Door de uitbreiding van de bevoegdheden van burgemeesters op het gebied van openbare orde en veiligheid, zou de rol van de traditionele burgervader onder druk staan en veranderen in een ‘burgerboeman’. Maar uit onderzoek naar de sluiting van drugspanden lijkt dat wel mee te vallen.

Niels Karsten, Tilburgse bestuurskundige, en Ineke Bastiaans, onderzoeker bij Necker van Naem onderzochten hoe burgemeesters uit Brabant hun handhavende bevoegdheid gebruiken binnen de Opiumwet, bijvoorbeeld bij het sluiten van drugspanden. Sinds 1 januari van dit jaar hebben burgemeesters een verruimde bevoegdheid om ook te sluiten als voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Voorheen mocht dat alleen als er daadwerkelijk drugs aanwezig was.

Er wordt een intensief debat gevoerd over de rol van een burgemeester bij deze uitbreidende bevoegdheden. Aan de ene kant zijn er onderzoekers en (oud-)burgemeesters die vinden dat de rol van ‘crimefighter’ afbreuk doet aan de positie van de burgemeester als onpartijdig verbinder. Er zou een ‘problematische rolvermenging’ plaatsvinden, omdat de burgemeester in rap tempo ‘ontvriendt’. In de rol als handhaver neemt hij of zij in toenemende mate politiek en maatschappelijk controversiële beslissingen, die burgemeesters tot een ‘burgerboeman’ zouden kunnen maken en de politieke onafhankelijkheid onder druk zouden zetten, schrijven Karsten en Bastiaans in het Tijdschrift voor Veiligheid.