Naar aanleiding van een artikel in het Dagblad voor West-Friesland van zaterdag  28 oktober 2017 over het functioneren van de wijkagent in West-Friesland heeft VOCHOORN uit monde van raadslid Hans Weeda de volgende vragen gesteld:

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn

Betreft: vragen ex artikel 36 RvO

Onderwerp: wijkagenten

Geacht college,

Zaterdag  28 oktober 2017 lazen wij in het Dagblad voor West-Friesland een artikel over het functioneren van de wijkagent in West-Friesland.

“Alleen nog maar noodmeldingen”, was de kop.

De aanleiding waren “tweets” van wijkagenten in Hoorn, die daarmee een kijkje gaven in de politiekeuken.

Hieruit blijkt dat wijkagenten meer bezig zijn met noodhulp, dan met het werk waar zij eigenlijk voor zijn aangesteld, geselecteerd en een stevige aanvullende opleiding voor hebben genoten.

Van het daadwerkelijke aanwezig zijn in de wijk, het spreken met buurtbewoners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, het signaleren van problemen en direct ingrijpen, komt maar weinig terecht, zo kunnen wij opmaken uit dit artikel.

Als wijkagenten onvoldoende toekomen aan het werk waarvoor zij zijn aangesteld, komt er ook  weinig van het doordringen “in de haarvaten van samenleving, wat zo belangrijk is bij de aanpak van radicalisering”,  zo lazen wij in antwoorden van dit college, naar aanleiding van vragen die eerder over dit onderwerp gesteld werden door diverse politieke partijen binnen de gemeenteraad.

Een aantal malen heeft onze fractie, tijdens formele en informele overleggen  met  het college en vertegenwoordigers van de politie haar bezorgdheid uitgesproken over de onzichtbare politie in onze gemeente. De centrale vraag voor ons was en is: weet de politie wel wat er onder de bevolking leeft en kent zij  voldoende haar pappenheimers. Kennen en gekend worden.

Als antwoord kregen wij steeds dat door het grote netwerk, bestaande uit vertegenwoordigers van maatschappelijke instanties,  de wijkagent goed op de hoogte is, wat er in de wijk gebeurt. Het zijn van de “ogen en oren”  zou zo zijn gegarandeerd en het aantal wijkagenten zou op korte termijn worden uitgebreid.

De inhoud van het eerder genoemde artikel heeft onze bezorgdheid over het functioneren van de politie in onze gemeente, om het maar eens eufemistisch te stellen, bepaald niet weggenomen.

Daarom hebben wij de volgende vragen:

Kent u de inhoud van dit artikel en indien ja, zijn de signalen die de wijkagenten hier geven, u bekend en kloppen deze? Indien dit niet het geval graag een toelichting.

Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat wijkagenten geen of weinig tijd hebben voor het werk  waarvoor zij zijn aangesteld?

Heeft u eerder, bijvoorbeeld van de politiechef tijdens uw regulier overleg, signalen ontvangen over deze problemen? Indien ja, wat heeft u hiermee gedaan, en wat gaat u hier eventueel mee doen?

Indien deze problemen bij u al langer bekend zijn, waarom moet de raad dit dan uit de krant vernemen?

In hoeverre staat het niet goed kunnen functioneren van wijkagenten door tijdgebrek op gespannen voet met de aanpak radicalisering?

Kunnen deze wijkagenten met de tijdsproblemen wel voldoende  aandacht schenken aan het onderhoud van hun netwerk? Graag een toelichting.

In eerder genoemd krantenartikel geeft de politie aan dat bij ieder incident de prioriteit wordt vastgesteld en aan de hand daarvan de inzet wordt bepaald. Wanneer echter veelvuldig de wijkagenten een andere taakstelling krijgen dan waarvoor zij gepland staan is er sprake van een structureel foutieve planning van inzet van politiepersoneel.

In hoeverre bent u hiervan op de hoogte en wat kunt u hieraan doen?

Wij zien uw antwoorden met belangstelling tegemoet,

Hoorn, 30 oktober 2017

Hans Weeda

Raadslid VOCHoorn.