Op donderdag 13 juni heeft de PvdA Roermond-Roerdalen het ‘Zeker zijn - van een goed gesprek over onderwijs en armoede’ georganiseerd onder leiding van Carlien Schouten. Het thema was verborgen armoede in de klas. Bij deze bijeenkomst waren directeuren uit het basisonderwijs en middelbaar onderwijs, het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs, docenten, Stichting Leergeld en het Centrum voor Jeugd en Gezin aanwezig. Ook de gemeentepolitiek was aanwezig in de vorm van een wethouder onderwijs en een gemeenteraadslid. Het was een bijzondere, leerzame maar vooral inspirerende bijeenkomst met scherpe dialogen die je als mens raken. Vragen als ‘mag ik als docent of als directeur tegen een leerling zeggen dat hij/zij niet fris ruikt en altijd dezelfde kleren draagt?’ of ‘heb je alweer geen boterhammen bij je?’ waren onderwerp van de discussie. De vraag of docenten/de school ‘het recht’ hebben om dat soort (goed bedoelde) uitspraken te doen is nog onbeantwoord gebleven. Is het wel aan de docent om dat te doen? Neemt de docent de opvoeding van de ouders dan niet over? Als het aan Jan Fasen (directeur Niekée Roermond en Agora Roermond) ligt dan is dat géén taak van de docent, maar van de maatschappelijke organisaties. Echter, indien de omstandigheden waarin de leerling zit de (onderwijs)kansen die het heeft negatief beïnvloed, dan moet er ingegrepen worden. Immers, ieder kind heeft recht op gelijke kansen. Verborgen armoede is moeilijk te herkennen. Bij Agora kénnen de docenten de leerlingen echt. Dit komt doordat een coach/docent maximaal 18 leerlingen heeft die hij door en door kent. Op reguliere scholen is dit veel minder het geval waardoor verborgen armoede niet wordt opgemerkt. Welnu, is het een taak van de maatschappelijke organisaties, de scholen of de politiek om verborgen armoede aan te pakken? Het sleutelwoord is samenwerking en gezien worden. De bijeenkomst heeft opgeleverd dat er meer dialoog moet zijn tussen de maatschappelijke organisaties, gemeente en scholen over armoede. Ja, de duidelijke gevallen zijn bekend en worden geholpen. Maar, daar waar verborgen armoede en de nood het hoogst is en de schaamte het grootst, worden de mensen (en de kinderen) niet bereikt. Elk kind dat hierin opgroeit is er één teveel.