Door:  Carinne Elion – 12 februari 2018

VASTENAVEND, GEEN KINDERSPEL, MAAR SPIEGEL VOOR POLITIEK EN BESTUUR

Vandaag was ik aanwezig bij de Vastenavondoptocht in Halsteren, nabij Bergen op Zoom. De wagens en de figuren — Prins, Nar, Steketee, de boerenploeg — lijken personages uit een vriendelijk sprookjestheater. Onschuldig. Resultaat van een vitale dorpsgemeenschap. Maar Vastenavend is meer dan dat en houdt bestuurders en politici een spiegel voor.

Carnaval gaat terug op het Romeinse feest van de Saturnalia, waarbij de kwade geesten werden uitgebannen met maskers en wilde dansen. De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) wees erop dat deze feesten het Dionysische element in de mens een vorm gaven (in De geboorte van de tragedie uit 1872). De mens verlangt namelijk aan de ene kant naar orde en structuur. Dit is het Apollinische element in de mens, vernoemd naar de god Apollo die onder andere beschermgod was van de muziek, de wetenschap en architectuur. Het Apollinische is het domein van de rede, het intellect, van de maat, de orde en de harmonie. Aan de andere kant verlangt de mens naar chaos en overschrijding van grenzen. Dit is het Dionysische in de mens, vernoemd naar de god Dionysos, de god van de wijn. Het Dionysische is verbonden met het irrationele, het instinctieve, het onbeschaafde, maar ook met de heroïsche en scheppende krachten in de mens. De Saturnalia gaven dit Dionysische element een vorm.

Tijdens die feesten verkleedden mannen zich als vrouwen of deden groteske maskers op die verwezen naar fantasiefiguren uit de mythologie en populaire sagen. Deze feesten memoreerden ook de overgang naar een nieuw jaar, een schoon begin. De maskers en verwijzingen naar fysieke afvalproducten van de mens vierden het afscheid van het oude (en vieze) jaar en de komt van het nieuwe (en schone) jaar. De feesten vormden zo een kanalisering van onderdrukte gevoelens en gedachten. Ze brachten de feestvierders weer in het reine met zichzelf. We vinden dit vandaag nog terug in de verwijzingen naar de ‘grote schoonmaak in het huis’. In Bergen op Zoom en Halsteren verwijzen, naar verluidt, de witte ‘gerdijnen’ die de feestvierders dragen naar het gebruik om in het vroege voorjaar de vitrage maar eens een wasbeurt te geven of zelfs te vervangen.

In de Middeleeuwen adopteerde de Katholieke kerk de populaire feesten. De kerk verbond het feest met de voorbereidingstijd op Pasen, de Vasten. Ook een tijd van zuivering van het oude en bezoedelde in de mens.

Kortom, de groteske koppen uit de optocht in Halsteren van vandaag zijn dus niet alleen maar grappig en sprookjesachtig. Nar, Prins en Steketee zijn niet alleen maar figuren uit een kindertheater. Vastenavend is ook niet alleen maar nuttige sociale verbinding, niet alleen maar een mooie lokale traditie. De vastenavendfiguren verbeelden de huiver voor het onbeheersbare en geven vorm aan de vermoeidheid over de wereld van orde en papier. Tijdens Vastenavend houdt Dionysos Apollo een spiegel voor. Ofwel: carnaval is het spel dat de bestuurder en politicus bewust maakt dat hij of zij ook een onderdeel is van een spel. Daarnaast herinnert de spiegel die carnaval de politicus voorhoudt dat politiek en bestuur nu net géén carnaval zijn, maar een serieuze zaak waarin rede en verstand moeten regeren. De bestuurder of politicus die zich voordoet als een theaterfiguur overschrijdt een grens die niet aan hem of haar is.