Het aantal tegenstanders van de invoering van een basisinkomen is sinds 2016 iets gedaald; van 45 naar 37 procent. Dat is ongeveer gelijk aan het aantal voorstanders (38 procent). Het terugdringen van armoede wordt als een van de voordelen genoemd. Als nadeel wordt aangegeven dat de drive om te werken verdwijnt. Als minder mensen gaan werken, is dat slecht voor de economie. Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research.

Gelijk

Het aantal voorstanders is in vergelijking met drie jaar geleden ongeveer gelijk gebleven. Toen zei 40 procent van de kiezers achter invoering van het basisinkomen te staan, tegen 38 procent nu. Het aantal twijfelaars is gestegen van 15 naar 26 procent.

Criticasters

Vooral linkse kiezers (GroenLinks, SP, Partij voor de Dieren) zien invoering wel zitten. Meer dan de helft van de kiezers op deze partijen voelt wel wat voor een basisinkomen. Onder PvdA-kiezers ligt het percentage voorstanders op 47 procent. De meeste criticasters zijn te vinden bij kiezers van de VVD, SGP en Forum voor Democratie, maar ook kiezers van PVV en CDA hebben zo hun bedenkingen.

800-1.000 euro

De meeste voorstanders van een basisinkomen (42 procent) vinden dat de hoogte van het basisinkomen tussen de 800 en 1.000 euro per maand moet liggen. Ruim een op de vier voorstanders (28 procent) vindt dat het basisinkomen meer dan 1.000 euro moet bedragen. Eén op de vijf voorstanders vindt dat het basisinkomen 700 euro per maand of minder zou moeten zijn.