Nieuws van Forum voor Democratie in Nederland over Partij voor de Dieren inzichtelijk

2 documenten

Maidenspeech van FVD-senator Paul Cliteur over de staat van de rechtsstaat

Forum voor Democratie Forum voor Democratie D66 CDA PvdA Partij voor de Vrijheid VVD Partij voor de Dieren Nederland 30-10-2019 17:00

FVD mocht als grootste oppositiefractie in de Eerste Kamer op 29 oktober beginnen op de Algemene Politieke beschouwingen. Fractievoorzitter Paul Cliteur heeft toen een betoog gehouden over de democratische rechtsstaat, omdat deze in een versplinterde wereld het enige culturele erfgoed is dat we delen. Uitdagingen voor de rechtsstaat zijn onder andere de drugscriminaliteit die Amsterdam tot een “failed city” maken en het jihadistisch terrorisme dat het kabinet niet onder controle heeft.

Mijnheer de voorzitter,Ik zou vandaag mijn bijdrage aan de Algemene Politieke Beschouwingen, tevens mijn maidenspeech, willen wijden aan de democratische rechtsstaat. Mijn beschouwingen zullen zich dan richten op Justitie en Veiligheid, Immigratie en Asiel, Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken. Ik zal eerst vertellen waarom.

Wat wij niet delenMijn eigen partij heet “Forum voor Democratie”. Het zou natuurlijk fijn zijn wanneer u allemaal diep doordrongen zou zijn van de juistheid van de ideologie van mijn partij. Dat u allemaal zou weten dat de wereld bestaat uit ongeveer 200 soevereine natiestaten. En dat die natiestaat grenzen nodig heeft. De natiestaat als kwetsbaar vaasje.

Maar ik weet natuurlijk dat ik mijn eigen ideologie niet als gedeeld kan veronderstellen.

In die situatie zitten trouwens alle sprekers vandaag.

Mijn vrienden van de CDA-fractie moeten leven met het feit dat we niet allemaal cultuurchristenen zijn.

Mijn vrienden de VVD moeten leven met het feit dat onze collega’s van de SP of PvdA het liberalisme de verkeerde keuze zullen vinden.

Mijn vrienden van de PVV moeten leven met het feit dat vele collega’s van D66 niet zullen begrijpen waarom je de islam op een hele andere manier zou moeten bekijken dan het christendom, jodendom, boeddhisme of hindoeïsme.

En mijn vrienden van de Partij voor de Dieren moeten constateren dat van diervriendelijkheid tijdens onze debatten weinig overblijft in het restaurant.

Dit is de tragiek van het moderne leven. De tragiek van de diversiteit. 

Wat wij delenMaar er is ook gemeenschappelijkheid en dat brengt mij bij het eigenlijke onderwerp van mijn beschouwingen. Hier begint het goede nieuws, mijnheer de voorzitter, want bij het bestuderen van de begrotingsstukken en de Troonrede viel mij op dat telkens een beroep wordt gedaan op een gedeeld erfgoed dat door niemand ter discussie wordt gesteld. Ik heb geconstateerd dat in al die stukken voortdurend wordt gesproken over – en daar komt het – de “democratische rechtsstaat”. En dat is dus best hoopvol. We hebben ook een gedeeld huis. Het huis van de rechtsstaat.

Over die rechtsstaat zou ik wat Algemeen Politieke Vragen aan u willen voorleggen.

Het verschil tussen een staat en een rechtsstaatDan is de eerste stap die we moeten maken, denk ik, dat een rechtsstaat een staat is. Een staat is een organisatie die als doel heeft het vreedzaam samenleven van een groep van mensen (“de bevolking”) op het grondgebied van die staat. En dat kan alleen als die staat macht en gezag kan uitoefenen op dat grondgebied. Kan de staat dat niet, dan is die staat geen “staat”.

Nu de rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat die heeft besloten zijn eigen macht te laten beperken door het recht.

De rechtsstaat is dus zelfbeperking: een rechtsstaat acht zich aan zijn eigen wetten gebonden. De staat is beperking van ieder ander die de pretentie heeft macht te kunnen uitoefenen op het grondgebied. 

Forum van Democratie is van mening dat de komende jaren een aantal uitdagingen op ons afkomt en die kan je verdelen in:

Uitdagingen voor de staatUitdagingen voor de rechtsstaat

Ik begin met de staat.

De criminele uitdaging voor de staatEr is in de politiek al veel aandacht geweest voor het rapport De achterkant van Amsterdam: een verkenning van drugsgerelateerde criminaliteit (Tops en Tromp). Als je dat rapport gelezen hebt dan kan je toch eigenlijk niet tot een andere conclusie komen dan dat Amsterdam een soort failed state is? Of misschien moeten we zeggen failed city?

Ik heb de indruk dat de bevindingen van dat rapport pas na de moord op advocaat Wiersum echt zijn ingedaald. Van wie is de stad nu eigenlijk? En het is verdraaid moeilijk daarop te antwoorden: van de Amsterdamse wetsgetrouwe burgers.

“De drugsgerelateerde criminaliteit heeft in Amsterdam in vergaande mate vrij spel”. Drugstoerisme. Sterke toename van xtc, cocaïne en amfetamine. Liquidaties. Misdaadjournalisten onder politiebewaking. De Telegraaf kwam dit weekend zelfs met het bericht dat de mocromaffia liquidaties uitvoert voor Iran. Ik kom daar nog op terug.

De plannen van de regering ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteitOnze fractie heeft kennis genomen van de brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 11 juli 2018 waarin een pakket aan maatregelen wordt gepresenteerd ter bestrijding van de georganiseerde aan drugs gerelateerde criminaliteit die de samenleving ondermijnt. Onze fractie steunt de robuuste aanpak van het kabinet. Maar – en hier komt de vraag die ik wil stellen – gaan al die maatregelen, al die nieuwe wetgeving wel helpen?

Mijn partij heeft grote zorgen niet alleen over de criminele uitdaging, maar ook over de gedoogcultuur, het gebrek aan de bereidheid tot handhaving bij de overheidsinstellingen. Burgemeesters die openlijk uitspreken bijvoorbeeld een boerkaverbod niet te gaan handhaven omdat het niet past bij de stad ondermijnen het respect voor de wet in zijn algemeenheid. Wil de premier afstand nemen van die gedoogcultuur?

De culturele factorTops en Tromp formuleren dat heel goed tussen de regels door wanneer zij schrijven – ik citeer nu – “Het Nederlandse drugsprobleem is in de kern dat drugs wettelijk verboden zijn in een cultuur van gedogen en meer dan dat. Dit schept een ideaal klimaat voor zelfverrijking door criminele groeperingen op ongehoord grote schaal” (p. 53).

Als dit waar is, mijnheer de voorzitter (en ik denk dat het waar is), dan hebben we daar de kern: een cultuur van gedogen. We hebben niet een probleem met de mocromaffia, we hebben een probleem met onszelf.

Dat is een cultureel probleem. En dat valt nog niet met al het geld van de wereld op te lossen; niet met 100 miljoen, niet met 1000 miljoen.

Politiechef Erik Akerboom legt de vinger op de zere plek: “Zolang er vraag is, is er aanbod”.

Dat brengt mij op de vraag: moet niet die vraag naar illegale drugs harder worden aangepakt? Hebben niet Tops en Tromp gelijk in hun – naar mijn smaak wat “weggestopte” – echte conclusie dat wettelijke verboden in een cultuur van gedogen niet helpen?

Dit, voorzitter, is een probleem dat een veel bredere strekking heeft dan alleen de drugs-gerelateerde georganiseerde criminaliteit. En het is een probleem waar wij, als Eerste Kamer, mee te maken hebben. Wij controleren de wetten, zogezegd, op “handhaafbaarheid”. Maar we zouden ook moeten constateren dat werkelijk gehandhaafd moet worden.

De terroristische uitdaging voor de staatTot zover de criminele uitdaging voor de staat. Een tweede uitdaging (naast de criminele) die voorligt voor de staat, betreft het jihadistisch terrorisme. Ik gebruik hier met opzet de officiële overheidsterminologie. Het wettelijk kader ter bestrijding hiervan is voorhanden. Maar functioneert het ook? Hebben we succes?

Het Jaarverslag van de AIVD over 2018 constateert “een toename van incidenten met een jihadistische, terroristische of radicaalislamitische achtergrond.”

De AIVD  verwijst dan naar Jawed S., de 20-jarige Afghaanse asielzoeker, die via Duitsland (denk aan onze open grenzen!) ons land binnenkwam en op 31 december 2018 twee Amerikaanse toeristen neerstak op het Amsterdamse Centraal Station. Naar eigen zeggen, uit wraak omdat Geert Wilders een cartoonwedstrijd wilde organiseren in de Tweede Kamer. Precies vandaag staat nog een andere Pakistaanse verdachte terecht vanwege bedreigingen richting Wilders voor die cartoons.

    Dat brengt mij op de volgende vragen.

Vindt de minister-president dat we door het opengrenzen beleid van de EU nu weerbaarder of kwetsbaarder geworden voor terroristische aanvallen? Wij denken kwetsbaarder. Graag zijn visie.Is de premier het met mij eens dat door de doorwerking van het Marrakesh immigratiepact Nederland kwetsbaarder zal worden voor mensen als Jawed S. en Junaid I.?Is de premier het ook met mij eens dat door de onzekere situatie in Syrië de gerechtvaardigde vrees bestaat van een uitbraak van ISIS-terroristen?Is de premier het met ons eens dat deze IS-terroristen ongeveer zo’n zelfde wereldbeschouwing hebben als Jawed S. en de Pakistaan Junaid I. die vandaag terecht staat?Is de premier het verder met mij eens dat we de afgelopen twintig jaar (van elf september 2001 tot aan 2019) geen significante vooruitgang hebben geboekt bij het beteugelen van het jihadistisch terrorisme?Vindt de premier ook dat landen als Pakistan waar openlijk de Nederlandse vlag wordt verbrand en waar bedreigingen tegenover de leider van de oppositie in de Tweede Kamer schering en inslag zijn niet op zijn minst ter verantwoording moeten worden geroepen? Waarom is dat nog niet gebeurd? Of hebben we iets gemist op het terrein van de stille diplomatie?Voor het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en Sociale Zaken lijkt toch ook van belang dat hier een taak ligt voor het Nederlandse onderwijs? Is niet elke uitreizende Syrië-ganger een wandelend bewijs van het falen van ons integratiebeleid? Van ons falende schoolsysteem in de overdracht van democratische waarden? We worden in Amsterdam geconfronteerd met het Cornelius Haga-Lyceum. NRC Handelsblad en Nieuwsuur berichten over Salafistische scholen (“50 onderwijsplekken die salafistisch zijn of er sterk door worden beïnvloed”) waar kinderen wordt geleerd zich af te keren van Nederland (NRC Handelsblad, 10 september 2019).  Die kinderen “krijgen te horen dat mensen met een ander geloof of levensovertuiging de doodstraf verdienen”. Stel je voor! Waarom worden de artikelen 137c en d Sr. (aanzetten tot haat en geweld) hier niet ingezet? Hier hebben we nu eens echte voorbeelden van aanzetten tot haat, discriminatie en geweld op grond van het geloof, of niet-geloof, van een andere groep?Het optreden van de Hofstadgroep uit 2004 is alweer 15 jaar geleden. Maar moeten we niet erkennen dat we te maken hebben met een niet opgelost probleem? Is de premier dat met mij eens? Is de premier het met mij eens dat wanneer de AIVD in 2018 constateert dat de “jihadistische dreiging in West-Europa nog steeds aanwezig is.” (cursivering toegevoegd) het beter zou zijn te zeggen dat in de twintig jaar die sinds 9/11 2001 verstreken zijn de Nederlandse overheid helemaal niet geslaagd is in het onder controle krijgen van deze problematiek? En dat de situatie nu, mede door de internationale migratiebewegingen en het oorlogsgeweld, erger is dan ooit? Dit weekend kwam De Telegraaf met een bericht dat de voortvluchtige crimineel Ridouan Taghi in bescherming zou zijn genomen door Iran. Taghi zou ook Iran hebben geholpen met liquidaties in Europa, ook in Nederland. Zo vloeit de mocromaffia dus over in jihadistisch terrorisme. Zou de regering geen sancties moeten aankondigen tegen de Iraanse staat?

Voorzitter, tot zover heb ik het gehad over de staat, over de monopolistische organisatie van de dwang op het grondgebied van de staat. Een staat die hier faalt, faalt in haar kerntaak.

Is de premier met mij eens dat uit deze voorbeelden blijkt dat we de greep op de staat aan het verliezen zijn?

Daarbij wil ik het laten voor wat betreft de staat. In de Tweede Termijn hoop ik wat vragen te stellen over de rechtsstaat.

De criminele en de terroristische uitdaging voor de rechtsstaatTerroristen en criminelen vormen een uitdaging voor de staat, hebben we vastgesteld, maar ook voor de rechtsstaat.

De moord op de advocaat Derk Wiersum bijvoorbeeld, is ook een uitdaging voor de rechtsstaat. Waarom? Omdat rechtsbijstand door een advocaat essentieel is voor de zelfbeperking van de staat. Wanneer advocaten niet meer bereid, of in staat, zijn kroongetuigen te verdedigen dan verliest de staat vanzelf haar rechtsstatelijke karakter.

Dat mag nooit gebeuren, zeggen we dan in koor. Maar wie raadt zijn eigen dochter of eigen zoon aan deze advocatenklus op zich te nemen als de staat zelf niet bij machte blijkt de criminele uitdaging te weerstaan?

De aanslag van Jawed S. in het Amsterdamse Centraal Station was, net als de moord op Wiersum, óók een aanval op de rechtsstaat.

Waarom? Omdat geweldplegers als S. erin geslaagd zijn zelfs de best beveiligde Nederlander, te weten de heer Wilders, te doen afzien van het organiseren van zijn protestmanifestatie ter verdediging van die vrijheid van kritiek. Mijn vraag: is dat niet vergelijkbaar met de situatie dat geen enkele advocaat meer bereid zou zijn voor een kroongetuige op treden? En zou dit ons, als Eerste Kamer, als hoedster van de rechtsstaat (of vindt u mij nu te theatraal?), niet te denken moeten geven?

We falen niet alleenNu falen we niet alleen. We falen Europees. Misschien wel mondiaal. Denemarken, Frankrijk of de Verenigde Staten van Amerika – ze hebben allemaal geprobeerd het probleem van de aanslag op de vrijheid van expressie door het jihadistisch terrorisme op te lossen. In al deze landen zijn cartoonwedstrijden gehouden (of cartoons gepubliceerd) en overal zijn die afgeblazen omdat de staat niet meer bij machte was de betrokken activisten te beschermen. Maar we moeten ook onder ogen zien, denk ik, dat daarmee artikel 7 van de Nederlandse Grondwet (vrijheid van drukpers) en artikel 10 van het EVRM (vrijheid van expressie) tot een dode letter dreigen te worden. Althans, wel op de punten waarop jihadistische martelaren bereid zijn op te treden. Zij zijn bereid te sterven voor de afschaffing van art. 7 Gw in Nederland. Wij niet voor het behoud daarvan.

Weerbare rechtsstaatIs de premier het met mij eens dat we niet alleen een weerbare staat nodig hebben, maar ook een weerbare rechtsstaat? En als hij dat met mij eens zou zijn (wat ik verwacht), kunnen we dan ook gemeenschappelijke grond vinden ten aanzien van de interpretatie van dat concept “weerbare rechtsstaat”? Laat ik een paar suggesties doen.

Is de premier het met mij eens dat de vrijheid van expressie onder druk staat en de overheid meer in het werk zal moeten stellen om die te verdedigen. De staat dient niet alleen het fysieke territorium van de staat te verdedigen, maar ook het geestelijke erfgoed van een democratie. Daartoe behoort zonder twijfel de vrijheid van expressie.Is de premier het met ons eens dat bij een dergelijke benadering niet goed past dat iemand die de gramschap van jihadistische terroristen over zich heeft afgeroepen ook nog eens door het Openbaar Ministerie wordt vervolgd? Waarom is dat dan gebeurd in de zaak Wilders? Hangt een dergelijk lot ook andere politici boven het hoofd? En waarom is het stiekem gebeurd? De voormalige minister van Justitie beweert dat hij zich niet met de zaak heeft bemoeid, maar dat hebben de ambtenaren van Justitie wel gedaan. Het is hoogst ongemakkelijk dat daarmee op zijn minst de schijn is gewekt van een politiek proces, iets dat in een democratische rechtsstaat niet behoort plaats te vinden.Deelt de premier ook de stelling dat het ironisch is dat bij die aanslag op de vrijheid van expressie nog een nieuwe aanslag gevolgd is door de Europese Commissie die online platforms tot zelfcensuur probeert te bewegen? De Nederlandse regering, in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft zich aan een implementatie van die plannen gezet in de bestrijding van “desinformatie” of “nepnieuws”. Nu hebben we net voor het reces de informatie gekregen dat onderzoek in opdracht van het ministerie van Biza heeft uitgewezen dat geen buitenlandse desinformatie of nep-actiegroepen zijn gevonden die hebben geprobeerd de Statenververkiezingen of de Europese parlementsverkiezingen van 2019 te beïnvloeden. Dat was wel de verwachting. Moeten we dan niet constateren dat die hele actie rond dat nepnieuws berust op een verkeerde inschatting? Is niet aan het vigerend beleid daarmee de grondslag ontvallen? Inmiddels is die actie tegen desinformatie omgedoopt tot een actie vóór “transparantie”. Maar kan de minister-president uitleggen wat hij daarover verstaat? ThePostonline, De Dagelijkse Standaard en GeenStijl zijn tegen linkse partijen. En daar zijn ze verdraaid transparant in. En de Correspondent en Joop.nl zijn tegen rechtse partijen. Daar zijn ze ook verdraaid transparant in. In die “clash of opinions” moet de regering en ook Brussel toch geen partij kiezen? GeenStijl betitelde onlangs het vooruitzicht van een kabinet Rutte IV als “horror”. Ik mag toch hopen dat de premier daar niet zenuwachtig van wordt. En we hebben toch niet een heel leger aan Brusselse bureaucraten en “fact checkers” nodig om vast te stellen dat het hier om een mening gaat waar ieder zo het zijne van mag denken? In een tijd van toenemende dreiging voor die vrijheid van expressie ervaren wij het als ironisch dat naast het Openbaar Ministerie ook nog eens de Europese Commissie zich opwerpt met pleidooien voor zelfcensuur. In dit geval van de online media. De grens tussen desinformatie en onwelgevallige informatie is flinterdun. Zou de staat en de regering niet juist de vrije uitwisseling van gedachten moeten waarborgen in plaats van bedrijven onder druk zetten beperkende maatregelen te nemen?

Ik zou het bijzonder waarderen, mijnheer de voorzitter, wanneer de premier ook op deze vragen over het functioneren van de Nederlandse rechtsstaat nog zijn licht kon laten schijnen.

Interview met Paul Cliteur: FVD klaar voor het nieuwe jaar!

Forum voor Democratie Forum voor Democratie CDA PvdA GroenLinks Partij voor de Vrijheid Partij voor de Dieren Nederland 31-08-2019 19:45

Prof. dr. mr. Paul Cliteur (1955) is fractievoorzitter van Forum voor Democratie in de Eerste Kamer. Hij is hoogleraar aan de Rechtenfaculteit Leiden en auteur van tientallen boeken over o.a. dierenrechten, multiculturalisme, immigratie en vrijheid van meningsuiting. Hij was columnist van TV-programma Buitenhof en leidde als docent een hele generatie nieuwe denkers & doeners op, waaronder Amos Guiora, Bastiaan Rijpkema, Thierry Baudet en Ayaan Hirsi Ali.

De Senaatsfractie van FVD heeft deze zomer drie leden verloren. Is dat een groot verlies voor de partij?Het is natuurlijk altijd jammer wanneer je niet meer de grootste bent in de Senaat maar de op één na grootste. Tegelijkertijd was het, denk ik, ook min of meer onvermijdelijk.

Kunt u dat uitleggen?Nu het zeker is dat drie leden van de Senaatsfractie een eigen groep zijn begonnen voel ik me vrijer om daarover te spreken. Laat ik proberen het uit te leggen. We zijn begonnen op 11 juni 2019 met een tijdbommetje binnen de fractie: een uit zijn functie gezette voormalig penningmeester had een groot conflict met het partijbestuur maar die voormalig penningmeester maakte tevens deel uit van de Senaatsfractie. Dat conflict tekende vanaf het begin de verhoudingen binnen de fractie. De overgrote meerderheid van de fractie, ik ook, wilde dit conflict achter ons laten. In de Senaat zouden we opnieuw gaan beginnen met elkaar. Dat hebben we ook serieus geprobeerd. Maar dat is niet mogelijk gebleken. Het eendrachtig functioneren van de fractie werd bemoeilijkt omdat Otten onophoudelijk op de kwestie terugkwam: in het fractieoverleg, buiten het fractieoverleg, zelfs tijdens een borrel op het Plein aan het einde van de dag. Otten domineerde ieder gesprek, iedere vergadering op een volstrekt onwerkbare manier. Ik begrijp dat wel; Otten was geobsedeerd geraakt door zijn verloren machtspositie. Maar het was voor de Senaatsfractie ook onwerkbaar.

Het conflict kon niet worden bijgelegd?Voor mij was een probleem dat nog steeds een intern onderzoek liep naar het gedrag van Otten als penningmeester. Ik hoorde steeds meer opmerkelijke verhalen over onverantwoorde betalingen, verdwenen kasgelden, absurde verloningsafspraken met vriendjes - enfin, ik hoef dat hier niet allemaal te herhalen, het staat allemaal op de website van FVD. Ik vond dat we dat rapport moesten afwachten en kijken wat de visie was van het partijbestuur. Iemand die daar heftig op tegen was, was Dorien Rookmaker die ook deel uitmaakte van de senaatsfractie. Zij wilde dat een “onafhankelijke derde” een onderzoek naar het gedrag van Otten zou verrichten. De resultaten van dat onderzoek zouden dan door het partijbestuur moeten worden overgenomen. En daaruit zou ook het partijbestuur conclusies moeten trekken. Dus als de “onafhankelijke derde” zou hebben gezegd dat het gedrag van Otten er mee door kon, zou het partijbestuur moeten aftreden. Ik vond de plannen van Rookmaker totaal onrealistisch, naïef en onwerkbaar. De starre hardnekkigheid waarmee ze daaraan vasthield was verontrustend. Wat zij voorstelde zou uitlopen op een catastrofe - alleen al omdat het maanden zou duren. De pers zou op de accountantsverklaring met beperking zijn gedoken en dan uiteraard géén voorgewende onkunde hebben gehad om de ernstige bevindingen daarin te lezen. Want dat was natuurlijk het probleem van het partijbestuur: de jaarrekening moest worden gepubliceerd, en uit die jaarrekening spraken ernstige feiten. Dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid heeft genomen vind ik zeer te prijzen - zo hoort dat in een vereniging. Otten had de mogelijkheid om in verweer te gaan en om daarna nog, in tweede instantie, bij de Commissie van Beroep - precies die “onafhankelijke derde” waar Dorien zo naar verlangde! - een verdediging te voeren. Hij deed niets van dat alles. Hij ging smijten met modder.

En tijdens die wanstaltige vertoning bleken voor mij steeds duidelijker twee dingen: (1) dat het partijbestuur juist had gehandeld (want Otten ontkende geen enkele beschuldiging maar overschreeuwde zich met verwijten die geen enkele FVD-er met het hart op de juiste plek ooit richting de partij zou maken), en (2) dat Rookmaker de visie van Otten volledig had overgenomen. Tot in de kleinste details herhaalde zij bij onze fractiebesprekingen steeds de ongeloofwaardige verklaringen en halfbakken excuses die ik ook van Otten al vele keren had gehoord. 

En toen wierp ze zich op als “bemiddelaar”. Ik heb haar daarbij veel succes gewenst, maar begon ernstig te twijfelen toen zij breed in de pers kwam aanzetten met de mededeling dat Baudet haar bemiddelingspoging had afgewezen terwijl Otten daar - verrassing! - wél voor open stond. Dit was meer stemmingmakerij dan bemiddeling. Eén van de kenmerken van een “bemiddelaar” is immers dat die zich onpartijdig opstelt en ook niet voortdurend de media opzoekt om partijen onder druk te zetten. Bovendien: hoe had Baudet, als lid van het partijbestuur, zo’n aanbod überhaupt kúnnen aanvaarden? Wij zijn een democratische vereniging, we hebben procedures voor royement. Die procedures moeten worden gevolgd, en die zíjn ook keurig gevolgd. De partijleider kan en mag daar niet zomaar in gaan roeren, en dat heeft Baudet - geheel terecht - dus ook niet gedaan. Dat Rookmaker dacht dat zij die procedure wel even op hoge poten omver kon werpen, pleit niet voor haar rechtsstatelijke intuïtie, to put it mildly.

Hoe schadelijk voor de positie van FVD is het dat nu in de EK drie senatoren hebben aangegeven een eigen Groep Otten te vormen? Ik denk dat die schade voornamelijk zit in de symboliek. Het was symbolisch natuurlijk leuk dat FVD de grootste was in de senaat. Maar we moeten ook realistisch zijn:  het kabinet kan voor elk wetsvoorstel dat de Tweede Kamer passeert op steun van 32 senatoren rekenen (de senatoren van de coalitiepartijen). Voor een meerderheid heb je 38 nodig. Dus men komt zes zetels tekort. Waar kan men die zes zetels steun verwerven? Bij alle EK-fracties met meer dan zes zetels. De PvdA heeft zes zetels. GroenLinks acht zetels. FVD negen zetels. Ook met combinaties van fracties kan men die zes stemmen krijgen, bijvoorbeeld bij de PVV (5), SP (4), PvdD (3). Dat FVD negen zetels in de Senaat heeft is een enorme prestatie voor een partij die nog zo jong is. Het CDA heeft ook negen zetels, maar die heeft wel 39 jaar de tijd gehad om dat te bereiken.

Wat betekent het ontstaan van de Groep Otten voor de interne verhoudingen binnen de EK-fractie van FVD?Eerlijk gezegd denk ik dat we van een zware last zijn verlost. Toen het partijbestuur besloot om Otten het lidmaatschap te ontnemen stond de EK-fractie voor een keuze. Kunnen wij iemand in de fractie handhaven die geen lid meer is van FVD? Voor negen van de twaalf fractieleden was het onmiddellijk duidelijk dat zoiets onmogelijk is. Alleen Rookmaker was ertegen dat Otten uit de fractie werd gezet en De Vries, op vakantie en telefonisch onbereikbaar, reageerde niet op de kwestie.

Acht u het mogelijk dat meer senatoren Rookmaker en De Vries zullen volgen? Dat acht ik uitgesloten. Uit de situatie zoals ik die hierboven heb geschetst blijkt wel hoe de verhoudingen liggen. Wanneer op 9 september het reces eindigt gaat de FVD fractie van start onder een veel gelukkiger gesternte dan op 11 juni. We hebben elkaar leren kennen, teambuilding in de praktijk gehad, en we weten wat we aan elkaar hebben. In de EK fractie waren Otten en De Vries sowieso risicofactoren. Zij zaten aan elkaar vastgeklonken, ook financieel, zoals we in het jaarverslag hebben kunnen lezen. Het was voor hen blijkbaar onmogelijk om een nieuw leven te beginnen als senator, om afscheid te nemen van de financiële voordelen die hoorden bij het penningmeesterschap van Otten en een nieuwe positie te aanvaarden in de partij. Senatoren controleren de wetgeving die de TK heeft aangenomen, houden speeches in de Eerste Kamer, dat is iets heel anders dan het organiseren van een campagne om leden te werven. Otten en De Vries zijn nooit uit hun oude rol gekomen. 

De situatie met Rookmaker is weer een heel andere. Rookmaker is gefrustreerd dat zij haar zin niet heeft gekregen met de hoogmoedige bemiddelingsvoorstellen die zij heeft gedaan. Dat spijt mij voor haar, maar haar voorstellen waren naïef en onwerkbaar. De Groep-Otten wordt ook niet bij elkaar gehouden door gemeenschappelijk gedeeld gedachtegoed of door een partijprogramma, maar door boosheid over hoe men zich behandeld voelt. Voor Otten is dat boosheid dat hij uit het lidmaatschap van de partij is gezet. Voor De Vries boosheid dat hij zijn baan als persvoorlichter en chauffeur voor de TK-fractie is kwijtgeraakt. Voor Rookmaker boosheid dat haar voorstellen niet worden overgenomen. De groep-Otten zal straks met een heel bijzondere situatie worden geconfronteerd, namelijk dat als drie mensen iets moeten beslissen twee mensen ergens voor kunnen zijn en ééntje tegen. Die ene persoon wordt dan geacht niet meteen interviews in De Telegraaf en NRC Handelsblad te geven om alsnog het eigen gelijk binnen te halen. Sommige mensen kunnen dat, anderen niet. Het lijkt mij een interessant sociaal experiment om te zien of de groep-Otten een nieuwe politieke beweging kan worden, maar eerlijk gezegd geloof ik dat niet. In de enorme energie van Otten in het opzetten van een partij geloof ik zeker, in het bijeenhouden daarvan geloof ik niet. Bovendien heeft de Groep-Otten nog het zwaard van Damocles boven het hoofd dat bij een Brexit Rookmaker een zetel in het Europarlement kan claimen. Dan verliest die Groep-Otten dus weer een lid. En op basis van wat ik van haar heb gezien in de vier weken dat we in de EK hebben gefunctioneerd sluit Rookmaker nooit iets uit.

Dus u gelooft wel in een voorspoedige afloop van de hele kwestie? Eerlijk gezegd is het voor mij een opluchting dat de zaak voorbij is. Ik heb ook hoge verwachtingen van het team dat er nu zit. Paul Frentrop heeft een voortreffelijke maiden speech gehouden in de Eerste Kamer. Lennart van der Linden is een groot politiek talent met scherp oog voor bestuurlijke verhoudingen. Nicki Verweij, de secretaris van de fractie, munt uit door een heldere visie, ook wanneer het om lastige kwesties gaat. Otto Hermans gaat onze club straks versterken. Fijn! Loek van Wely, de schaakkampioen die nu over justitie gaat, prachtige interviews geeft – het kan niet beter. Toine Beukering, een man met een geweldige ervaring in het leger. Bob van Pareren steunpilaar voor ons allemaal. Annabel Nanninga die ik al bewonderde als columniste voor TPO voordat ik met haar direct mocht samenwerken als collega in de EK en Johan Dessing als nieuwe compagnon: ik vind het een fantastische club. FVD in de Eerste Kamer is helemaal klaar voor het nieuwe parlementaire jaar.