Onder Utrechtse boeren is veel belangstelling om kleine windmolens (tot 20 meter ashoogte) te plaatsen. In de regio waren twee informatieavonden die snel vol zaten. Dit type windmolen krijgt veel aandacht. De belangstelling voor duurzame energie neemt toe. Men ziet bovendien in dat zonne-energie en een biovergister niet voor iedere melkveehouder een oplossing is. Een kleine windmolen is ook ideaal voor het elektriciteitsnetwerk. Het is een goede aanvulling op zonnepanelen. Windmolens leveren vooral in de nacht en in de winter, op momenten dat er geen zonnestroomproductie is. Dit helpt de sector om in 2020 een kwart van de elektra te verbruiken van 2014 door besparing en duurzame energie. Dit klinkt wat de PCG betreft veelbelovend, de sector pakt zelf de handschoen op. Zijn de provinciale en de gemeentelijke regels een sta in de weg of is er voldoende beleidsruimte om kleine windmolens te plaatsen? Nu met antwoorden van de Wethouder.

Veel boeren hebben interesse in het plaatsen van een kleine windmolen (met een ashoogte tot 20 meter) op hun grondgebied. Ook de provincie Utrecht en de Gebiedscoöperaties zetten in op kleine windmolens tot twintig meter als onderdeel van het traject energieneutrale Melkveehouderij in Utrecht. Wat zijn de mogelijkheden volgens het huidige provinciale beleid?

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016) (hierna: PRV) heeft duidelijk omschreven regels over dit onderwerp;

artikel 3.13 Windturbines landelijk gebied

1. Als ‘Windturbines landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.

2. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Windturbines landelijk gebied’ kan bestemmingen en regels bevatten die de realisatie van windturbines tot een ashoogte van 20 meter toestaan onder de voorwaarde dat de windturbines worden geplaatst op bestaande bouwpercelen.

3. De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Windturbines landelijk gebied’ bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarde is voldaan.

Toelichting Windturbines met een ashoogte tot 20 meter zijn in het landelijk gebied onder voorwaarde(n) toegestaan.

Deze regels gelden voor het buitengebied van onze gemeente. Het groen gemarkeerde gedeelte in onderstaand overzicht.

Dit houdt in dat de provincie in ons buitengebied onder voorwaarden (doorlopen juiste procedure en op agrarische bouwpercelen) windturbines met een maximale ashoogte van 20 meter zou toestaan.

Zijn er op dit moment mogelijkheden in ons huidige bestemmingsplan Buitengebied opgenomen voor zulke molens?

Op dit moment zijn er in het bestemmingsplan geen specifieke regels opgenomen voor windmolens. Binnen de bestemming Agrarisch kunnen binnen het bouwvlak bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden geplaatst. Deze bouwwerken mogen een maximale hoogte hebben van 11 meter. Dit zou ook een windmolen kunnen zijn.

In de toelichting bij het bestemmingsplan staat er nog specifiek dit over windenergie:

Windenergie  Het ontwikkelen van windmolens wordt niet gestimuleerd. Middels een raadsmotie in mei 2012 is besloten af te zien van plaatsing van windmolens binnen de gemeente Wijk bij Duurstede.  In de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld op 4 februari 2013 is binnen de gemeente Wijk bij Duurstede geen windenergielocatie opgenomen. Dat betekent dat plaatsing van grootschalige windturbines op grond van het provinciaal beleid niet meer mogelijk is. Kleine windturbines met een maximale hoogte van maximaal 7 meter kunnen wel bij agrarische bedrijven worden geplaatst.

Het voorgaande heeft vooral betrekking op de forse windturbines zoals bijvoorbeeld in het windpark Goyerbrug beoogd worden.

Dit betekent dat het bestemmingsplan Buitengebied 2015 niet de maximale grens van 20 meter, die de provincie stelt, toelaat maar windturbines begrenst op 11 meter. Die 11 meter geldt alleen binnen het (agrarisch) bouwvlak.

Indien dit niet het geval is, op welke punten moet het bestemmingsplan dan worden aangepast om het plaatsen van kleine windmolens wel mogelijk te maken?

In een bestemmingplan kan deze ontwikkeling mogelijk worden gemaakt. Er zou bijvoorbeeld een artikel specifiek voor dit soort kleine windmolens opgenomen kunnen worden. Een specifiek artikel over windmolens kan dan bestaan naast het artikel over bouwwerken, geen gebouw zijnde. Hierbij kan dan helemaal worden aangesloten bij de bepaling van de PRV. De ashoogte is dan beperkt tot maximaal 20 meter. De PRV geeft aan dat er een ruimtelijke onderbouwing gemaakt dient te worden per specifiek geval. Aandachtspunten hierbij kunnen bijvoorbeeld zijn; impact op het landschap, afstanden ten opzicht van de omgeving, eventueel de monumentale status pand. Dit zouden ook vereisten voor een omgevingsvergunning in een bestemmingsplan kunnen zijn.

Er zijn twee mogelijkheden om dit op te nemen in een bestemmingsplan.

a. Op initiatief van de gemeente zelf zou er een zogenaamd ‘paraplu-bestemmingsplan’ gemaakt kunnen worden. Hiermee wordt er een mogelijkheid geboden voor het gehele buitengebied. De kosten van het maken van een dergelijk plan zijn voor de gemeente, zij zet deze procedure immers zelf in gang. Binnen onze gemeente wordt dit instrument niet vaak gebruikt, in andere gemeenten wordt het wel gebruikt. Dit bestemmingsplan werkt als het ware als een paraplu over alle geldende bestemmingsplannen in het buitengebied. Alleen de voorgestelde wijziging (het opnemen van specifieke regels over windmolens) wordt dan ter inzage gelegd.

b. De gemeente kan er ook voor kiezen om op initiatief van één of meer aanvragers een bestemmingsplan te maken. Dit zou kunnen in een zogenaamd ‘postzegel-’ of ‘verzamel-‘ bestemmingsplan. Hierbij wordt een nieuw bestemmingsplan gemaakt voor de gewenste locatie of locaties. In dat geval is de rol van de gemeente, in tegenstelling tot het paraplubestemmingsplan, meer toetsend en faciliterend in plaats van initiërend. De kosten voor een bestemmingsplanherziening komen dan ook voor rekening van degene die een windturbine op zijn agrarisch bouwperceel wil.

Vraag 4: Is het college voornemens om medewerking te verlenen aan dergelijke initiatieven?

Antwoord: Er wordt op korte termijn een principeverzoek verwacht voor een situatie met een kleine windmolen met een maximale ashoogte van ca. 20 meter. Op basis van dat verzoek zal het college een afgewogen standpunt innemen.