Ouderen uit de buurt durven nu de dijk niet meer over.” Zijn vaste wandeling kost Hendrik ongeveer een uur en veertig minuten. Of hij nu voor zijn gevoel flink doorstapt of diep in gedachten is verzonken. Het mooiste stukje ligt helemaal achterin het bos. Vanaf de ingang bij de Westermeerweg. „Hier kom je nooit iemand tegen. Soms kan ik me hier plotseling zo gelukkig voelen. Dan kijk ik eerst even om me heen, maak een paar gekke sprongen in de lucht en juich het uit.”