Opkomend populisme in de jaren 2006-2010 deed Egbert Jan besluiten lid te worden van D66 en actief te worden voor de partij waar hij al jaren op stemde. Zijn uitgangspunt is niet dat mensen alles zelf kunnen, maar dat je op zoek bent naar dat wat mensen zelf kunnen en dat waar ze ondersteuning bij nodig hebben.  Egbert Jan is nu een periode raadslid met de portefeuilles sociaal domein en sport en wil graag doorgaan. Hij vindt Gouda een geweldige stad. Zijn passie is het beste uit de stad naar voren te brengen.

Waarom D66? Egbert Jan staat net als D66 voor de democratische waarden, voor een samenleving waarin je iedereen z’n vrijheid gunt; ook een samenleving waarin ieder doet wat hij kan. Voor sommige mensen is de maatschappij echter te complex om zelf het heft in handen te nemen, constateert Egbert Jan en die moet je daar dus bij helpen. Op lokaal niveau, vindt hij, moeten we ondernemers zo min mogelijk obstakels in de weg leggen en de overheid moet niet meer of minder belasting heffen dan zij nodig heeft. Egbert Jan typeert D66 als de minst paternalistische doch de vooral pragmatische politieke partij: “Ik waardeer de openheid waarmee D66 de stad bestuurt.” Het Zuidelijk Stationsgebied is daarvan volgens hem een schoolvoorbeeld. Het is een plan dat door alle betrokkenen gedragen wordt, vanuit respect voor elkaars mogelijkheden en grenzen. Dat gezamenlijk tot iets komen heeft hij ook gezien op de informatie-uitwisselingsavond over decentralisaties, waarop alle betrokkenen bij de jeugdzorg met elkaar in dialoog waren. “Zo’n grote opgave kun je alleen gezamenlijk oplossen,” aldus Egbert Jan.

Betere zorg en goedkopere zorg Een grote uitdaging voor Gouda is volgens hem de noodzakelijke bezuiniging van 7,5% in het zeer brede en complexe sociale domein. We slagen er volgens hem nog onvoldoende in het totale pakket van diverse beleidsterreinen met eigen wetten, regels, normen, waarden, te overzien. Daardoor is het moeilijk te bepalen hoe je beter met je geld om kunt gaan, maar binnen elk terrein in het sociale domein acht hij wel verbeterslagen mogelijk. Volgens Egbert Jan moet in het gesprek dat gevoerd wordt tussen gemeente en zorgverleners het accent meer komen te liggen op maatschappelijke doelen en minder op het bedrijfsmatige. Hij benadrukt het belang van toekomstgericht handelen en denken, van het creëren van vertrouwen bij de mensen die de zorg verlenen.  De afhankelijkheid van de Haagse politiek, waardoor verantwoordelijkheden steeds verschuiven, zorgt voor een toename van complexiteit, terwijl juist transparantie nodig is om dat vertrouwen te winnen. Het is een taai en lang proces en Egbert Jan ziet zijn taak als gemeenteraadslid hierin als het continu drukken op het wiel van verandering, om het proces steeds een spaak verder te brengen.

Gelijke monniken, gelijke kappen in de sport Er is volgens Egbert Jan veel scheef in de manier waarop de gemeente omgaat met de diverse verenigingen. Hij vindt het nodig dat zelf medeverantwoordelijkheid nemen het uitgangspunt van beleid is, maar dat geldt dan wel in gelijke mate voor alle clubs: ‘Ik vind het erg dat sommige verenigingen in de watten worden gelegd en dat andere in de kou staan.” Voor verenigingen die hun eigen broek op houden, heeft D66 volgens hem veel respect, maar er moet meer geld naar verenigingen die al lang niet meer door de gemeente zijn ondersteund en die het moeilijk hebben.

Respect voor de vele initiatieven “Gouda is een geweldige stad, niet alleen door de geschiedenis, maar vooral door het grote aantal mensen dat bijdraagt aan het wel en wee in deze stad.” Dat is wat Egbert Jan opvalt in zijn vele gesprekken met stichtingen, verenigingen, vrijwilligers en wat hem raakt: al die de sociale cohesie bevorderende initiatieven, zoals de voedselbank, de non-foodbank, de diverse wijkteam gelieerde stichtingen, de dak- en thuislozenopvang en kinderopvang enzovoort. Die initiatieven zijn zo belangrijk en ze zijn ook sneller en effectiever dan de professionele circuits en daarom moeten we ze ook ondersteunen, zoals met de GoudaPot.

Egbert Jan noemt drie boeken die volgens hem ieder raadslid zou moeten lezen: The Fable of The Bees van Bernard Mandeville, Utopia van Thomas More en Lof der Zotheid van Erasmus. Hij hoopt oprecht dat hij door kan gaan als raadslid, dat hij door kan gaan met het op gang houden van het wiel van verandering.

Zijn afsluitende zin van het interview luidde: “Ik hoop op 21 maart iedereen te zien op het overwinningsfeest van D66.”