Opiniestuk van Peter Weyers over de evaluatie van de invoering van de jeugdwet. Peter is kandidaat nr. 5 voor de gemeenteraadsverkiezingen.

"Vorige maand is de eerste evaluatie van de Jeugdwet gepubliceerd: “Eerste evaluatie Jeugdwet; Na de transitie nu de transformatie” (ZonMw januari 2018). De bevindingen in één zin: Er gaat een hoop niet goed, maar iedereen is tevreden over het eigen aandeel. Voor de goede orde, de evaluatie gaat niet over de dienstverlening zelf, maar over de gang van zaken rondom de invoering.  

Waarom ook alweer een nieuwe jeugdwet?

In een evaluatie van de (oude) Wet op de Jeugdzorg (2009) werd geconstateerd dat er te veel specialistische jeugdzorg wordt gegeven, dat er wel wat meer van de omgeving van het kind verwacht mag worden, dat de hulpverleners niet goed genoeg samenwerken en dat afwijkend gedrag onnodig wordt gemedicaliseerd. Conclusie: we gaan het anders doen!

Als de Rijksoverheid zegt dat we iets anders gaan doen betekent dat vandaag de dag dat we minder gaan uitgeven, dat we de verantwoordelijkheid voor de realisatie bij de gemeenten leggen en dat de ‘zelfredzaamheid’ van de burger moet worden aangesproken.

De aanpak

Eigenlijk moet je alleen aan het veranderen slaan als zich een echt goede kans voordoet of als je een serieus probleem hebt. Zo niet, dan is het de moeite niet waard. Bovendien moet er een oplossing zijn en nog belangrijker, de nadelen van de oplossing mogen niet groter zijn dan het probleem zelf. Deze analyse is hier niet gemaakt. De oplossing moet namelijk werkenderwijs gevonden worden.

In noodgevallen kan dat. Er is een aanpak voor ontwikkeld die inhoudt dat je afgeschermde praktijkexperimenten uitvoert totdat je een aanpak hebt gevonden die algemeen kan worden ingevoerd. Doorlooptijd tien á vijftien jaar.

Daarvoor is hier niet gekozen. De voorkeur is uitgegaan naar een systeemaanpak. Wetten zijn gemaakt, regels bedacht, verantwoordelijkheden benoemd etc. Daar heeft men vijf jaar voor uitgetrokken. Vervolgens was er ongeveer twee jaar beschikbaar om een en ander op gemeenteniveau in te richten en de dienstverleners te contracteren. Je mag wel zeggen dat hier een zeer steile leercurve van de betrokkenen wordt verlangd.

Het geld

Iedereen die er zich mee bezig houdt kan je vertellen dat veranderen in eerste instantie geld kost. Vooralsnog verdien je er niets mee, integendeel. In het bedrijfsleven wordt er dan ook eerst goed uitgezocht of de nieuwe aanpak meer zal opleveren dan wat de ontwikkelingskosten zullen zijn. Hier is ongeveer het tegenovergestelde gebeurd. Globale aannamen over toekomstige besparingen zijn meteen ingeboekt.

Maar er is nog iets anders aan de hand. De gemeenten hebben taken toegewezen gekregen die ze voorheen niet hadden omdat die door andere instanties werden uitgevoerd. De expertise is niet mee verhuisd en moet opnieuw worden ontwikkeld c.q. ingekocht.  Voor de aanbieders geldt iets dergelijks. Waar ze voorheen te maken hadden met enkele zorgverzekeraars en overheden moet er nu onderhandeld worden per gemeente. Dat betekent een substantiële toename van de administratieve lasten. En aangezien het allemaal uit hetzelfde budget moet komen is een overschrijding van de budgetten of verschraling van de dienstverlening een gegeven, alhoewel sommigen zullen redeneren dat dit tot efficiënter werken dwingt.

De gemeenten en de aanbieders verdienen een groot compliment dat onder deze omstandigheden de jeugdhulpverlening nog relatief goed gaat.

Wat zou kunnen helpen

Vanwege de steile leercurve is iedere betrokkene geneigd zich in eerste instantie op de eigen bedrijfsvoering te concentreren. De evaluatie stelt dan ook dat er van meer integratie in de dienstverlening vooralsnog geen sprake is. Een dergelijke eilandenstructuur is berucht kostbaar en bovendien uiterst klantonvriendelijk.  ‘Markten’ moeten worden ingericht en dat kan alleen gezamenlijk. Het heeft meer dan honderd jaar geduurd voordat de spoorbreedte overal dezelfde was, maar het bleek maar wat handig. De administratieve lasten moeten worden verminderd door uniformering van de procedures en de kwaliteitseisen tussen de gemeenten.

Een ander knelpunt dat de evaluatie benoemt is dat dienstverleners en professionals elkaar nog niet voldoende kunnen vinden. Dat hoeft niemand te verbazen. De subspecialisatie in de jeugdzorg is van dien aard dat er niemand is die de competenties van al deze dienstverleners kan overzien. Ook de leden van het jeugdzorgteam niet. Een zelfde knelpunt wordt vermeld over de toegankelijkheid voor de hulp vragende burger. Er zijn oplossingen beschikbaar om deze kennis op gemeenteniveau te ontsluiten voor burgers en dienstverleners.

Er blijkt ook veel energie te gaan zitten in het contracteren en de kwaliteitsbewaking. Het is verstandig eens goed naar de rolverdeling te kijken. Vanouds zijn gemeenten nogal eens gewend om volumeafspraken te maken met dienstverleners die ze contracteren en zich bovendien te bemoeien met de uitvoering en prioritering van de dienstverlening. De WMO en de jeugdhulpverlening zouden ermee gebaat zijn als resultaatafspraken worden gemaakt en de realisatie daarvan aan de aanbieders en professionals wordt overgelaten

Er zijn nog veel verbeteringen mogelijk. "