Als het aan de VVD en D66 ligt, gaat het provincie bestuur van Noord-Holland de regionale regels voor de vestiging van winkels nog eens goed bekijken.

https://velsen.vvd.nl/nieuws/9737/vvd-en-d66-willen-winkelbeleid-nh-doorlichten

Beide partijen willen er zeker van zijn dat de nu geldende vestigingsregels voor detailhandel in Noord-Holland niet in strijd zijn met nationale en Europese wetten. Een uitspraak van de Kroon op 2 december geeft beide fracties aanleiding daar serieus aan te twijfelen.

Naar aanleiding van een beroep ingesteld door winkelbedrijf Decathlon is de werking van een deel van de ruimtelijke regels van de provincie Zuid-Holland vandaag geschorst. De Kroon vindt dat de provincie de voor bedrijven belangrijke vrije vestigingsregels van de Europese Unie niet goed heeft toegepast. Met name uitzonderingsregels voor bepaalde soorten detailhandel op bedrijventerreinen baart de Kroon zorgen.

“Noord-Holland legt, net als Zuid-Holland, detailhandelsbedrijven beperkingen op als het gaat om  vestiging op bedrijventerreinen. Nu de Kroon heeft aangegeven dat zij de wijze waarop de provincie Zuid-Holland dat gedaan heeft niet goed te vinden, moeten we niet afwachten tot een private partij ook de provincie Noord-Holland voor de rechter daagt. Dat moeten we zelf repareren als daar aanleiding toe is”, aldus VVD Statenlid en woordvoerder economie Marco Wiesehahn.Flip de Groot, Statenlid en D66 woordvoerder economie, onderschrijft die lezing. “Het is nu aan het provinciebestuur om duidelijk te maken of onze Noord-Hollandse regels wel stand houden binnen de kaders van het nationale en internationale recht. We willen daar snel duidelijkheid over. Dan kunnen we begin volgend jaar aanpassingen goedkeuren als dat nodig blijkt”.

Het provinciaal bestuur moet binnen 30 dagen antwoorden op de door de VVD en D66 ingediende vragen. Op 16 januari verwachten de Statenleden het onderwerp openbaar te bespreken met de verantwoordelijke gedeputeerde Jaap Bond.

Vragen:

Is het college van Gedeputeerde Staten bekend met de uitspraak in het Kroonberoep van Decathlon tegen de provincie Zuid-Holland?Is het college van Gedeputeerde Staten het met VVD en D66 eens dat de uitspraak ook voor de provincie Noord-Holland consequenties kan hebben. Is het college van GS bereid het vigerende Noord-Hollandse detailhandelsbeleid in relatie tot de PRV te toetsen aan deze uitspraak, aan de Wro en aan de dienstenrichtlijn van de Europese Unie?Zo nee, waarom niet?Kan het college de uitkomsten van die toets voorafgaand aan de eerste reguliere vergadering van de commissie EEB op 18 januari 2016 afgerond en gedeeld hebbenZo nee, wanneer kunnen de uitkomsten van die toets worden voorgelegd aan de commissie EEB?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marco Wiesehahn op 06 – 5546 8266 of via wiesehahnm@noord-holland.nl

Verdere toelichting:In het Staatsblad van 2 december jl. is de uitspraak in kroonberoep Decathlon vs. Zuid-Holland van 21 november 2015 opgenomen het besluit tot vaststelling van de verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland te schorsen (zie: stb-2015-454). In de uitspraak wordt er op gewezen dat blijkens jurisprudentie de in de ruimtelijke verordening opgenomen vestigingsbeperkingen wel geschikt, evenredig en noodzakelijk dienen te zijn om de beoogde ruimtelijke doelstellingen te bereiken. Daarover heeft de Kroon gerede twijfel in het geval van de provincie Zuid-Holland.

De verordening ruimte van de provincie ZH is geschorst om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid de VR te vernietigen. Er is afdoende reden dat onderzoek te starten omdat de in Zuid-Holland gebezigde regels conflicteren met art 49 van de EU dienstenrichtlijn (vrijheid van vestiging):

“Beperkingen van de vrijheid van vestiging zijn alleen toelaatbaar als zij worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, waartoe ook het belang van een goede ruimtelijk ordening wordt begrepen. Blijkens jurisprudentie dienen de vestigingsbeperkingen echter wel geschikt, evenredig en noodzakelijk te zijn om de beoogde ruimtelijke doelstellingen te bereiken”.

Deze casus geeft aanleiding het bestaande ruimtelijke beleid i.r.t. detailhandel van de provincie Noord-Holland kritisch te bezien, daar de provincie Noord-Holland eveneens beperkingen heeft opgelegd aan de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen (zie o.a. artikel 5 PRV).