Inbreng van Tweede Kamerlid Eline Vedder Het verhaal van de Groningers, is een verhaal over onmacht. Over grote problemen, over de eindeloze strijd voor zelfs de kleinste oplossingen. Over eenzaamheid. Over een provincie die zich vergeten voelt. Het komt samen in een verhaal wat me enorm raakt. Over een jongetje dat aan de minister vraagt om een bankje voor zijn wisselwoning. Zodat hij en zijn zusje daar konden zitten, als het binnen niet zo fijn was. Omdat papa en mama ruzie maakten of gestrest waren. ‘Nou, zo’n bankje moest toch wel lukken’, dacht de minister. Maar dat bankje kwam er niet. Iemand vroeg mij laatst waar de Groningers nou eigenlijk het meest boos over waren. Over de scheuren in hun huis of de rampzalige afhandeling? Ik denk om geen van beide. Wat de diepste wonden heeft geslagen, is het besef dat je er blijkbaar niet toe doet. Dat Nederland rijk werd van jouw leed. Maar dat jij bewust en stelselmatig wordt genegeerd, gemanipuleerd, en zelfs actief wordt tegengewerkt, als je om hulp vraagt. Dat Vadertje Staat als betrouwbare schild van bescherming, helemáál niet naast jou staat, maar recht tegenover je. Ik besef mij dat in Groningen een generatie kinderen opgroeit, die hebben geleerd dat dát is wat een overheid doet. Kinderen die veel te jong hebben ervaren dat de grote mensen om hen heen, niet in staat waren hen te beschermen. Kinderen die nu, net als hun ouders, het gevoel hebben dat ze er blijkbaar niet toe doen. Ik heb daar echt buikpijn van. Omdat ik namelijk héél goed weet, hoe dat voelt. Het is één van de redenen dat ik vandaag hier sta, in plaats van waar ik hoor, in het mooie Noorden, met mijn boerenlaarzen in de klei. Het is de reden waarom ik in de politiek ben gerold, omdat ik er ziek van wordt om mensen gemangeld te zien worden door ‘het systeem’ of ‘computer says no’. De tweede vraag die ik kreeg was: wat hebben de Groningers dan nodig? Daar moet het vandaag over gaan! De Groningers hebben nodig, dat we ze überhaupt die vraag stellen. Bewoners vertellen mij dat eigenlijk nooit iemand ze die vraag heeft gesteld. Er is ook geen eenvoudig antwoord. Iedere situatie en ieder mens is anders. Maar veel mensen die ik er sprak zeggen in de kern hetzelfde: Ik wil stoppen met vechten voor mijn recht, want ik ben totaal murw. Ik wil stoppen met de hele dag piekeren over geldzorgen. Want ik ben het zat dat mijn gezin lijdt onder die stress. En ik wil erkenning. Van de overheid. Erkenning dat we in de steek zijn gelaten. Erkenning dat we altijd gelijk hadden. En erkenning dat het geld steeds belangrijker was, dan mijn zorgen of mijn kindje wel veilig was, boven in het ledikantje. Drie voorwaarden, om recht te doen. Aan de Groningers. En aan de gedupeerden in delen van Friesland en Drenthe. Ik loop ze langs in het vervolg van mijn betoog. Vanuit het besef dat als we hierin niet voorzien, we helemaal niet hoeven te beginnen met praten over helen. Het helen van de scheuren in muren, het helen van het vertrouwen in de overheid, het helen van de gemeenschappen in Groningen. Het rapport van de enquetecommissie is 2000 bladzijdes dik. De CDA fractie onderschrijft de conclusies en we omarmen de aanbevelingen. Als een ‘Nij Begun’. Het vechten om recht gaat over het herstel van de schade en de versterking van de huizen. En daarmee over veel meer, dan een scheur in een stapel stenen. Het gaat over je thuis, een veilige jeugd en vertrouwen hebben in de toekomst. Mensen zijn in een isolement geraakt, omdat het vechten voor hun recht alle energie opslokte. Je moet bijna jurist of mijnbouwexpert zijn om je recht te halen. Met oneindig geduld om alle procedures en de harde, ongelijke strijd tegen de olies en de staat vol te houden. Na decennia van ontkenning, belandden de gedupeerden vervolgens in een oneindig doolhof van regels, onderzoeken en procedures. Het was de ramp na de ramp. Rechtmatigheid boven rechtvaardigheid. ‘Voordat de burger het vertrouwen in de politiek verloor, was het de politiek die ons afscheepte met wantrouwen’, zei een mevrouw vanmiddag nog tegen mij. Voorzitter, het CDA steunt het stoppen van onderzoeken van schades onder 40K. Dat is een goede start. Maar het heeft ook wel iets heel wrangs. Want juist voor de zwaardere, complexe gevallen geldt dit niet: denk aan gestapelde schades, fundamentschade of monumentale panden. Denk aan agrariërs, MKB-ers of mensen met een onmogelijke combinatie van schade met een versterkingsopgave. Voor hen worden alleen de bestaande programma’s een beetje uitgebreid, maar wat merken deze mensen daarvan? Als dat met deze programma’s gisteren niet is gelukt, waarom zou het dan morgen wél werken? Met een adviesvoucher kun je het lek in de mestkelder niet dichten. In het agroprogramma wordt de optie van een taskforce genoemd. Heel voorzichtig. Op termijn. Maar waarom niet meteen? Stel die taskforce in voor álle schadegevallen die buiten de 40K maatregel vallen. Zorg ervoor dat die taskforce het mandaat, de middelen en doorzettingsmacht krijgt om met maatwerk echt náást de bewoner te kunnen staan en de meest complexe situaties gewoon op te lossen. Zodat alle inwoners worden verlost van die vreselijke juridificering. Graag een reactie van het kabinet. Voorzitter, als geen ander zijn we hier in staat om met een goed bedoelde oplossing een nieuw probleem te creëren. En dat zou dan geen Nij Begun, maar een deja vu zijn. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij op voorhand wil onderzoeken hoeveel complexe en schrijnende gevallen als oplossings-opdracht deze taskforce redelijkerwijs aan zou kunnen? De CDA fractie wil nog een stap verder zetten. Want zou het dan niet verstandig zijn om de 40K grens zodanig te verhogen dat die twee regelingen op elkaar aansluiten? Wat het CDA betreft verlossen we zoveel mogelijk mensen van de bureaucratisch ellende. Het is toch ook niet uit te leggen dat inwoners soms tienduizenden euro’s aan rapporten in de keuken hebben liggen, voor een scheur van 7 duizend euro? En wel worden opgescheept met de mentale last van al die onderzoeken, maar ondertussen is de scheur nog niet gerepareerd? Hoe kijkt de staatssecretaris naar het verhogen van de 40K grens? Onderschrijft de staatssecretaris de stelling van mijn fractie dat het belang van de gedupeerden hierbij zwaarder mag wegen dan de zoveelste kosten-batenanalyse van een duur adviesbureau. Graag een reactie. De grootste hersteloperatie gaat over het herstel van vertrouwen. Bouwen aan vertrouwen, begint bij absolute duidelijkheid over stoppen met de winning uit het Groningerveld. De woorden ‘2023, mogelijk 2024’ uit de kabinetsreactie worden in Groningen ontvangen met een cynisch ‘zie je wel, dat wordt weer later’. Ik snap dat heel goed. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris: sluiten de laatste putten in 2023? En wat is daarvoor nodig? Ik vraag de staatssecretaris wanneer de verruiming van het effectgebied voor het toepassen van bewijsvermoeden bij de gasopslagen rondom Grijpskerk en Norg wordt toegepast, waar het aangenomen amendement Mulder cs van 6 dec 2022 om vroeg? De inwoners in die gebieden zitten al veel te lang in onzekerheid. De tweede voorwaarde voor de Groningers is het krijgen van zekerheid dat ze kunnen vertrouwen op de schadeafhandeling en versterkingsopgave. In het rapport Ereschuld van de provincie staat de quote ‘Onze inwoners zijn inmiddels gewend geraakt aan mooie woorden en goede bedoelingen. Te vaak bleken ze niets waard.’ Helaas is dat gewoon waar. Veel gedupeerden die ik spreek, hebben weinig vertrouwen dat alle middelen voor schadeherstel en versterking er echt zullen zijn. Nu en in de toekomst. Oók bij een nieuw kabinet. Oók bij het vertrek van de NAM uit het gebied. Bij de presentatie van de kabinetsreactie sprak de minister-president over ‘de laatste kans om recht te doen aan de Groningers’. Dat was een grote belofte.Daarna was het credo ‘Koste wat kost, voor zolang dat nodig is’. En in de kabinetsbrief staat het nu wat zuinig als ‘doen wat nodig is’. Woorden doen er toe. U moet de Groningers het niet kwalijk nemen dat zij drie keer net wat anders horen.Daarom is het vandaag belangrijk om op dit punt heel precies en kraakhelder te zijn. Of zoals een Groninger tegen me zei: 'ik vertrouw dat ‘doen wat nodig is’ voor geen meter. Want wie bepaalt straks dan voor mij, wat ‘nodig’ is?’ Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister-president: Wat bedoelt hij met ‘de laatste kans om Groningers recht te doen’? Hoe lang staat die belofte? En is dat zuinig geformuleerde ‘doen wat nodig is’ uit de kabinetsreactie inderdaad minder waard dan ‘koste wat kost, zo lang als het nodig is’, voorzitter? Ik mag toch hopen van niet! Het schadeherstel en der versterkingsopgave ronden we niet af in het restant van deze kabinetsperiode. Dus welke garantie kan de MP vandaag geven dat de benodigde middelen ook voor de toekomst beschikbaar zijn? Ook in volgende kabinetsperiodes? Ook bij nieuwe bevingen? Ook nadat de gaskraan is dichtgedraaid? Ook nadat dit debat morgen is afgelopen? Is de MP het met ons eens, dat dit vertrouwen een absolute voorwaarde is voor welk toekomstperspectief dan ook? Is de het kabinet bereid om het principe van ‘koste wat kost, voor zo lang als het duurt’ wettelijk vast te leggen in een Groningen-wet? Motie De Groningers zijn gestuit op een gesloten, technocratische overheid. Rendementsdenken, winstmaximalisatie, compliance en modellen gingen boven het publieke belang van de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid van de mensen in Groningen. Het leidt tot wanhoop in de ogen van redelijke mensen. Net als bij de toeslagenouders en in de stikstofcrisis. Daar moeten we vandaag menselijkheid, rechtvaardigheid en dienstbaarheid tegenover zetten. Als erkenning. Als de laatste kans om de Groningers en daarmee onze samenleving als geheel, recht te doen. De harde conclusie van de enquêtecommissie is dat het belang van onze inwoners, bewust en structureel, ondergeschikt was aan rendementsdenken en winstmaximalisatie. Het gasgebouw was een stille vennootschap, om de belangen van de olies te beschermen. Ambtenaren die een minister beter niet informeerden. Het traineren van een vanzelfsprekend verband tussen gaswinning en aardbevingen. De enorme invloed van de NAM op het proces van schadeherstel. Keer op keer delfde het publieke belang het onderspit. Als nieuw Kamerlid, in een democratische rechtsstaat, schrik ik ervan hoeveel cynisme en achterdocht we kennelijk moeten aanwenden om de feiten boven tafel te krijgen. Kan de minister-president hierop reflecteren? Wat vindt hij hier nu eigenlijk van? Wat gaat hij hier aan doen? En kan hij uitleggen waarom pas in 2018 de ernst van de situatie tot hem doordrong? Heeft hij de noodkreten vanuit Groningen dan niet gehoord? Want die waren er absoluut. En hoe gaat de MP ervoor zorgen dat hij in de toekomst zulke noodkreten wél hoort? Heeft de MP in de gaten hoezeer deze uitspraak de mensen in Groningen heeft geraakt?Mijn fractie is geschrokken van de conclusie dat het publieke belang niet was belegd in het gasgebouw. Wat zegt dit over de borging van het publieke belang bij andere staatsdeelnemingen, denk aan Schiphol, Holland Casino, de Gasunie? Welke lessen trekt de MP als het gaat om het borgen van het publieke belang bij staatsdeelnemingen? Ik zeg op voorhand: het antwoord ‘via het collegiale overleg in de ministerraad’ is voor mijn fractie niet voldoende. Groningen heeft het hoogste percentage kinderen die de provincie wil verlaten. Dat is het stille verdriet van Groningen. Want zonder jeugd is er geen toekomst. Daarom is het opstellen van ‘een generatielange agenda voor duurzame economische groei’ niet genoeg. Wat ons betreft laten we de Groningers zélf bepalen wat hun agenda is. Wat zij nodig hebben voor de toekomst van hun kinderen. De Groningers verdienen een serieuze plek aan tafel en die is er eigenlijk nooit geweest. Het gaat om hun toekomst. Het CDA gelooft in het aanboren van de kracht van de samenleving, het Gronings Naoberschap. Inwoners weten het beste wat nodig is, en hoe dat bereikt kan worden. En dat geldt met nadruk óók voor kinderen. Hoe wil het kabinet de Groningers – jong en oud - in hun dorp, buurtje of straat, met goede plannen, een serieuze plek geven bij het vormgeven van de sociale en economische agenda’s? Welke rol en welke middelen gaan er naar de gemeenten, als overheid die het dichtst bij de burger staat? Hoe kijkt de staatssecretaris naar de aanbeveling van de enquêtecommissie om het provincie- en gemeentefonds te gebruiken? Waar krijgen de doelen uit het Nationaal Programma Groningen een plek? Worden deze minimaal overgenomen? Voorzitter, het CDA is positief over het feit dat de commissie Van Geel een analyse gaat maken over de ‘onuitlegbare verschillen’. Deze verschillen hebben hele gemeenschappen ontwricht. Maar – zo vraag ik het kabinet – is er dan ook een substantieel budget beschikbaar voor datgene wat deze commissie aantreft? Het CDA ziet dat in het financiële overzicht iig niet terug, en het lijkt ons wel verstandig. Voorzitter, in ons rapport Voor Heel Nederland hebben we beschreven, hoe we in ons land veel te lang keuzes hebben gebaseerd op rendementsdenken. De eerste keer is dat misschien logisch, maar na verloop van tijd leidt dat tot een onrechtvaardige kloof. De minister-president erkende dit ook in de Telegraaf van 27 maart: ‘onze modellen houden geen rekening met dunbevolkte gebieden’. Maar als het kabinet zich hiervan bewust is, waarom staat de Nedersaksenlijn en de Lelylijn dan nog steeds met zóveel slagen om de arm heel dunnetjes genoemd in de kabinetsreactie? Is dit niet het moment voor een sterker commitment? In het Deltaplan voor het Noorden spelen deze 2 lijnen niet voor niks een cruciale rol als het gaat om leefbaarheid en werklegenheid. Als impuls voor de ontwikkeling van het hele Noorden, vinden wij het hoog tijd voor de volgende stap. Wat het CDA betreft maakt de regering dan ook haast met de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. Deelt de minister-president dat het belang van een ‘Nij Begun’ doorslaggevend zou moeten zijn voor realisatie van deze cruciale Lelylijn en Nedersaksenlijn? Voorzitter, heel Nederland heeft geprofiteerd van de gaswinning. Alle ministeries konden extra’s financieren door het gas uit Groningen. Dan is de vraag gerechtvaardigd wat ook andere ministeries dan kunnen betekenen voor Groningen? Ik denk aan een nieuw spreidingsbeleid, volkshuisvesting en de zorg. Graag een integrale reactie van de minister-president. Wij gaan niet over het bankje voor het huis van een wisselwoning. Wij gaan wel over de veiligheid en het welzijn van onze inwoners. Over het feit dat iedereen telt, gehoord en gezien wordt en ertoe doet. Daar heeft het in Groningen steevast aan ontbroken. Dat moet anders. Om daaraan als volksvertegenwoordiger mijn bijdrage te leveren, beschouw ik als een voorrecht en grote verantwoordelijkheid. Voor Groningen en voor heel Nederland.