Breng niet alles terug tot een rekensom (Jesse Klaver) “Er is iets verschrikkelijk mis met de manier waarop we vandaag de dag leven. Dertig jaar lang hebben we een deugd gemaakt van het nastreven van materieel eigenbelang. We vragen ons bij een nieuwe wet niet meer af: is het eerlijk, is het goed, brengt het een betere samenleving dichterbij? We kijken alleen nog maar naar wat dingen kosten, niet naar wat ze waard zijn.” Prachtige woorden, maar niet mijn woorden. Tony Judt schreef ze. In zijn boek Ill fares the land (Het land is moe). Ik las het in de zomer van 2010. Ik was net Kamerlid geworden en vast van plan niet alleen beleidsstukken te lezen, hoeveel pagina’s papier het kabinet me ook toe zou sturen. Het boek maakte indruk. Het opende hokjes in mijn gedachten. Net als andere denkers dat eerder hadden gedaan. “We moeten weer leren de juiste vragen te stellen.” Dat schreef Judt ook. En precies dat stelde ik mijzelf tot opdracht. Ik wil het in debatten niet alleen hebben over de maatregelen op de agenda, maar ook over de visie die eraan ten grondslag ligt. Leren de juiste vragen te stellen. Maar dat kost tijd. Tijd om te denken, te lezen, te praten over waar je voor staat, waar je voor gaat en waar je naartoe wil. Die tijd heb ik genomen, met het schrijven van een boek. Dat zorgde ervoor dat ik werd gedwongen los te komen van de actualiteit en te onderzoeken wat mijn diepste drijfveren waren. Het resulteerde uiteindelijk in de strijd tegen wat ik het economisme ben gaan noemen. Onder het economisme versta ik, in de meest beknopte samenvatting: het idee dat alle politieke en maatschappelijke problemen terug te brengen zijn tot een rekensom. Dat het financiële argument altijd doorslaggevend is. Mijn stelling van vandaag is dat het economisme politiek tot eenheidsworst maakt. Het verengt ons denken, weerhoudt ons van een ideologisch debat en het maakt van politiek een soort boekhouden voor gevorderden. De enige vragen die nog worden gesteld zijn: wat betekent een nieuwe wet voor onze economische groei, voor onze staatsschuld en concurrentiepositie? Dat zijn niet de juiste vragen. En dat is de reden dat vrijwel alle partijen het economisme als referentiekader hebben overgenomen. Dat zelfs de partijen op links zijn gaan geloven in wat ik de mythes van het economisme noem. Mythe 1: De onzichtbare hand zorgt voor een optimaal resultaat Laten we beginnen met de mythe van de onzichtbare hand; de mythe dat het najagen van persoonlijke hebzucht leidt tot collectieve voorspoed. Collectief proef je de noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan, maar individueel laten we ons leiden door andere overwegingen. Je kunt voor twee tientjes naar Rome vliegen of voor 200 euro gaan met de trein. Dan begrijp ik dat de keuze snel gemaakt is. Soms wordt wel geprobeerd om aan de negatieve externe effecten een prijs te hangen: Vervuiling van het drinkwater? Wat kost het om dit schoon te maken? CO2-uitstoot? Wat is de prijs om deze te beperken? Extra geluidshinder? Wat kost isolatie van woningen? Het zijn niet de juiste vragen. Wat we ons zouden moeten afvragen is: hoe voorkomen we de vervuiling van het drinkwater, hoe voorkomen we CO2-uitstoot, hoe voorkomen we geluidshinder? Vervuilen en meer grondstoffen gebruiken dan nodig is, is niet juist, ook niet tegen de juiste prijs. Daarom hebben we ook een ideologisch debat nodig. Geen rekensom die dat kan vervangen. Mythe 2: Als de economie groeit, gaat iedereen erop vooruit Jarenlang werd ons verteld dat als de economie groeit, iedereen erop vooruitgaat. Trickle-down economics, noemde president Reagan dat. Maar de verschillen tussen rijk en arm nemen toe. Het is een mythe dat economische groei automatisch ten goede komt aan iedereen. Kort geleden stond er een Franse econoom op die na jaren van dataonderzoek het bewijs leverde voor wat velen al voelden: hij doorprikte de mythe dat we voor de aanpak van armoede en ongelijkheid gewoon de koek wat groter moeten maken, een ook door linkse partijen gevierd standpunt. Piketty maakte razendsnel furore en niet alleen bij linkse politici zoals ik. Zelfs Christine Lagarde, directeur van het IMF, gelooft niet meer dat het rijzende tij alle boten optilt. Het tilt alleen de grote jachten op, zo corrigeerde ze president Kennedy. Actief overheidsbeleid is nodig om te zorgen voor een eerlijke verdeling van welvaart. Mythe 3: Marktwerking leidt tot kostenbeheersing Al sinds de jaren 80 vertellen economisten ons dat gebrek aan concurrentie de overheid traag, bureaucratisch, inefficiënt en dus onnodig duur maakt, terwijl de ‘tucht van de markt’ bedrijven zou dwingen tot efficiënt werken. Deze mythe werd in de jaren tachtig en negentig dominant en leidde tot een grote privatiseringsgolf. Kostenbeheersing? Dacht het niet. Kijk naar de vastgoedwaanzin van het ROC in Leiden, het debacle rond de Fyra en de penny wish, pound foolish-beslissingen in de zorg. Opnieuw werden de juiste vragen niet gesteld. Wat gebeurt er als de burger verandert in een consument? Tot welke cultuurverandering binnen een organisatie leidt de entree op de markt? Wat betekent het voor de salarissen van de bestuurders? Voor de arbeidsvoorwaarden van werknemers? En: geven we met privatisering niet een belangrijk middel weg om te sturen op de lange termijn? Mythe 4: Een stevig sociaal vangnet maakt mensen lui In de plannen van het kabinet voor een belastingherziening gaat iedereen erop vooruit. Iedereen, behalve de mensen die het minst te besteden hebben. De mensen met een uitkering, die rond moeten komen van een bijstandsinkomen. Dat is niet omdat het de VVD en de PvdA niet gelukt is om de knoppen van het stelsel zo af te stellen dat iedereen profiteert. Het is een bewuste keuze. Want, zo is de economistische redenering, als die luie mensen met een uitkering erachter komen dat ze meer kunnen verdienen als ze een baan nemen, dan komen ze wel van de bank af. Mythe 5: Collectieve uitgaven zijn een probleem, private uitgaven zijn een zegen In de VS boeken de Conservatieven veel succes met een pleidooi voor tax relief. In Nederland is het ook een mythe geworden: belastingverlaging is goed, belastingverhoging is slecht. Of algemener geformuleerd: collectieve uitgaven zijn een probleem, private uitgaven zijn een zegen. De economistische logica is: hoge overheidsuitgaven moeten betaald worden door meer belasting. Een hoge belastingdruk is slecht voor de koopkracht van mensen, en daarmee slecht voor de economische groei en dus slecht voor de werkgelegenheid. Oplossing: belastingverlaging. Om deze te betalen, u raadt het al, moet de overheid kleiner. Het is een platte discussie. Het staat ver af van waar de discussie echt over zou moeten gaan. Niet een simpel kleiner of groter, maar waar wil ik een actieve overheid en waar niet? En welke waarden liggen daaraan ten grondslag? Dat zijn de vragen waar het om draait. Deze vijf mythes zijn ons altijd gepresenteerd als neutrale feiten. PvdA, VVD, CDA, D66: allemaal zijn zij in de mythes van het economisme gaan geloven. Met als gevolg dat zij de samenleving al dertig jaar lang dezelfde richting opsturen: meer markt, meer groei, minder overheid. Wat heeft het ons opgeleverd? Meer ongelijkheid, meer milieuvervuiling en een overheid die wantrouwend staat tegenover zijn eigen burgers. Maar dit kwam uit de rekenmodellen! Maar hé: dit kwam uit de rekenmodellen! Die rekenden ons haarfijn voor: belastingverlaging leidt tot meer banen, controle tot meer werkenden, economische groei tot meer welvaart. Maar ons begrip van welvaart is veel te beperkt. Welvaart is minder dan geluk. Geluk gaat ook over hoe goed je relatie is, om maar wat te noemen. Maar welvaart is ook meer dan hoeveel er in je portemonnee zit. Robert Kennedy zei het al: het bruto binnenlands product meet eigenlijk alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt. Het evenwicht tussen markt, samenleving en overheid is de afgelopen dertig jaar zoekgeraakt. Politici zijn Nederland gaan besturen als een bedrijf, maar Nederland is geen bv. We zijn een democratie. Ik wil niet sturen op winstcijfers, of op economische groei, ik wil dat idealen centraal staan in de besluiten die ik neem. Zuinig zijn op de aarde. Mensen in staat stellen hun hart te volgen. Iedereen draagt bij en niemand laten we achter. We moeten een nieuw evenwicht vinden, tussen markt, samenleving en overheid. Met wat minder markt, met een andere overheid en met meer samenleving. Er is behoefte aan politiek waarbij niet alleen telt wat we in geld kunnen uitdrukken, maar waarin ook telt wat intrinsiek waardevol is: natuur, vriendschap, kunst, gezond voedsel. Dat is de politiek waar ik aan wil werken. Ik leg me niet neer bij de status quo. Verandering is mogelijk, de wereld zoals we die nu kennen is ons ook niet overkomen. Hij is bedacht door mensen met een idee, met een droom, met een ambitie. Niemand van ons is minder dan die mensen, en er is geen enkele reden om de wereld te accepteren zoals die is. Daarom moeten we durven om te dromen en groot te denken, moeten we durven om onze plannen uit te voeren, om te falen en opnieuw te beginnen. Vooruitgang begint met een doel, een ideaal. Niet met een rekensom of met een model, maar met een keuze over wat we belangrijk vinden. Wat we zelf hebben opgebouwd, kunnen we ook zelf veranderen. Dat is hoop. Jesse Klaver is fractievoorzitter van GroenLinks. Dit is een bewerkte versie van de toespraak die hij hield op 23 juni in debatcentrum De Balie in Amsterdam.