Nieuws van politieke partijen in Nederland inzichtelijk

11 documenten

Onze hulp moet terecht komen bij de armen, niet bij de rijken op de eilanden

SP SP GroenLinks D66 Nederland 14-07-2020 11:19

Het ergerde me, de lobbybrief die VNO-NCW onlangs schreef over de financiële hulp aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Een groep bekende Nederlanders eiste dat ons land geen voorwaarden zou stellen aan die steun. Dat Hans de Boer, voorman van de grote bedrijven, dit initiatief nam begrijp ik wel. Veel Nederlandse ondernemers, consultants en fiscalisten verdienen grof geld op de eilanden, waar de arme bewoners niets van terug zien. Wel was ik verbaasd over de steun voor deze lobby door Alexander Pechtold (D66) en Paul Rosenmöller (GroenLinks). Politici die de eilanden heel goed kennen. Rosenmöller heeft in het verleden zelfs onderzoek gedaan naar de corruptie op Curaçao. De eilanden zijn rijk, maar de verschillen tussen de mensen zijn schrijnend. Als Nederland geen voorwaarden stelt komt dat geld niet bij de armen die de steun zo hard nodig hebben. Niet bij mensen die hun werk hebben verloren en niet bij gezinnen waar kinderen te weinig te eten hebben.

Nederland liet het zo ver komen

George Jamaloodin werd in oktober 2010 de eerste minister van financiën van het nieuwe land Curaçao. Nu zit deze politicus gevangen en is hij veroordeeld tot 28 jaar gevangenis, voor zijn betrokkenheid bij de moord op het parlementslid Helmin Wiels, dat was zijn toenmalige coalitiegenoot. Begin 2010 had Jamaloodin het hoofd van de beveiliging van de geheime dienst van Curaçao (VDC) omgekocht. In september, een maand voordat op 10 oktober 2010 Curaçao een autonoom land zou worden, reisde deze Jamaloodin samen met dit hoofd beveiliging van de VDC af naar Sint Maarten. Daar hadden zij een privé-onderhoud met Gerrit Schotte, de toekomstige premier van Curaçao; met Theo Heyliger, dat is de machtigste politicus op Sint Maarten, en met Francesco Corallo, de Italiaanse maffiabaas. Schotte en Heyliger zijn ondertussen veroordeeld tot lange celstraffen voor fraude en corruptie. Corallo staat terecht in Italië, voor grootschalige fraude en omkopen van politici.

Ik weet van deze opmerkelijke bijeenkomst door berichten die ik in bezit heb gekregen en die laten zien hoe vóór 10 oktober 2010 de onderwereld maatregelen nam om de macht in de autonome landen Curaçao en Sint Maarten over te nemen. Door een duivels drie-eenheid van de gokindustrie, die banden heeft met de Italiaanse maffia; consultants, die vaak afkomstig zijn uit Nederland, en lokale politici, die bereid zijn om zich te laten omkopen. Een jaar nadat Schotte op Curaçao aan de macht kwam werd de geheime dienst VDC leeggeroofd. Alle aanwezige informatie zou toen zijn vernietigd, gekopieerd of zijn meegenomen. Daarbij zouden ook gegevens van onder meer de AIVD en de CIA in handen zijn gekomen van de onderwereld. Schotte probeerde ook maffiabaas Corallo of diens financiële rechterhand tot president te maken van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Wat mede door het optreden van enkele Tweede Kamerleden op het nippertje is voorkomen.

De relaties tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk zijn slecht, moeten we tien jaar na de autonomie van Curaçao en Sint Maarten constateren. De steun die ons land wil geven voor de bestrijding van de gevolgen van de Coronacrisis hebben geleid tot beschuldigingen aan Nederland, vooral vanwege de voorwaarden die aan de steun worden gesteld. Toch zijn die condities niet zo vreemd, ze moeten vooral verzekeren dat het geld terecht komt bij de mensen die het meest door de crisis zijn getroffen. Ook vraagt Nederland dat lokale bestuurders een bijdrage leveren, door een korting op hun vaak zeer riante vergoedingen. Tevens wordt gevraagd dat de vele miljonairs op de eilanden hun bijdrage leveren en fatsoenlijk belasting gaan betalen. Dat is de laatste tien jaar onvoldoende gebeurd. Als de achterban van VNO-NCW zich wat fatsoenlijker zou gaan gedragen, dan zouden de landen Curaçao en Sint Maarten financieel veel gezonder zijn en meer kunnen investeren.

Onderzoek naar de onderwereld

In 2005 kwam minister Alexander Pechtold voor een gesprek naar de Eerste Kamer, om met de senatoren te spreken over de toekomst van het Koninkrijk. Dat jaar was op Curaçao een referendum gehouden en daarin had de bevolking gekozen om niet onafhankelijk te worden, maar een autonoom land binnen het Koninkrijk. Ik was destijds lid van de Eerste Kamer (in 2006 zou ik naar de Tweede Kamer gaan). Pechtold kreeg in de senaat vragen over de onderhandelingen en vertelde vol trots dat Nederland ruim twee miljard euro had toegezegd aan schuldsanering. Daarna viel er een diepe stilte in het kleine zaaltje in de Eerste Kamer. Een oude senator nam het woord en vroeg wat de minister daar voor terug had gekregen. Het antwoord leidde tot een schok: helemaal niets. Geen eisen aan goed bestuur en goede financiën. Nadat Gerrit Schotte en zijn ministers waren aangetreden bleek dat zelfs geen screening had plaatsgevonden. De onderwereld had de macht overgenomen.

In 2010 heb ik tegen de nieuwe staatkundige verhoudingen gestemd. Ik gunde de mensen op de eilanden van harte hun autonomie, maar had geen vertrouwen in de toekomst van Curaçao en Sint Maarten, omdat de eilanden hier gewoon nog niet klaar voor waren. En ook omdat de relatie met Nederland onduidelijk bleef. Deze landen waren autonoom en verantwoordelijk voor hun eigen politiek, maar Nederland bleef in deze nieuwe verhoudingen verantwoordelijk voor goed bestuur en gezonde financiën. Niet duidelijk was hoe we die verantwoordelijkheid waar konden maken – en dat is ons land dan ook niet gelukt. Het geld verdwenen snel nadat op Sint Maarten Theo Heyliger en op Curaçao Gerrit Schotte aan de macht kwamen. De rechter zei in de veroordeling van Schotte dat de premier zich had gedragen als een 'marionet' van de gokindustrie. Van maffiabazen als Corallo, wiens boekhouding jarenlang werd gedaan en werd goedgekeurd door de accountants van KPMG.

Op mijn initiatief (in een voorstel dat de Kamer april 2015 aannam) is er een grootschalig onderzoek gestart naar de verbondenheid tussen de onderwereld en de bovenwereld op alle eilanden, met name tussen de gokindustrie en de politiek. Dat heeft er mede toe geleid dat de oud-premier Schotte van Curaçao en de grote man van Sint Maarten Heyliger achter slot en grendel zitten en ook veel andere politici, consultants en gokbazen zijn veroordeeld of onderwerp zijn van onderzoek (de laatste tijd ook op Aruba). Dat is belangrijk, omdat de eilanden geen toekomst hebben zolang ze in de greep zijn van de onderwereld. Maar het is vooral heel erg dat Nederland het zover heeft laten komen. Dat we tien jaar geleden autonome landen hebben gemaakt en die direct in handen hebben laten komen van criminelen. Dat is een zware verantwoordelijkheid voor alle partijen in de Tweede Kamer die daar mee hebben ingestemd. Ook die van Alexander Pechtold en van Paul Rosenmöller.

We moeten leren van het verleden

In juli 2015 ontving ik een brief van Gerard Spong, de beroemde Nederlandse advocaat. Die daagde mij voor de rechter, omdat ik zijn cliënt Francesco Corallo een maffiabaas had genoemd. Tot een zaak is het echter nooit gekomen, omdat Corallo ook een maffiabaas is. Dat kon ik staven met gegevens van onder meer de Italiaanse geheime dienst. Corallo staat nu in dat land terecht voor grootschalige fraude en witwassen en het omkopen van politici uit de regering van Berlusconi. Dat Corallo mij die brief stuurde vond ik niet vreemd, op de eilanden is dit soort intimidatie helaas gewoon. Wel vond ik het opmerkelijk dat de advocaat Spong zich leende voor deze intimidatie van een Nederlands Tweede Kamerlid. Veel politici op de eilanden zullen tegen dit soort bangmakerij niet bestand zijn. Ik weet dat er veel politici zijn op Aruba, Curaçao en Sint Maarten die het beste voor hebben met hun mooie eiland, maar die zich in de huidige situatie niet meer vrijelijk durven uitspreken.

Ik steun van harte de hulp die Nederland gaat bieden aan de andere landen in het Koninkrijk, dat zijn we ook aan onze Koninkrijksgenoten verplicht. Maar tegelijk moeten we een einde maken aan de duivelse drie-eenheid van de Antilliaanse politiek. Ik heb geprobeerd om als Tweede Kamerlid mijn bijdrage te leveren. Door de gokmaffia aan te pakken, zoals in het onderzoek naar de politiek en de gokindustrie. En door de consultants aan te spreken die witwassen mogelijk maken, ik ben dan ook trots dat vorig jaar KPMG in de Caraïben gesloten is. Maar het doet me pijn dat we nu problemen moeten oplossen die Nederland ook zélf heeft laten ontstaan. De foute gokbazen, of de dubieuze consultants, zijn vaak mensen van buiten en niet van de eilanden zélf. Een kleine rijke kliek op de eilanden verrijkt zichzelf dankzij het slechte bestuur. Vooral de arme bevolking betaalt daarvoor de prijs. Dat doet zij nu, met deze coronacrisis. Maar dat doen deze bewoners eigenlijk al tien jaar.

In alle hoofdsteden in het Koninkrijk wordt nagedacht over de toekomst. In Den Haag, in Willemstad, in Oranjestad en in Philipsburg, overal moet de conclusie zijn dat we zo niet verder kunnen. Dit Koninkrijk is mislukt en het is nu aan de inwoners om te bepalen hoe het verder moet. Laat de bewoners van de eilanden een keuze maken. Wat willen zij dat hun eigen bestuurders doen – en waar Nederland zich niet meer mee bemoeit. Welke taken hebben zij liever dat Nederland uitvoert – waarbij Den Haag ook de mogelijkheid moet krijgen om dit écht te doen. In juli vorig jaar heeft de Tweede Kamer een voorstel van mij aangenomen, waarin aan alle vier de landen wordt gevraagd om hun visie te geven op het Koninkrijk en aan te geven wie waarvoor verantwoordelijk is. Met steun van de partijen van Pechtold en Rosenmöller. Ik blijf pleiten voor hulp aan de mensen op de eilanden, die verdienen onze hulp en steun. Tegelijk zullen we moeten leren van de fouten uit het verleden.

Congres 110 | Toespraak Rob Jetten

D66 D66 GroenLinks Nederland 01-07-2020 14:32

In 1966 werd D66 opgericht door voorlopers en vernieuwers. Ze werden geleid door Hans van Mierlo, een katholieke journalist uit Breda die tegen wil en dank uitgroeide tot de Kennedy van de lage landen.

Het is tien jaar geleden dat Van Mierlo voor het laatst op het congres van zijn partij kon zijn. Dat was hier. In deze zaal in het Chassé Theater. In zijn geliefde thuisstad.

Hoewel ik niet kan zeggen hem echt te hebben gekend, mis ik zijn verschijning. Al was het maar vanwege zijn zachte G tussen al die harde g’s en rollende r’en vandaag in Breda. Ik zie de Amsterdamse delegatie nu de wenkbrauwen fronsen. Nee nee, Van Mierlo was geen Amsterdammer. Iets met de grachtengordel? Pech, jongens. Brabantser dan Van Mierlo wordt het niet. Maar wel fijn dat jullie vandaag de tocht naar dit verre oord buiten de ring hebben gemaakt.

Tien jaar geleden hoorde Van Mierlo hier Alexander Pechtold zijn prioriteiten uiteenzetten. Hij schetste de hervormingsagenda van D66 op geheel Pechtoldiaanse wijze: aan de hand van een schilderij. Een nog niet abstracte Mondriaan, in dit geval. In de tien jaar erna, bracht hij onze partij weer naar de top.

Waarde Alexander, vanaf vandaag mag jij je erelid van onze partij noemen. En dat is volkomen terecht. Je zit voor altijd in ons hart. Dankjewel!

Democraten, het is 53 jaar geleden dat we begonnen aan ons krankzinnige avontuur. De traditionele, met ideologische veren getooide partijen, kregen een pragmatische beweging tegenover zich. Dat was toen heel vernieuwend.

Het is precies dat pragmatisme dat mij naar D66 trok. Ik ben opgeleid als bestuurskundige. Mijn eerste grote werkliefde was ProRail. Daar kon ik mensen verbinden van Groningen tot Maastricht. Oplossingen vinden voor taaie problemen. Ook als daar wendbaarheid voor nodig was.

Naast mijn werk vergroeide ik met de raadsfractie van D66 in Nijmegen. Stap voor stap leerde ik onze partij kennen.Als jong raadslid die het spel van de politiek van dichtbij ervaarde, ging ik redelijkheid en de oplossingsgerichtheid van onze partij nog meer waarderen. De wil om antwoord te geven op de vragen van nu, met de inzichten van nu. Dat is niet altijd makkelijk.

De afgelopen jaren waren voor mij een oefening. Als beginnend Kamerlid was ik met name bezig met mijn eigen dossiers. Klimaat en democratie. Als fractievoorzitter werkte ik in mijn eerste jaar aan grote akkoorden. Dat was sleutelen, timmeren en schuren in de bloedhete machinekamer van de coalitiepolitiek.

Maar dan heb je ook wat:

1. Een generaal pardon voor honderden kinderen die hier thuis zijn.2. Na tien jaar stilstand eindelijk een pensioenakkoord.3. Een zomerakkoord waardoor werk gaat lonen.4. En als kers op de taart het eerste concrete klimaatplan van de wereld.

Aan het begin van de rit heb ik me wel eens afgevraagd wat we in vredesnaam in deze coalitie te zoeken hadden. Dat is nu wel anders.

We hebben onze rol gezocht én gevonden. Van alle coalitiepartijen waarderen onze kiezers de resultaten van dit kabinet het meest. Onze partij is stabiel, gretig, zelfbewust. Wij laten ons niet de wet voorschrijven. Wij zijn de progressieve motor van deze coalitie.

Wij geven antwoord op de grote vragen, noemen de dingen bij naam die moeten gebeuren. Zonder schroom of kramp. Omdat wij ervan overtuigd zijn dat mensen de waarheid verdragen, als je als politicus eerlijk bent.

Wij pleiten samen met GroenLinks voor een structurele oplossing voor het lerarentekort, omdat je nooit genoeg kunt investeren in de toekomst. Wij pleiten luidkeels voor de halvering van de veestapel, omdat de natuur anders sterft in stilte. Omdat wij een perspectief bieden met duurzame landbouw. En omdat het de enige weg is uit de stikstofcrisis die leidt naar het bouwen van huizen voor iedereen. Wij pleiten voor de wet Voltooid Leven, omdat je in dit land niet alleen waardig oud moet kunnen worden, maar ook waardig moet kunnen sterven. Wij pleiten voor betere ondersteuning van Kamerleden, omdat het huis van de parlementaire democratie instort zonder versterking van het fundament.

En wij pleiten voor een tijdelijk vrouwenquotum, omdat meisjes zo vroeg als ze kunnen dromen ook zeker moeten weten dat ze alles kunnen bereiken.

Wat ons scheidt van de vrienden op links is dat we aan het eind van een lange onderhandeling ook een akkoord sluiten. Dat lukt in deze coalitie tot nu toe aardig. Dit kabinet levert. En ja, dan kan het ook schuren. Dan knettert het op maandag in het coalitieoverleg of op vrijdag in de Trêveszaal. Slaat er ook wel eens iemand met een deur.

We zijn vier totaal verschillende partijen. We komen allemaal op voor wat ons drijft, voor onze beloftes aan de kiezer. En zo hoort het ook. Anders zouden we geen knip voor onze neus waard zijn.

D66’ers zijn redelijk, je kunt met ons praten, maar redelijk betekent niet altijd ‘rustig’. En soms is het zelfs onredelijk om alsmaar redelijk te blijven. Want er liggen nog altijd diepe problemen. Van het lerarentekort tot de ramp op de woningmarkt. En van de werkdruk in de wetenschap en de zorg tot de toegang tot het recht.

De hele eer van het parlementaire ambacht—dat is wat ik het afgelopen jaar heb geleerd—is een horzel te zijn voor de zittende macht. Dat is onze rol. Wij blijven dus oppositie voeren vóór het kabinet.

Maar ik daag dit kabinet vandaag ook uit: jullie zijn pas op de helft. Laat je niet in het defensief brengen. Laat daadkracht niet aankomen op uitspraken van de rechter. Laat je oren niet hangen naar de luidste toeter op het Malieveld.

Kabinet, laat je niet langer verrassen. Verras ons!

Investeer massaal in wetenschap en innovatie. Breng onze welvaart direct naar de klas. Laat elektrische vliegtuigen als eerste opstijgen uit Nederland. Laat mensen zelf hun burgemeester kiezen. Leid Europa naar een verenigde en humane migratiepolitiek. En vestig tegen alle verwachtingen in het bouwrecord van deze eeuw.

Tegen het kabinet zeg ik: het kan. Het zal niet in één dag lukken. Vallen en opstaan hoort erbij. Maar zet de eerste schop in het zand. Wees niet beschroomd een begin te maken.

Kajsa, Sigrid, Wouter, Ingrid, Stientje, Menno & al die anderen: Ik vraag jullie, wacht geen moment, verras ons!

Congres,

Pragmatisme dreef mij naar D66. De eerste vrouwelijke vicepremier van Nederland, Els Borst, vergeleek het pragmatische D66 ooit met een wendbaar scheepje. Een populaire metafoor.

Toch heb ik er altijd een dubbel gevoel bij gehad. Het suggereert een pragmatisme zonder doel. Maar ik ken geen enkel schip dat de haven bereikt door met alle gunstige winden mee te varen. Je hebt een kompas nodig. In ons geval: idealen om op te varen.

Na een jaar van akkoorden sluiten kon ik deze zomer eindelijk de tijd vinden om mijn eigen kompas scherper af te stellen. Een politiek van idealen gaat voor mij over één simpele vraag: Hoe stel je alle mensen in staat om écht vrij te zijn?

Vrijheid betekent iets anders voor iedereen. Leraren die snakken naar vrijheid in het beoefenen van hun vak. Vluchtelingen die willen bijdragen aan het Nederland van de toekomst. Ondernemers die aan de wieg staan van de omslag naar een nieuwe economie. Studenten. Vaklui. Wetenschappers. Oma’s. Moeders. Zonen. Vaders.

Wat ons bindt is de wil om vrij te zijn. Niet zomaar als losse individuen, maar als onderdeel van het geheel. Want vrij zijn betekent vooral ook: erbij horen.

Zelden heb ik zo de menselijke behoefte geproefd erbij te horen als vandaag. Vandaag hebben wij op ons congres meer dan honderd Syriërs te gast. Ik heb met open mond en pijn in mijn buik naar ze geluisterd.

Zij zijn geweld ontvlucht. Hebben lange tochten gemaakt waar wij ons niets bij voor kunnen stellen. Om hier veiligheid te vinden. Om vrijheid te vinden. Velen spreken nu al Nederlands. Ze kijken TV. Volgen de politiek. En wat horen ze dan?

Politici die zeggen dat ze terug moeten naar hun door oorlog verscheurde land. Een land waar ze hun vrienden zijn kwijtgeraakt. Waar een dictator chemische wapens uitstort over zijn onderdanen. Congres, zulke harteloosheid mogen wij nooit onbeantwoord laten.

Wij hebben dus een duidelijke opdracht. Een alternatief bieden aan deze politiek van haat. U bent misschien lid geworden voor het redelijk alternatief. Maar congres, nu is het tijd om de rijen te sluiten. Wij zijn ook het waardig alternatief!

Democraten,

Het is tijd voor een politiek die gelijke kansen centraal stelt. Niet omdat alles en iedereen gelijk moet zijn. Verschillen kunnen bestaan in een rechtvaardige samenleving.

Maar gelijke kansen zijn zo belangrijk, omdat ze gaan over iets anders: het recht om je lot in eigen hand te nemen. Niet afhankelijk te zijn van waar je ouders ooit zijn geboren. Niet opgesloten te zitten in jouw plekje in de samenleving, omdat je ouders niet de juiste diploma’s hadden. Kansen, congres, gaan over vrijheid.

Deze week was ik te gast bij het nationale schoolontbijt. Naast mij zat een jongetje uit groep 8. Voelt zich Nederlander én Turk. Voetbalt voor een van de belofteteams van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. Hij vertelde mij iets dat ik niet los kan laten.

Iedere dag moet hij ’s ochtends thuis kiezen: wil je lunch of ontbijt? Zijn ouders hebben geen geld voor meer dan drie boterhammen per dag. Drie boterhammen. En dan moet je kiezen. 12 jaar oud. Wil je lunch? Of ontbijt?

Sta daar eens bij stil. De onmogelijke keuze. De tragiek van vader en moeder die niets anders willen dan het beste voor hun kind. En stel jezelf dan de vraag: is die jongen vrij? Heeft hij daadwerkelijk dezelfde kans om het net zo goed te doen op school als zijn leeftijdsgenoten?

Het antwoord is nee. En in ons rijke en beschaafde land is dat een onbestaanbare schande. Dit is Nederland. Dit is 2019. Dit kan zo niet langer. Het wordt tijd voor een politiek die mensen vrij maakt. Vrij van belemmeringen, omdat het beste onderwijs toegankelijk is voor iedereen.

Vrij van behoefte, omdat armoede uit ons woordenboek is verdwenen. Vrij van oneerlijke concurrentie op school, omdat bijlessen beschikbaar zijn voor alle kinderen. Vrij van stress over volgende maand of volgend jaar, omdat je een vaste baan kunt krijgen. Vrij van een huursom die de helft van je inkomen opslokt, omdat je wel een betaalbaar huis kunt kopen.

Mensen moeten vrij zijn om te gaan en staan waar ze willen, omdat het openbaar vervoer wel een alternatief is voor de auto. Vrij van de vervuiling van de lucht die we inademen en het water dat we drinken. Vrij van belastingdruk die de overheid niet kan rechtvaardigen, omdat de grootste vermogens nu echt naar draagkracht gaan bijdragen.

Mensen moeten vrij zijn van de angst dat grote Tech-bedrijven hun diepste geheimen delen. Vrij om te kiezen of je voor jezelf of voor iemand anders werkt. Vrij en zeker genoeg om risico’s te nemen en iets nieuws te proberen. Alle Nederlanders moeten vrij zijn van de discriminatie die mensen met een buitenlandse achternaam van de werkvloer houdt.

Vrij van door xenofobe nationalisten opgehitste vooroordelen die mensen verdelen. Vrij om de eigen premier te kiezen, en ja dan hebben wij gelukkig de nodige kandidaten.

En, congres, vrij zijn gaat ultiem ook over de toekomst van ons land. We zijn gekluisterd aan het heden, omdat we niet genoeg hebben geïnvesteerd in onderwijs, onderzoek en innovatie. Onder aanvoering van D66 trekken we de laatste jaren langzaam het been bij. Maar na het plakken van de pleisters, moeten we nu werk gaan maken van het helen van de wond.

Als we ons vrij willen maken moeten we nu onder ogen komen dat we lang de verkeerde keuzes hebben gemaakt. Dat het niet kan bestaan dat sommige kinderen maar vier dagen per week naar school kunnen. Dat het onacceptabel is als willekeurige ouders gedwongen worden het trotse vak van leraar voor een dag over te nemen. Dat scholen, leraren, kinderen en ouders moeten worden verlost van het juk van koepels en overheid.

Dat de leraar weer baas moet zijn in eigen klas. Dat privéonderwijs de samenleving in tweeën splijt. Dat studenten op geen enkele manier gehinderd mogen worden door de leningen die ze afsluiten.

En dat de studie van de geschiedenis, die ons leert wat verandering is en hoe we die tot stand brengen, net zoveel steunt verdient als de toegepaste natuurkunde.

En wie echt wil weten wat het is om vrij te zijn—hoe we die vrijheid hebben verworven—doet er goed aan de geschiedenis te bestuderen van de stad waar we vandaag bij elkaar zijn gekomen. Breda.

Het is dit jaar 75 jaar geleden dat Breda werd bevrijd van de tirannie van de Tweede Wereldoorlog. In oktober 1944, na de mislukking van operatie Market Garden, trokken de geallieerden door Brabant richting de Schelde. De Britten en de Amerikanen bombardeerden Den Bosch en Tilburg. De littekens van de bombardementen staan nog steeds in die steden.

Breda trof een ander lot. De stad kwam bijna ongeschonden uit de oorlog.

Dat heeft Breda te danken aan Generaal Maczek van de eerste Poolse pantserdivisie. Voor de poorten van Breda besloot hij: ‘Dit zijn onze vrienden, wij zullen hen niet bombarderen’.

De kanonnen bleven stil. De tanks bleven achter. Moedige Poolse soldaten trokken Breda in om de bevolking te bevrijden. Straat voor straat. Wijk voor wijk. Veel Poolse soldaten lieten daarbij het leven. Nog meer raakten gewond.

In de jaren na de bevrijding van Breda, smolten de landen van Europa langzaam samen. Gedreven door de wens te leven in veiligheid en in vrijheid.

In deze bevrijde stad, liep een jonge Van Mierlo rond. En het was dankzij deze vrijheid, dat hij zijn tanden kon zetten in de Nederlandse democratie. Het was dankzij deze vrijheid, dat hij in 1970, hier in zijn eigen Breda, ook een congres kon toespreken.

En wat hij zei, zijn nog even ware woorden voor D66 als toen: ‘Laten we in hemelsnaam doorgaan met de moed te hebben om die dingen bij de naam te noemen, die naar ons eer, geweten en inzicht moeten gebeuren.’

Ik zie dat als mijn ultieme opdracht. Als opdracht voor D66.

Ik vraag u; ga met ons mee. Vertel ons verhaal. Noem de dingen bij naam. Aan de keukentafel en bij mensen aan de deur. Trek je D66-jas aan. Ga de straat op. Vertel je buren en stadsgenoten waarom je ooit zoiets hebt gedaan als lid worden van een politieke partij. Kleur dit land groen. Wij willen vrij zijn. Nu en voor de toekomst.

Congres 110 | Toespraak Rob Jetten

D66 D66 GroenLinks Nederland 09-11-2019 16:59

Lees hier de toespraak van onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer Rob Jetten op het 110de D66-congres terug. Kijk je de speech liever terug? Klik hier!

Democraten,

In 1966 werd D66 opgericht door voorlopers en vernieuwers. Ze werden geleid door Hans van Mierlo, een katholieke journalist uit Breda die tegen wil en dank uitgroeide tot de Kennedy van de lage landen.

Het is tien jaar geleden dat Van Mierlo voor het laatst op het congres van zijn partij kon zijn. Dat was hier. In deze zaal in het Chassé Theater. In zijn geliefde thuisstad.

Hoewel ik niet kan zeggen hem echt te hebben gekend, mis ik zijn verschijning. Al was het maar vanwege zijn zachte G tussen al die harde g’s en rollende r’en vandaag in Breda. Ik zie de Amsterdamse delegatie nu de wenkbrauwen fronsen. Nee nee, Van Mierlo was geen Amsterdammer. Iets met de grachtengordel? Pech, jongens. Brabantser dan Van Mierlo wordt het niet. Maar wel fijn dat jullie vandaag de tocht naar dit verre oord buiten de ring hebben gemaakt.

Tien jaar geleden hoorde Van Mierlo hier Alexander Pechtold zijn prioriteiten uiteenzetten. Hij schetste de hervormingsagenda van D66 op geheel Pechtoldiaanse wijze: aan de hand van een schilderij. Een nog niet abstracte Mondriaan, in dit geval. In de tien jaar erna, bracht hij onze partij weer naar de top.

Waarde Alexander, vanaf vandaag mag jij je erelid van onze partij noemen. En dat is volkomen terecht. Je zit voor altijd in ons hart. Dankjewel!

Democraten, het is 53 jaar geleden dat we begonnen aan ons krankzinnige avontuur. De traditionele, met ideologische veren getooide partijen, kregen een pragmatische beweging tegenover zich. Dat was toen heel vernieuwend.

Het is precies dat pragmatisme dat mij naar D66 trok. Ik ben opgeleid als bestuurskundige. Mijn eerste grote werkliefde was ProRail. Daar kon ik mensen verbinden van Groningen tot Maastricht. Oplossingen vinden voor taaie problemen. Ook als daar wendbaarheid voor nodig was.

Naast mijn werk vergroeide ik met de raadsfractie van D66 in Nijmegen. Stap voor stap leerde ik onze partij kennen.Als jong raadslid die het spel van de politiek van dichtbij ervaarde, ging ik redelijkheid en de oplossingsgerichtheid van onze partij nog meer waarderen. De wil om antwoord te geven op de vragen van nu, met de inzichten van nu. Dat is niet altijd makkelijk.

De afgelopen jaren waren voor mij een oefening. Als beginnend Kamerlid was ik met name bezig met mijn eigen dossiers. Klimaat en democratie. Als fractievoorzitter werkte ik in mijn eerste jaar aan grote akkoorden. Dat was sleutelen, timmeren en schuren in de bloedhete machinekamer van de coalitiepolitiek.

Maar dan heb je ook wat:

1. Een generaal pardon voor honderden kinderen die hier thuis zijn.

2. Na tien jaar stilstand eindelijk een pensioenakkoord.

3. Een zomerakkoord waardoor werk gaat lonen.

4. En als kers op de taart het eerste concrete klimaatplan van de wereld.

Aan het begin van de rit heb ik me wel eens afgevraagd wat we in vredesnaam in deze coalitie te zoeken hadden. Dat is nu wel anders.

We hebben onze rol gezocht én gevonden. Van alle coalitiepartijen waarderen onze kiezers de resultaten van dit kabinet het meest. Onze partij is stabiel, gretig, zelfbewust. Wij laten ons niet de wet voorschrijven. Wij zijn de progressieve motor van deze coalitie.

Wij geven antwoord op de grote vragen, noemen de dingen bij naam die moeten gebeuren. Zonder schroom of kramp. Omdat wij ervan overtuigd zijn dat mensen de waarheid verdragen, als je als politicus eerlijk bent.

Wij pleiten samen met GroenLinks voor een structurele oplossing voor het lerarentekort, omdat je nooit genoeg kunt investeren in de toekomst. Wij pleiten luidkeels voor de halvering van de veestapel, omdat de natuur anders sterft in stilte. Omdat wij een perspectief bieden met duurzame landbouw. En omdat het de enige weg is uit de stikstofcrisis die leidt naar het bouwen van huizen voor iedereen. Wij pleiten voor de wet Voltooid Leven, omdat je in dit land niet alleen waardig oud moet kunnen worden, maar ook waardig moet kunnen sterven. Wij pleiten voor betere ondersteuning van Kamerleden, omdat het huis van de parlementaire democratie instort zonder versterking van het fundament.

En wij pleiten voor een tijdelijk vrouwenquotum, omdat meisjes zo vroeg als ze kunnen dromen ook zeker moeten weten dat ze alles kunnen bereiken.

Wat ons scheidt van de vrienden op links is dat we aan het eind van een lange onderhandeling ook een akkoord sluiten. Dat lukt in deze coalitie tot nu toe aardig. Dit kabinet levert. En ja, dan kan het ook schuren. Dan knettert het op maandag in het coalitieoverleg of op vrijdag in de Trêveszaal. Slaat er ook wel eens iemand met een deur.

We zijn vier totaal verschillende partijen. We komen allemaal op voor wat ons drijft, voor onze beloftes aan de kiezer. En zo hoort het ook. Anders zouden we geen knip voor onze neus waard zijn.

D66’ers zijn redelijk, je kunt met ons praten, maar redelijk betekent niet altijd ‘rustig’. En soms is het zelfs onredelijk om alsmaar redelijk te blijven. Want er liggen nog altijd diepe problemen. Van het lerarentekort tot de ramp op de woningmarkt. En van de werkdruk in de wetenschap en de zorg tot de toegang tot het recht.

De hele eer van het parlementaire ambacht—dat is wat ik het afgelopen jaar heb geleerd—is een horzel te zijn voor de zittende macht. Dat is onze rol. Wij blijven dus oppositie voeren vóór het kabinet.

Maar ik daag dit kabinet vandaag ook uit: jullie zijn pas op de helft. Laat je niet in het defensief brengen. Laat daadkracht niet aankomen op uitspraken van de rechter. Laat je oren niet hangen naar de luidste toeter op het Malieveld.

Kabinet, laat je niet langer verrassen. Verras ons!

Investeer massaal in wetenschap en innovatie. Breng onze welvaart direct naar de klas. Laat elektrische vliegtuigen als eerste opstijgen uit Nederland. Laat mensen zelf hun burgemeester kiezen. Leid Europa naar een verenigde en humane migratiepolitiek. En vestig tegen alle verwachtingen in het bouwrecord van deze eeuw.

Tegen het kabinet zeg ik: het kan. Het zal niet in één dag lukken. Vallen en opstaan hoort erbij. Maar zet de eerste schop in het zand. Wees niet beschroomd een begin te maken.

Kajsa, Sigrid, Wouter, Ingrid, Stientje, Menno & al die anderen: Ik vraag jullie, wacht geen moment, verras ons!

Congres,

Pragmatisme dreef mij naar D66. De eerste vrouwelijke vicepremier van Nederland, Els Borst, vergeleek het pragmatische D66 ooit met een wendbaar scheepje. Een populaire metafoor.

Toch heb ik er altijd een dubbel gevoel bij gehad. Het suggereert een pragmatisme zonder doel. Maar ik ken geen enkel schip dat de haven bereikt door met alle gunstige winden mee te varen. Je hebt een kompas nodig. In ons geval: idealen om op te varen.

Na een jaar van akkoorden sluiten kon ik deze zomer eindelijk de tijd vinden om mijn eigen kompas scherper af te stellen. Een politiek van idealen gaat voor mij over één simpele vraag: Hoe stel je alle mensen in staat om écht vrij te zijn?

Vrijheid betekent iets anders voor iedereen. Leraren die snakken naar vrijheid in het beoefenen van hun vak. Vluchtelingen die willen bijdragen aan het Nederland van de toekomst. Ondernemers die aan de wieg staan van de omslag naar een nieuwe economie. Studenten. Vaklui. Wetenschappers. Oma’s. Moeders. Zonen. Vaders.

Wat ons bindt is de wil om vrij te zijn. Niet zomaar als losse individuen, maar als onderdeel van het geheel. Want vrij zijn betekent vooral ook: erbij horen.

Zelden heb ik zo de menselijke behoefte geproefd erbij te horen als vandaag. Vandaag hebben wij op ons congres meer dan honderd Syriërs te gast. Ik heb met open mond en pijn in mijn buik naar ze geluisterd.

Zij zijn geweld ontvlucht. Hebben lange tochten gemaakt waar wij ons niets bij voor kunnen stellen. Om hier veiligheid te vinden. Om vrijheid te vinden. Velen spreken nu al Nederlands. Ze kijken TV. Volgen de politiek. En wat horen ze dan?

Politici die zeggen dat ze terug moeten naar hun door oorlog verscheurde land. Een land waar ze hun vrienden zijn kwijtgeraakt. Waar een dictator chemische wapens uitstort over zijn onderdanen. Congres, zulke harteloosheid mogen wij nooit onbeantwoord laten.

Wij hebben dus een duidelijke opdracht. Een alternatief bieden aan deze politiek van haat. U bent misschien lid geworden voor het redelijk alternatief. Maar congres, nu is het tijd om de rijen te sluiten. Wij zijn ook het waardig alternatief!

Democraten,

Het is tijd voor een politiek die gelijke kansen centraal stelt. Niet omdat alles en iedereen gelijk moet zijn. Verschillen kunnen bestaan in een rechtvaardige samenleving.

Maar gelijke kansen zijn zo belangrijk, omdat ze gaan over iets anders: het recht om je lot in eigen hand te nemen. Niet afhankelijk te zijn van waar je ouders ooit zijn geboren. Niet opgesloten te zitten in jouw plekje in de samenleving, omdat je ouders niet de juiste diploma’s hadden. Kansen, congres, gaan over vrijheid.

Deze week was ik te gast bij het nationale schoolontbijt. Naast mij zat een jongetje uit groep 8. Voelt zich Nederlander én Turk. Voetbalt voor een van de belofteteams van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. Hij vertelde mij iets dat ik niet los kan laten.

Iedere dag moet hij ’s ochtends thuis kiezen: wil je lunch of ontbijt? Zijn ouders hebben geen geld voor meer dan drie boterhammen per dag. Drie boterhammen. En dan moet je kiezen. 12 jaar oud. Wil je lunch? Of ontbijt?

Sta daar eens bij stil. De onmogelijke keuze. De tragiek van vader en moeder die niets anders willen dan het beste voor hun kind. En stel jezelf dan de vraag: is die jongen vrij? Heeft hij daadwerkelijk dezelfde kans om het net zo goed te doen op school als zijn leeftijdsgenoten?

Het antwoord is nee. En in ons rijke en beschaafde land is dat een onbestaanbare schande. Dit is Nederland. Dit is 2019. Dit kan zo niet langer. Het wordt tijd voor een politiek die mensen vrij maakt. Vrij van belemmeringen, omdat het beste onderwijs toegankelijk is voor iedereen.

Vrij van behoefte, omdat armoede uit ons woordenboek is verdwenen. Vrij van oneerlijke concurrentie op school, omdat bijlessen beschikbaar zijn voor alle kinderen. Vrij van stress over volgende maand of volgend jaar, omdat je een vaste baan kunt krijgen. Vrij van een huursom die de helft van je inkomen opslokt, omdat je wel een betaalbaar huis kunt kopen.

Mensen moeten vrij zijn om te gaan en staan waar ze willen, omdat het openbaar vervoer wel een alternatief is voor de auto. Vrij van de vervuiling van de lucht die we inademen en het water dat we drinken. Vrij van belastingdruk die de overheid niet kan rechtvaardigen, omdat de grootste vermogens nu echt naar draagkracht gaan bijdragen.

Mensen moeten vrij zijn van de angst dat grote Tech-bedrijven hun diepste geheimen delen. Vrij om te kiezen of je voor jezelf of voor iemand anders werkt. Vrij en zeker genoeg om risico’s te nemen en iets nieuws te proberen. Alle Nederlanders moeten vrij zijn van de discriminatie die mensen met een buitenlandse achternaam van de werkvloer houdt.

Vrij van door xenofobe nationalisten opgehitste vooroordelen die mensen verdelen. Vrij om de eigen premier te kiezen, en ja dan hebben wij gelukkig de nodige kandidaten.

En, congres, vrij zijn gaat ultiem ook over de toekomst van ons land. We zijn gekluisterd aan het heden, omdat we niet genoeg hebben geïnvesteerd in onderwijs, onderzoek en innovatie. Onder aanvoering van D66 trekken we de laatste jaren langzaam het been bij. Maar na het plakken van de pleisters, moeten we nu werk gaan maken van het helen van de wond.

Als we ons vrij willen maken moeten we nu onder ogen komen dat we lang de verkeerde keuzes hebben gemaakt. Dat het niet kan bestaan dat sommige kinderen maar vier dagen per week naar school kunnen. Dat het onacceptabel is als willekeurige ouders gedwongen worden het trotse vak van leraar voor een dag over te nemen. Dat scholen, leraren, kinderen en ouders moeten worden verlost van het juk van koepels en overheid.

Dat de leraar weer baas moet zijn in eigen klas. Dat privéonderwijs de samenleving in tweeën splijt. Dat studenten op geen enkele manier gehinderd mogen worden door de leningen die ze afsluiten.

En dat de studie van de geschiedenis, die ons leert wat verandering is en hoe we die tot stand brengen, net zoveel steunt verdient als de toegepaste natuurkunde.

En wie echt wil weten wat het is om vrij te zijn—hoe we die vrijheid hebben verworven—doet er goed aan de geschiedenis te bestuderen van de stad waar we vandaag bij elkaar zijn gekomen. Breda.

Het is dit jaar 75 jaar geleden dat Breda werd bevrijd van de tirannie van de Tweede Wereldoorlog. In oktober 1944, na de mislukking van operatie Market Garden, trokken de geallieerden door Brabant richting de Schelde. De Britten en de Amerikanen bombardeerden Den Bosch en Tilburg. De littekens van de bombardementen staan nog steeds in die steden.

Breda trof een ander lot. De stad kwam bijna ongeschonden uit de oorlog.

Dat heeft Breda te danken aan Generaal Maczek van de eerste Poolse pantserdivisie. Voor de poorten van Breda besloot hij: ‘Dit zijn onze vrienden, wij zullen hen niet bombarderen’.

De kanonnen bleven stil. De tanks bleven achter. Moedige Poolse soldaten trokken Breda in om de bevolking te bevrijden. Straat voor straat. Wijk voor wijk. Veel Poolse soldaten lieten daarbij het leven. Nog meer raakten gewond.

In de jaren na de bevrijding van Breda, smolten de landen van Europa langzaam samen. Gedreven door de wens te leven in veiligheid en in vrijheid.

In deze bevrijde stad, liep een jonge Van Mierlo rond. En het was dankzij deze vrijheid, dat hij zijn tanden kon zetten in de Nederlandse democratie. Het was dankzij deze vrijheid, dat hij in 1970, hier in zijn eigen Breda, ook een congres kon toespreken.

En wat hij zei, zijn nog even ware woorden voor D66 als toen: ‘Laten we in hemelsnaam doorgaan met de moed te hebben om die dingen bij de naam te noemen, die naar ons eer, geweten en inzicht moeten gebeuren.’

Ik zie dat als mijn ultieme opdracht. Als opdracht voor D66.

Ik vraag u; ga met ons mee. Vertel ons verhaal. Noem de dingen bij naam. Aan de keukentafel en bij mensen aan de deur. Trek je D66-jas aan. Ga de straat op. Vertel je buren en stadsgenoten waarom je ooit zoiets hebt gedaan als lid worden van een politieke partij. Kleur dit land groen. Wij willen vrij zijn. Nu en voor de toekomst.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Alexander Pechtold benoemd tot erelid D66

D66 D66 VVD CDA Partij voor de Vrijheid Nederland 09-11-2019 16:02

Alexander Pechtold benoemd tot erelid D66

Voormalig D66-leider Alexander Pechtold is vanmiddag op het partijcongres in Breda benoemd tot erelid van D66. Dat maakte partijvoorzitter Annemarie Spierings bekend. Pechtold werd uitgebreid toegesproken door waarnemend D66 vice-premier Wouter Koolmees.

Koolmees roemde Pechtold als de man die D66 “heeft gered van de politieke dood”. Het erelidmaatschap is de hoogste onderscheiding binnen D66. Slechts een handvol D66’ers ging Pechtold voor, zoals Hans van Mierlo, Els Borst en Jan Terlouw.

Partijvoorzitter Spierings roemde Pechtolds inzet voor de partij: “De bevlogenheid van Alexander liet me in 2010 de stap zetten om lid te worden van D66. Onder andere door zijn inzet voor de vereniging, kwam D66 er vanaf 2006 weer bovenop. Die enorme betrokkenheid bij de vereniging heeft hij altijd vastgehouden en daar zijn we hem heel dankbaar voor.”Koolmees voegde daaraan toe: “Samen met anderen professionaliseerde hij de partijorganisatie. Onder zijn leiding verdrievoudigde het ledental. En hij gaf de partij inhoudelijk weer kleur op de wangen met een duidelijke hervormingsagenda en zijn voortdurende strijd tegen de ideeën van Geert Wilders.”

Pechtold boekte met D66 de ene verkiezingsoverwinning na de andere. In 2014 werd de partij de grootste bij de Europese verkiezingen en bij de gemeenteraadsverkiezingen in datzelfde jaar veroverde D66 meer dan 40 gemeenten, waaronder Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Groningen. Onder Pechtold groeide D66 in de Tweede Kamer van 3 zetels in 2006 naar 19 zetels in 2017, de een-na-beste uitslag in de geschiedenis van de partij. Koolmees: “Alleen Hans van Mierlo heeft ooit een hogere uitslag gehaald. Alexander, dan ben je in onze partij een hele grote meneer.”

Koolmees zelf bewaart vooral goede herinneringen aan de vele akkoorden die hij samen met Pechtold namens D66 sloot. Hij memoreerde onder meer het Lenteakkoord in 2012, na de val van het kabinet Rutte-I van VVD, CDA en PVV. En het Herfstakkoord, waarbij D66 in 2015 vanuit de oppositie 500 miljoen euro voor het onderwijs wist te regelen. Koolmees: “Hij durfde vanuit de oppositie z’n nek uit te steken, samen te werken, verantwoordelijkheid te nemen in crisisjaren. Hij is erin geslaagd van D66 weer een relevante partij te maken.”

Wil je het moment terugkijken? Kijk dan hier.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Jaarrekening 2018: nieuwe generatie aan het roer

D66 D66 Nederland 30-06-2019 11:46

Jaarrekening 2018: nieuwe generatie aan het roer

2018 was het eerste volle jaar waarin D66 na 12 jaar oppositie weer deelnam aan het kabinet. Het jaar stond vooral in het teken van de gemeenteraadsverkiezingen en de wisseling van de wacht in het Landelijk Bestuur en de Eerste en Tweede Kamerfractie. Met een nieuwe generatie aan het roer is D66 klaar voor de toekomst.

Voor de vereniging betekende de gemeenteraadsverkiezingen campagne voeren en nog eens campagne voeren. Er was veel enthousiasme en betrokkenheid bij alle vrijwilligers die in weer en wind langs de deuren gingen om met inwoners in gesprek te gaan. Helaas moest D66 in de gemeenteraadsverkiezingen een stapje terug doen. Toch sleepten we 590 raadszetels binnen en daarmee scoorden we de op drie na beste uitslag ooit bij gemeenteraadsverkiezingen. Het heeft geleid tot deelname aan 87 colleges van burgemeester en wethouders. In totaal levert D66 109 wethouders.

Het najaarscongres in Den Bosch in oktober 2018 zullen D66-leden niet snel vergeten. Op dit congres stapte Alexander Pechtold  onverwacht het podium af als fractievoorzitter in de Tweede Kamer en partijleider. Alexander heeft zich in die functie 12 jaar lang onvermoeibaar ingezet om D66 weer te laten herleven en smoel te geven. De partij heeft haar voortbestaan én succes in deze jaren te danken aan zijn leiding.

De fractie in de Tweede Kamer koos Rob Jetten als hun fractievoorzitter. Met de verkiezing door de leden van Annelien Bredenoord tot lijsttrekker van de Eerste Kamer, en Anne-Marie Spierings tot partijvoorzitter is de nieuwe generatie aan zet.

Financieel heeft D66 een prima jaar gedraaid. Door een degelijk financieel beleid op basis van meerjarige afspraken en een behoedzaam uitgavenpatroon eindigen we in de positieve cijfers. Ook financieel zijn we klaar voor de toekomst.

Download of bekijk hier de volledige jaarrekening van D66 over 2018

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Speech Rob Jetten over het hoger onderwijs

D66 D66 GroenLinks VVD Partij voor de Dieren PvdA Nederland 29-06-2019 18:00

Speech Rob Jetten over het hoger onderwijs

Lees hier de speech van fractievoorzitter Rob Jetten bij het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) over de toekomst van het hoger onderwijs terug.

Waarde studenten, dames en heren,

Ik ben jullie ongelofelijk dankbaar dat jullie de moeite hebben genomen om op een bloedhete zaterdagavond in juni naar de bestuursoverdracht van het Interstedelijk Studenten Overleg te komen.Jullie zijn er. En dat maakt het verschil.

Ik voel nu natuurlijk sterk de verleiding jullie te vermoeien met de ins en outs van de intrekking van die vervloekte verhoging van de studierente. Waarvoor overigens mijn complimenten en welgemeende dank. Of met de precieze status van het door de PvdA, VVD, GroenLinks en D66 ontworpen sociale leenstelsel.

En, nog aantrekkelijker, de exacte voortgang van het splijtende, slepende conflict bij onze vrienden en concurrenten van GroenLinks over datzelfde sociale leenstelsel. Maar laat ik vanavond minder voorspelbaar zijn dan mijn bijnaam doet vermoeden.

Ik wil het hebben over wat mij drijft. Wat mijn partij drijft. Waarom wij altijd meer geld willen voor beter en toegankelijker onderwijs. Ook nu nog. Ook na één van de grootste investeringen van een kabinet in de moderne geschiedenis. Daarover later meer.

Ik ben geboren een dorp in Brabant. 1987. Het was een weinig vrolijk jaar. PSV werd kampioen. Als geboren Feyenoorder heb ik het daar liever sowieso liever niet over. Historische wetenswaardigheden kunnen worden gereduceerd tot het overlijden van Rudolph Hess, Andy Warhol en Joop den Uyl.

Mijn vader stemde nooit op Den Uyl. Mijn vader was een onderwijsman in katholiek Uden. Ging dit jaar na veertig jaar voor de klas met pensioen. Den Uyl was hem te rood. Deed te weinig voor het onderwijs en de vrijmaking van het individu. Ontsnappen aan de mild conservatieve opvattingen van mijn ouders kon ik in mijn jeugd niet helemaal.

Dat wil niet zeggen dat ik het niet heb geprobeerd. In mijn opstandige tienerjaren heb ik mijn ouders nog wel eens hoofdpijn bezorgd. Politiek was ik nog weinig geëngageerd. Mijn rebellie zat in het ‘normale’ puberale. De terreur van bonkende rapmuziek. Laat thuiskomen en wakker worden met een goedgevulde emmer naast mijn bed. Afgrijselijke kleuren en patronen op foute merktruien. Gelukkig ontsnapte ik nog net aan een bont gekleurde full-sleeve tattoo.

Ik was 19 toen ik lid werd van D66. Het was het jaar dat Alexander Pechtold de partij bij de hand nam. Zijn agenda was duidelijk. Een voortzetting van de ontwikkeling en emancipatie van het individu in de twintigste eeuw. Zijn vertrouwen in mensen werkte aanstekelijk. Daar kon en wilde ik over meepraten. Vanuit huis. Daar zat mijn pa, die wist dat de emancipatie van het individu afhankelijk was van de motor van het onderwijs. En vanuit mijn persoonlijke strubbelingen. Want de angst die ik voelde om lief te hebben bevestigde mijn idee dat nog lang niet alle individuen gelijk worden geaccepteerd.

Ik werd sociaal-liberaal omdat ik ervan overtuigd ben dat eenieder dezelfde kans verdient gelukkig te worden. Dat mensen niet zomaar mens zijn, maar mensen worden. Dankzij de lessen van anderen.

Sinds 1900 is onderwijs in Nederland iets waar de overheid zich nadrukkelijk mee bemoeit. Sinds 1900 worden wij mens gemaakt. Mede dankzij de staat. Onze vermogens en onze kennis—en daarmee onze zelfbeschikking—zijn met iedere investering in het onderwijs verder los komen te staan van de plek waar onze wieg heeft gestaan.

Het waren de liberalen die de leerplicht introduceerden. Het is dan ook aan liberalen, en dan bedoel ik échte liberalen, het onderwijs te koesteren. Vrije en ontwikkelde individuen, zei John Stuart Mill, zijn als bomen met hun eigen unieke patroon van vertakkingen. Samen geven ze zuurstof aan onze democratie. Een samenleving kan niet bestaan uit wetenschappers, ondernemers, verpleegkundigen, leraren of musici alléén. Het is de samenstelling van al die dromen, passies en ambities die de samenleving samen doet leven.

In mijn tijd als bestuurskundestudent in Nijmegen was ik niet per se een boekenwurm. Maar het voelt als een warm bad om te begrijpen in welke traditie je overtuigingen staan. Daarom heb ik me de afgelopen tijd steeds meer verdiept in de traditie van vooruitstrevende liberalen.

In Arnold Kerdijk, die in de negentiende eeuw streed voor ‘algemeen verspreid volksonderwijs’. In Samuel Sarphati, die handelsscholen oprichtte om gelijke kansen te bieden in de nieuwe industriële tijd. In Jan Kappeyne van de Copello, die al in 1874 vurig pleitte voor openbaar onderwijs voor iedereen. En natuurlijk in Samuel van Houten. Beroemd van het kinderwetje. Hij wilde de leerplicht instellen. Dat lukte uiteindelijk met een flinke dosis geluk.

De toen verantwoordelijke sociaal-liberale minister Goeman van Borgesius zag het somber in. Er waren teveel conservatieve tegenstemmers. Maar de leerplicht haalde het omdat één van hen nét voor de stemmingen van zijn paard viel. ‘Het paard was wijzer dan zijn berijder’, hoorde je daarna veel en vaak.

Een bijzondere historische parallel met de donorwet van mijn collega Pia Dijkstra. Die wet haalde het omdat een tegenstemmer van de Partij voor de Dieren op de dag van de stemmingen zijn trein miste. ‘De trein was wijzer dan haar reiziger’, hoor ik Pia nu nog wel eens fluisteren.

De liberalen van D66 vertaalden het radicalisme van de jaren ’60 naar ondubbelzinnige ambities voor een democratische en eerlijker samenleving. Het ontbreken van geld mag niemand hinderen om het onderwijs te ontvangen dat hij nodig heeft. Dat is voor mijn partij altijd al de weg naar totale persoonsontplooiing, naar vrijheid, gelijkheid en democratische betrokkenheid.

Flash forward veertig jaar. 2007. Pechtold spreekt vlak na zijn aantreden over „een nieuwe tweedeling” tussen insiders en outsiders.

Een nauwelijks doordringbare muur tussen mensen met de zekerheid van diploma’s, en een koophuis aan de ene kant. En mensen die permanent watertrappelen in een zwembad van ontoereikende kwalificaties, hoge huren en flexcontracten aan de andere.

Zijn analyse is relevanter dan ooit. Het gaat beter met Nederland dan op enig ander moment in de geschiedenis van ons land. Maar we moeten ook constateren dat de hervormingen van de afgelopen tien jaar de muur tussen insiders en outsiders niet hebben geslecht.

Sterker nog: globalisering, digitalisering, liberalisering en flexibilisering hebben de muren tussen mensen versterkt. Het Sociaal en Cultureel Planbureau spreekt nu zelfs van ‘gescheiden werelden’. Het grootste probleem? De muur tussen mensen met en zonder zekerheid ontstaat langs de lijnen van opleiding.

Wie ouders heeft met een laag opleidingsniveau of een migratieachtergrond loopt een groter risico nooit een hoger onderwijsniveau te halen. Dat is een onacceptabel onrecht voor ieder mens, en tegelijkertijd een gevaar voor de liberale democratie. Want waarom de democratie behouden als deze niet levert wat het belooft?

Als we willen dat de grote en onvermijdelijke veranderingen van deze tijd door allen als kans kunnen worden omarmd dan moeten we streven naar het best en hoogst mogelijke onderwijs voor iedereen. Hetzij praktisch, hetzij theoretisch.

Een radicale hervorming van het funderend onderwijs alleen is niet genoeg. De poorten van de universiteiten en de HBO’s moeten open. Als iets stress veroorzaakt bij studenten is het onnodige selectie. Dat is vragen om bureautjes waar scholieren zich voor een paar duizend euro kunt laten trainen om de selectie door te komen. Laten we daarmee kappen en mensen gewoon weer een eerlijke kans geven.

Iedere vorm van onnodige selectie voor bachelor of master opleidingen moet verdwijnen. En dat moet hand in hand gaan met een fikse loonsverhoging en werkdrukverlaging voor docenten.

Laten we dan ook het hoger onderwijs financieel dragelijker maken. Vooral voor studenten die dat meest nodig hebben. Een studie mag geen hordeloop zijn. Het is een unieke periode. Een tijd die je nooit meer terugkrijgt in je leven.

Dat moet een ontspannen tijd zijn. Want spanning komt er al genoeg op de arbeidsmarkt. Als je dat niet gelooft daag ik je uit bij de borrel mijn grijze slapen een goed te bestuderen. Ik vraag me af of het nu wel ontspannen genoeg is.

Met name in het eerste jaar is er nog niet genoeg ruimte om te experimenteren en een verkeerde keus te maken. Het bindend studie advies is een regelrechte aanfluiting. Maar ik vraag me ook af of er financieel niet te veel spanning staat op studenten. Was het halveren van het eerstejaars collegegeld wel genoeg? Snijden we geen mogelijkheden af als we studenten vragen de volle mep te betalen voor een tweede master? Is het niet tijd om daar een einde aan te maken? Het is in ieder geval rechtvaardig dat voor mensen die het nodig hebben de aanvullende beurs is verhoogd.

Het is eerlijk dat studenten een lening kunnen afsluiten bij de overheid die alleen terugbetaald dient te worden als een studie wordt gevolgd door een toereikend betalende baan.

Het is goed verdedigbaar dat iemand die zijn hele leven achter de kassa werkt niet meebetaalt aan de studie van iemand die dat ooit heeft gedaan als bijbaantje. Zo werkt het sociale leenstelsel nu. En dat is een goed idee. Maar laat ik hier vanavond helder zijn.

Als uit de evaluatie van Minister Van Engelshoven blijkt dat studenten afhaken vanwege het huidige stelsel, als mensen bang worden om te studeren, dan moeten we ingrijpen. Dat kan uitmonden in een hogere aanvullende beurs. Een verdere versoepeling van de leenvoorwaarden. Ieder systeem is aanvechtbaar. Zeker voor mij. Zeker voor mijn partij.

Als we het anders gaan doen, als het tot een ingreep komt, zitten jullie als eerste aan tafel om mede te bepalen hoe we dat doen. Die positie hebben jullie verdiend door jullie inzet en samenwerking. Het vrijgespeelde geld van het sociale leenstelsel wordt met jullie instemming en sturing opgebracht ter verbetering van het onderwijs voor allen. Althans, dat is de afspraak. En ik weet dat jullie je er aan willen houden. Niet in de laatste plaats omdat er geld nodig is om de almaar stijgende uitval te bestrijden. Meer geld betekent meer persoonlijke aandacht en ruimte en respect voor docenten.

Maar it takes two to tango. Jullie kunnen het geld niet alleen uitgeven. Jullie zijn afhankelijk van jullie danspartner: de bestuurders. Laat daar nu net een deel van het probleem zitten.

Dagobert Duck bestaat. In meervoud. Dat weet ik, want ik zie een paar van hen hier vanavond. De trotse bezitters van honderden miljoenen eigen vermogen, opgebracht door belastingbetalers, dat niet ten goede komt van studenten en docenten. Ik vraag u: haal het geld van de plank! Stop het in het onderwijs. En ik vraag de studenten in de zaal: doe met ons mee! Richt jullie hooivorken en fakkels niet alleen op Den Haag. Richt ze óók op Duckstad!

De samenwerking tussen D66 en het ISO is cruciaal voor het onderwijs. Maar ik besef ook dat jullie scheurtjes zien in onze relatie. Dat ik werk te doen heb om jullie te overtuigen dat wij nog steeds aan jullie zijde staan. Daarom ben ik hier. Ik wil hier en nu breken met het opgetogen vieren van die enorme investering die dit kabinet doet in het onderwijs.

Ja, het is een groot bedrag. Ja, het is binnengehaald tegen de stroom in van een conservatieve meerderheid. Ja, het is binnengehaald ten koste van andere kroonjuwelen van onze partij. Ja, mijn handtekening staat eronder.

En toch…. Als het bestuurders, studenten, leraren, leerlingen en docenten zeggen — “het is niet genoeg” – dan hoor ik jullie. Te vaak heeft mijn partij gewezen naar historische investering van dit kabinet als antwoord op alle kritiek. Dat is een menselijke reactie. Ik heb me er zelf ook vaak genoeg schuldig aan gemaakt. Maar de reflex is voorbij.

Jullie hebben mijn woord dat ik zie dat er meer nodig is. Dat ik er alles aan doe om meer mogelijk te maken. Dat de volgende landelijke verkiezingen voor D66 net als de vorige over meer en beter onderwijs gaan als motor van vooruitgang en gelijke kansen. Als wij de kans krijgen zullen we na de verkiezingen wéér een recordinvestering te doen.

Andere partijen hebben de kans eerder gehad. Ze hebben niets voor jullie gedaan. Ze wilden hun stokpaardjes, hun kroonjuwelen en andere ambities niet opgeven voor het onderwijs.

Wij wel. En nu hebben wij jullie nodig. Jullie steun én kritiek. Bij iedere stap op de weg. Bij iedere kans om nu al meer te doen dan nu is afgesproken. Om meer geduld op te brengen voor studenten. Meer kansen. Meer zekerheid.

Waarom die strijd met niet aflatend enthousiasme blijven voeren? Simpel. Ons land is gebouwd op onderwijs. Of preciezer: gebouwd op geduld in het onderwijs. Een gebrek aan geld mag nooit maar dan ook nooit reden zijn om verder onderwijs te staken. Een gebrek aan kennis thuis mag niemand hinderen om de beste versie van zichzelf te worden. En aan geduld is voor de student een deugd, maar voor het onderwijs een doodzonde.

Dit is het land van doorzettingsvermogen. Van als het de eerste niet keer lukt het nog een keer proberen. Van stapelaars aan de top. Het land van Ahmed Aboutaleb, die met een paar uit het hoofd gestampte zinnetjes uit de Koran naar Nederland kwam en eindigde met een universitaire diploma. Dit is het land arbeiderszoon Wouter Koolmees, die dankzij het geduld van zijn docenten kon opklimmen van de mavo naar de top van ministerie van financiën en nu de meest succesvolle minister van sociale zaken in de moderne geschiedenis dreigt te worden. Dit is het land van Ahmed Marcouch, die zijn Marokkaanse vader kwam vergezellen in een Amsterdamse schoenendoos. Met eindeloze tussenstops en zijwegen uiteindelijk opklom naar het HBO. En nu met trots de ambtsketen draagt van Arnhem. Zij hebben het meegemaakt.

Zij weten dat in het land van Erasmus, Aletta Jacobs en Spinoza onderwijs niet bestaat als opstapje naar de arbeidsmarkt maar als de sleutel tot vooruitgang, vrijheid en burgerschap. Zij weten dat in het land van de deltawerken, de afsluitdijk en het Klimaatakkoord praktisch onderwijs van hetzelfde levensbelang is voor onze collectieve vooruitgang als de vrije en fundamentele wetenschap.

Jullie, de belangenbehartigers van studenten, hebben de succesverhalen van Aboutaleb, Marcouch en Koolmees helpen schrijven. En daarbij hebben jullie mijn partij altijd aan jullie zijde gevonden. In het begin van deze eeuw zei toenmalig partijleider van D66 Thom de Graaff, die van mijn partij voor eens en voor altijd de onderwijspartij heeft gemaakt:

‘We hebben een opdracht om ons te verzetten tegen het cynisme, tegen het pure democratische consumentisme, waarin onvrede uiten belangrijker is dan zelf mee te denken en mee te beslissen.’

Jullie staan in de voorhoede van het leven en nemen de verantwoordelijkheid die daarbij hoort. Jullie schreeuwen niet zomaar wat. Jullie gooien geen bakstenen naar een glazen huis. Jullie doen de voordeur open en blijven bouwen. Jullie zijn het levende ongelijk van de beroepsbeoefenaars van de zijlijndemocratie. Dat is hoe ik mij het bestuur Van den Brink zal herinneren. Dat is de traditie waarin ik het bestuur Gillesse van harte uitnodig de deur bij mij plat te lopen.

Mijn naam is Rob Jetten. Ik ben jullie ongelofelijk dankbaar dat jullie hier zijn. Dat is geweldig. Dat doet ertoe.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Speech Rob Jetten op het zomercongres van de Jonge Democraten

D66 D66 GroenLinks VVD CDA Partij voor de Vrijheid Nederland 17-06-2019 16:01

Speech Rob Jetten op het zomercongres van de Jonge Democraten

Dit weekend speechte fractievoorzitter Rob Jetten op het zomercongres van de Jonge Democraten. Lees hier zijn toespraak over hoe radicale politiek verenigd kan worden met pragmatisme.

Het was een ijskoude zondagochtend in langzaam wegebbende jaar 2018. Ik stapte de auto uit en werd door Amsterdam getrakteerd op een Hollands doorkijkje. Alsof ik in het Rijksmuseum naar een schilderij van Pieter de Hoogh stond te kijken. Een donker steegje, te benauwd voor twee mensen tegelijk. Achter de betonnen poort danste het licht op bescheiden golfjes in de westelijke haven van de hoofdstad. Geduldig wiegende zeilboten moesten met deze temperatuur nog wat langer geduld hebben. Ik dacht aan Jacques Brel—‘dans le port d’Amsterdam’—probeerde de rest van de woorden voor de geest te halen, en neuriede het melodietje voor me uit. Alles om nog even niet te denken aan de snel naderende ontgroening door Jort Kelder in de nieuwe studio van het legendarische actualiteitsprogramma Buitenhof.

Toen ik werd overvallen door de lichtbak van de draaiende camera’s lachte Kelder mij opvallend mild toe. Zo mild, dat ik de ontstane ruimte kon benutten om te vertellen waarom ik nu precies doe wat ik doe. Wie ik ben. En vooral: welke radicale politiek mijn partij voorstaat.  „Ik zie er misschien wat netter uit,” zei ik, “maar ik voel wel dat radicalisme in me.”

Na het weekend kreeg ik twee giechelende medewerkers op bezoek met een cadeau. Een delfts blauw tegeltje met de tekst: ‘zoek de radicaal in jezelf’. Dat tegeltje staat sindsdien op de schouw in mijn werkkamer. Als ik er naar kijk denk ik aan de bron van dat radicale. Dan weet ik weer even waarom ik zei wat ik toen zei. Meer dan eens heb ik het gevoel éérst een Jonge Democraat en dan pas D66’er te zijn.

Nu ik het genoegen krijg terug te zijn op het oude nest, wil ik het met jullie hebben over wat ik zoek in mezelf en in mijn partij. Radicalisme.

Ik heb het dan niet over het radicalisme dat door de AIVD wordt gedefinieerd als “een gevaar voor de democratische rechtsorde”. Ook heb ik het niet over radicalisering onder jongeren, ook al zou het misschien nuttig zijn in dit gezelschap die materie nog eens door te nemen. Dan hadden we wellicht eerder signalen kunnen oppikken over een zekere scheidend JD-voorzitter .

Ik heb het over de radicaal-liberale politieke traditie geboren in de late negentiende eeuw. Een traditie geënt op de vernieuwing van het democratisch parlementair stelsel en het uitbouwen en beschermen van de rechten en vrijheden van het individu in verbondenheid met de gemeenschap.

In Nederland werd deze progressieve herijking voor het klassiek liberalisme belichaamd door de Radicale Bond. D66 kan haar inspiratie via de later opgerichte Vrijzinnig Democratische Bond herleiden naar precies die radicale voedingsbodem. Niet gek dus dat de huidige onderkoning van Nederland, Thom de Graaf, D66 wilde positioneren in wat hij noemde ‘het radicale midden’.

Dezelfde radicale geschiedenis behoort uw roemrijke organisatie toe. Al in 1916 werd in Utrecht besloten tot de oprichting van een organisatie voor vrijzinnige politieke jeugd. De enige serieuze twist was over de naamgeving. ‘Jonge Radicalen’ was lang favoriet, maar de oprichtingsvergadering besloot uiteindelijk tot ‘Jonge Democraten’. Het duurde nog 68 jaar voordat de échte Jonge Democraten opstonden in Café Eik en Linden hier in Amsterdam. Dat was drie jaar voor mijn geboorte.

De oprichting van een politieke jongerenorganisatie kon niet direct op enthousiasme rekenen bij de toch al jonge moederbeweging van Hans van Mierlo. Ten eerste was het formaliseren van partijstructuren fundamenteel in strijd met zijn idee van een Beweging die zichzelf zou opheffen. Ten tweede vond hij het net als iedere partijvoorman verdomd lastig zo’n horzel bij zich in de tent te hebben.

Hij zei, in een vraaggesprek bij het tweede lustrum van de JD: ‘op een onverwacht moment, toen wij even niet keken, zijn jullie tegen onze zin ontstaan’. Het wantrouwen tussen partijleider en jongerentak werd al snel wederzijds. Mijn illustere voorganger Alexander Pechtold kan erover meepraten.

Sinds haar oprichting heeft de JD zich als radicale horzel bewezen. En hoewel zélfs ik na amper een jaar fractievoorzitterschap sympathie kan opbrengen voor Van Mierlo’s standpunt, weet ik als geen ander: dat gehorzel is maar goed ook. Het is zelfs een essentiële voorwaarde voor het succes en het voortbestaan van D66.

Zonder de politieke durf en het inlevingsvermogen van de JD was Paars er niet als vanzelfsprekend gekomen. Zonder Paars zaten we nu nog steeds onder de verstikkende, betuttelende plak van het CDA. Zonder Paars geen waardig levenseinde. En zonder Paars had ik niet in ieder geval de keuze gehad met mijn vriend te trouwen. Ik heb overigens geen plannen om dat ook daadwerkelijk te doen… Geheim tussen ons. Vertel maar niet aan hem.

Zonder de denkkracht van de JD had D66 nooit jongere generaties kunnen redden van de financiële last van de vergrijzing met de verhoging van de AOW-leeftijd en de afschaffing van de vervroegde uittreding. Zonder de inspiratie van de JD had D66 nooit jonge mensen een kans kunnen geven op de huizenmarkt met de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek.

Toegegeven, de JD-motie voor afschaffing van ALLE luchtvaart in Europa was nog wat vergezocht in 1994, maar zonder de druk en steun van jonge mensen was D66 misschien nooit de enige serieuze klimaatpartij van Nederland geworden.

Zonder de schwung van de JD waren wij wellicht niet de enige echte onbeschroomd anti-populistische partij geworden. Het was JD-voorzitter Jan Paternotte die in de campagne voor de Europese grondwet twee weken lang met een caravan achter Geert Wilders. Hij kreeg daarmee net zoveel aandacht voor het pro-Europese verhaal in het NOS-journaal. Tot blinde woede van Wilders, die zich liet verleiden de telefoon te pakken, Hilversum te bellen, en verongelijkt door de hoorn te schreeuwen: ‘Zeg, zijn jullie allemaal lid van D66 daar?!’

Pechtold volgde snel met het moedige, radicaal-vrijzinnige antwoord op Wilders. Pas vijftien jaar later realiseerde VVD-leider Rutte zich dat meelachen met de nationaal-demagogen niet helpt. Maar toen hij direct na het trekken van die conclusie zendtijd opeiste van de publieke omroep voor een debat dat de keuze in het stemhokje vernauwde tot rechts en extreem-rechts, heb ik zelf de neiging moeten onderdrukken om Hilversum te bellen en verongelijkt door de hoorn te blaffen: ‘Zeg, zijn jullie nu allemaal lid van de VVD geworden daar?!’

Het was dezelfde Jan Paternotte die in zijn tijd constateerde dat bij de vakbonden eigenlijk iedereen oud was. In de Sociaal Economische Raad zat niemand van onder de 50. Zo konden jonge mensen natuurlijk niet vertegenwoordigd worden. En dus vond hij steeds nieuwe manieren om de discussie los te wrikken. De bezetting van het FNV gebouw in Sloterdijk liep nog wat stroef. Maar daarna kwam de machine op gang. Lodewijk de Waal werd uitgeroepen tot de irritantste man van Nederland. Jan poseerde voor de krant met een babyboomer op zijn rug. De last van het verleden goed in beeld gebracht.

En snel daarna ging de JD, in samenwerking met het CDJA, naar de SER om te eisen dat de toekomst aan tafel kwam zitten. Onder toeziend oog van de politie en de vaderlandse pers werd de oude stoel van Abraham Kuyper door JD’ers en CDJA’ers het gebouw in gedragen als jongerenzetel. De discussie barstte toen eindelijk los. Experts gaven de JD gelijk. En de CNV besloot in haar SER-delegatie dan eindelijk een jongerenvertegenwoordiger mee te nemen. En, dames en heren, wie was dat? Jawel, de oud-snuffelstagiair van Alexander Pechtold, Jesse Klaver. Zonder de JD dus geen kloeke carrièrestart voor Jesse Klaver.

En dan nog even dit: de politieke actualiteit maakt dat ik hier vandaag ben in grote dankbaarheid. Want zonder het wikken, wegen, uitdenken, doorzetten en doordrukken van de Jonge Democraten had onze minister Koolmees nooit zijn meest indrukwekkende prestatie van zijn carrière kunnen leveren. Een opluchting, een doorbraak en een overwinning voor jonge mensen in het hele land: de grootste pensioenhervorming ooit!

Verantwoordelijkheid van traditie

De traditie waarin die hervorming tot stand kon komen, de JD-traditie van voorlopen en van vurig en radicaal agenderen is het waard te laten leven.

Toen ik bij de JD rondliep—dat was zo ongeveer in het prehistorisch tijdperk—deden we ook voorstellen die nu steeds vaker terugkeren in politieke debat.

De legalisering van soft en harddrugs. De veilige en vrije omgang met prostitutie. Thema’s waar politici in Den Haag zich liever niet aan branden.

Nu loop ik daar zelf rond. En ik zie dezelfde bekrompenheid om me heen. Maar niet bij onze eigen partij. Want welke koers D66 ook vaart, of we nu wel of niet in een kabinet zitten, wij staan altijd open voor discussies met de JD.

Niet omdat het zo leuk is. Als ik alleen maar leuke dingen zou willen doen zou ik de hele dag poppetjes tekenen op de posters van Forum voor Democratie. Nee we doen het omdat onze partij anders allang haar bestaansrecht was verloren. Als we niet al die taboes hadden doorbroken en al die hervormingen hadden doorgevoerd die hun oorsprong vonden op JD-congressen als deze waren we weg geweest. Electoraal weggevaagd. Irrelevant en onherkenbaar.

Tegenwoordig is de reactionaire kant van het politieke spectrum behoorlijk bedrijvig in het slechten van taboes.  Daar wordt het IQ van mensen langs een ethnische meetlat gelegd. Daar wordt het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw een paar tandjes teruggeschroefd.

Als er dus ooit een reden is geweest vrijzinnige taboes af te stoffen is het de populariteit van radicaliserend rechts. Daarom ben ik hier vandaag. Om samen met jullie de strijdbijl op te pakken. Om jullie te zeggen dat ik altijd zal kiezen voor de jonge radicalen in deze zaal die taboes willen doorbreken.

Maar daarbij moet me nog wel iets van het hart. Als JD-voorzitter heb ik het zelf ook allemaal niet perfect gedaan. Als ik terug kon gaan in de tijd had ik heel veel anders gedaan. Ik had beter mijn best gedaan om ervoor te zorgen dat deze zaal een echte afspiegeling zou zijn van de samenleving. Minder speeltuin voor hoogopgeleiden, meer kweekvijver voor alle soorten vrijzinnige radicalen van goede wil.

We horen straks wie de nieuwe voorzitter wordt. Ik zou hem of haar willen vragen goed te maken wat ik niet adequaat heb gedaan. De NRC omschreef onze club in de jaren negentig als ‘een gemêleerd gezelschap, van leren jacks tot parelkettinkjes, jasjes-dasjes en vlotte sweaters.’ Als de krant weer een profiel maakt in de jaren twintig van deze eeuw, dan hoop ik op een gemêleerd gezelschap, van hoofddoekjes tot hotpants, jasjes-dasjes en boerenoveralls.

En dan nog iets. Ik snap dat de realiteit van de politiek soms lastig is. De compromissen. Het meel in de mond. De langzame voortgang. Wat dat betreft is het een bevrijding hier zonder beperking te kunnen filosoferen. Maar politiek is geen spel of vertier, zelfs niet in deze vrijblijvende omstandigheden. Wat je hier agendeert zegt iets over de essentie van de vereniging. De standpunten die je hier verkondigt zijn niet vrijblijvend. Ook niet als die gaan over kinderporno of kindereuthanasie.

Het is misschien hier ook verleidelijk om politicusje te spelen. Maar het heeft geen zin. Het draagt niets bij. Jullie hebben de kans Van Mierlo ongelijk te geven. Pak je rol. Werk geduldig aan voorstellen die geesten uit flessen rukken, revoluties ontketenen voordat die uitbreken, de macht verbeelden en een spiegel voorhouden.

Ik zie de rol van de Jonge Democraten als radicale aanjager, als maker van de toekomst. De volgende verkiezingen zijn alweer bijna over twee jaar. En dus vraag ik jullie: ga met andere organisaties in gesprek. Geef opvolging aan het duurzaamheidsmanifest dat jullie samen met negen andere politieke jongerenorganisaties sloten. Denk na over de volgende formatie. Wat moet er in het coalitieakkoord staan? Hoe ziet een akkoord eruit #voordetoekomst? Mensen moeten het kunnen inbeelden voordat ze ermee instemmen. Dat vergt de inspanning van jonge radicalen, creatieve denkers, grootaandeelhouders in de toekomst.

En vergeet daarbij dan ook niet te praten met radicaal-andersdenkenden. Jonge JFVD’ers. Jullie leeftijdsgenoten kunnen makkelijk nog worden gered uit de klauwen van de boreale uil.

De verantwoordelijkheid van traditie II

Voor D66 zijn de afgelopen twee jaar vaak een oefening in geduld geweest. Een constante onderhandeling met andersdenkenden om onze radicale voorstellen dichterbij te brengen. Wij leven met religieuze toewijding bij het refrein van het lustrumlied van de JD uit 1994: ‘pragmatisch en heel radicaal’. Voor ons gaat radicalisme hand in hand met gematigd handelen.

Ik weet dat dat vaak tot onbegrip heeft geleid, zeker ook in dit gezelschap. We hadden veel dingen liever anders gezien, ik ben de eerste om dat toe te geven. Het intrekken van het raadgevend referendum zonder duidelijk alternatief. De dividendbelasting. Maar denk je eens in. Een pro-Europees klimaatkabinet dat haar grootste investering doet in het onderwijs. Is dat niet precies wat we willen, democraten jong en oud? Is dat niet een ongelofelijke prestatie in een land met een meerderheid aan rechtse en extreemrechtse zetels?

Ik knok er iedere dag met mijn collega’s keihard voor, want voor niets gaat de zon op. Als het lukt in de komende weken na het succes van een Pensioenakkoord ook een Klimaatakkoord te sluiten dan hebben wij onze anderhalf miljoen kiezers kunnen geven waar ze om vroegen en wat zij verdienen: verandering en vooruitgang.

Bovenal is onze kabinetsdeelname het waard omdat deze ongewone samenwerking de laatste hoop is voor het samenwerkende midden. Omdat regeren, ook in deze samenstelling, ons radicalisme met ons pragmatisme verknoopt.

Partijen en mensen die tot elkaar komen en niet blijven steken in het dienen van één enkel belang. Consensuspolitiek. Dat is stroperig, soms zelfs vuil en vunzig, maar een stuk succesvoller recept voor stabiel en progressief bestuur dan het winner-takes-all geharrewar in de Angelsaksische wereld.

De beslissing om na onze historische zetelwinst in 2017 wel aan tafel te gaan zitten wordt ook ingegeven door de harde realiteit van de Tweede Kamer. Nederland heeft een conservatieve meerderheid. Dankzij de dysfunctionele zetels van de nationaal-populisten konden wij progressief beleid maken met partijen die daar eigenlijk helemaal geen zin in hebben. Daar hadden we graag hulp bij gehad van andere partijen, maar die waren te bang om moeilijke concessies te doen.

Wie komt bij de volgende ronde wel serieus aan tafel zitten? Ik maak me zorgen. Forum heeft op rechts wel al gezegd te willen regeren. De VVD en het CDA willen best hun ziel verkopen. Luister naar Hugo de Jonge als hij zegt dat samenwerking met de PVV best mogelijk is. En neem hem daarin serieus. Luister naar Klaas Dijkhoff die samenwerking met Forum niet uitsluit. En neem hem daarin serieus. Een herhaling van het on-Nederlandse rampkabinet Rutte-I is een serieus gevaar.

Wat gaan wij progressieven daartegenover stellen? Loopt GroenLinks na twee keer nog een derde keer weg? D66 zal het progressieve motorblok bij elkaar proberen te houden. Dat is de verantwoordelijkheid van onze radicaal-pragmatische traditie. Dat is wie wij zijn.

We doen dit op voorwaarde dat de progressieve democratische politiek niet steunt op blinde loyaliteit of identiteit. Dan zijn we geen haar beter dan de PVV. Wij bedrijven ideeënpolitiek. Niet vanuit de tijdloze starheid van ideologie, maar steunend op een analyse van de wereld zoals die is in het hier en nu.

Het gaat uitstekend met Nederland, maar de afgelopen decennia zijn ook nieuwe muren ontstaan in onze samenleving.

Muren tussen mensen met en mensen zonder zekerheid.

Tussen mensen met wortels in Nederland en mensen met wortels elders.

En tussen mensen met macht en mensen zonder macht.

Als ik vandaag iets van jullie wil vragen is het dit: help ons de sloophamer op te pakken! Wat vinden jullie? Wat moeten we doen? Welke oplossingen zijn rechtvaardig voor jonge mensen? Ik sluit niet uit dat we het af en toe oneens zullen zijn. En ik waarschuw maar alvast dat het JD-kroonjuweel van de opheffing van het verbod op openbaar dronkenschap, kan moeilijk het antwoord op alles zijn.

De taak voor radicalen, jong en oud, is om de rustige vijver van de politiek in beweging brengen. Roeren in stilstaand water.

Ik kan niet voor jullie bepalen wat radicaal is. Radicalisme wordt op verschillende golflengten uitgezonden. Is het de verhoging van de vermogensbelasting? De afschaffing van privé-onderwijs? Het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd naar zestien?

Ik weet wel: dat jullie hier zijn is een radicale daad op zich. Leg maar eens uit in de bus waarin jullie hiernaartoe gekomen zijn dat meer dan tweehonderd jonge mensen hier in een oververhitte kerk in Amsterdam een weekend lang debatteren over de vrijzinnige politiek.

En als JD’er én D66’er weet ik zeker: jullie slaan de golven waar D66 op surft. Of die vrijzinnige golf ooit tegen de deur van het Torentje aan zal slaan is voor een belangrijk deel afhankelijk van jullie enthousiasme en van onze samenwerking.

Het kan als wij het willen. Zoek de radicaal in jezelf!

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Speech Rob Jetten congres 109

D66 D66 CDA PvdA GroenLinks Partij voor de Vrijheid VVD Nederland 10-03-2019 11:53

Congres!

Het is een wonder. Dat ze jullie, volop in de campagnestand, een dag naar een congreszaal hebben weten te lokken. Want partijgenoten, wat heb ik jullie de afgelopen weken veel gezien. Overal in Nederland. Op straat, in onze groen-witte jassen. Flyerend, canvassend, en vastbesloten om in al die provincies een goede uitslag voor D66 neer te zetten.

Zodat D66’ers zich ook de komende jaren als bezetenen kunnen inzetten. Voor betaalbare huizen. Voor meer fietssnelwegen. En voor behoud van natuur!

D66’ers die kiezen voor de toekomst. Ik wens onze twaalf lijsttrekkers en hun teams heel veel succes toe! Zoals hier in Noord-Holland onze fantastische lijsttrekker Ilse Zaal!

Vrienden,

Voor mij persoonlijk stond de wereld de afgelopen vijf maanden even helemaal op z’n kop. Maar ik kan me voorstellen dat het ook voor jullie gek is. Na 12 jaar opeens een nieuwe fractievoorzitter.

Ik wil jullie graag vertellen waarom ik de politiek ben ingegaan. Wat me drijft. En waarom ik lid werd van D66.

Ik ben 31. Ik ben van de generatie die opgroeide met de verschrikkelijke aanslagen van 11 september en de oorlogen die volgden in Afghanistan en Irak. Ik zat uren aan de buis gekluisterd. Wilde al het politieke nieuws lezen. In eigen land werd de politiek opgeschrikt door opkomst van Fortuyn en de laffe moordaanslagen op hem én op Theo van Gogh. Dat maakte indruk.

De vrije wereld waarin ik opgroeide, waarin mijn generatie meer kansen had dan ooit, die wereld die alleen maar beter zou worden, bleek opeens minder vanzelfsprekend dan iedereen dacht. En de reactie van sommigen was: Groepen uitsluiten. Ophitsen. Grondrechten schenden.

Reacties die onze samenleving verdeelden. Reacties waardoor veel Nederlanders zich afvroegen: Ben ik hier nog welkom?

Op datzelfde moment worstelde ikzelf ook met mijn identiteit. Ik zat in het laatste jaar van de middelbare school. Toen ik durfde te erkennen: Ik ben homo. Dat was niet altijd gemakkelijk. Kan dat wel? Wat zullen anderen denken?

En toen ik steeds lekkerder in mijn vel zat, ook de vraag: Waar halen die types het lef vandaan om mij of anderen te vertellen dat we er niet bij horen omdat we niet in hun hokje passen?

Langzaamaan werd ik activistischer. Ik wilde me ergens bij aansluiten. Politiek actief worden.

Ik zocht een partij die pal stond voor de vrijheid jezelf te zijn. Die stelling nam tegen de rechts-populisten die alleen maar ophitsen en uitsluiten. En die wist dat Nederland beter af was, zonder verdeeldheid.

Die partij was D66. Toen nog geen partij, maar een ‘partijtje’. Nul zetels in de peilingen. Met leeuwenmoed hielden Alexander, Boris en Fatma en een handvol medewerkers zich staande in de Tweede Kamer.

En met succes. Toen CDA en PvdA in Balkende-IV waren vergeten dat regeren een werkwoord is, kwamen zij in opstand. Toen iedereen nog in een kramp lag na de afgewezen Grondwet van 2005, koos D66 als enige voor Europa.

En toen de PVV in de Tweede Kamer kwam, en niet alleen de Koran, maar ook de Grondwet wilde verscheuren, was D66 de enige die met hen de strijd aanbond. Die partij, met het lef om ergens vol voor te gaan, daar wilde ik bij horen.

Ik werd lid. Wat daarna kwam, herkennen vast veel leden. Een prachttijd bij de Jonge Democraten. Campagnevoeren voor elke verkiezing. Op een dag van wind en regen, een dag als vandaag, posters plakken. En uiteindelijk werd ik Raadslid in Nijmegen. Dus Menno: je hebt nog heel wat in te halen bij deze prachtige club.

Ik werd actief aan de vooravond van een decennium waarin Nederland D66-groen zou kleuren. Want kijk waar we nu staan. Honderden volksvertegenwoordigers, wethouders en gedeputeerden door het hele land. Negentien zetels in de Tweede Kamer. Tien in de Eerste. En zes ijzersterke bewindspersonen.

Dat was allemaal nooit gebeurd, zonder één persoon. Alexander Pechtold. Alexander, ik heb je de afgelopen maanden ook wel eens vervloekt. Als ik in je grote schoenen stond en me afvroeg: Wat zou Alexander doen?

Ik ben ongelofelijk blij dat je na jouw vertrek niet achter de geraniums bent gaan zitten. Maar dat jij er vandaag alweer bij bent. Ik spreek niet alleen namens mijzelf, maar namens de hele fractie en alle leden: We bewonderen hoe je iedereen, op het vorige congres in Den Bosch, muisstil wist te krijgen met die prachtige, persoonlijke afscheidsspeech. Dat raakte ons allemaal.

Ik kan je niet genoeg bedanken voor wat jij hebt betekent voor onze partij. Je bent voor altijd mijn eerste politieke held. Heldhaftig, vastberaden, vol goede moed. Baken van redelijkheid in een steeds meer versplinterd politiek landschap. En altijd zingend aan het werk. Alexander, bedankt!

Congres,

De afgelopen jaren waren voor mij een politieke leerschool. Het leerde me dat Nederland D66 nodig heeft om vooruit te komen, door samen te werken. Er kwam pas beweging in Rutte-I toen Rutte ons nodig had na het weglopen van de PVV. Er gebeurde weer wat aan het Binnenhof, toen D66 een begrotingsakkoord sloot met Rutte en Samsom. En wat toen gold, geldt nu weer:

Een klimaatwet en een naderend klimaatakkoord. Een miljardeninvestering in onderwijs, 8% meer salaris voor docenten. Een kinderpardon, dat er eigenlijk al lang had moeten zijn. Maar ons nu toch gelukt is!

Een pro-Europese houding van onze premier. Een soepele draai, en dat zonder dat vaasje uit zijn handen te laten vallen. Was dit ooit mogelijk geweest, met D66 aan de zijlijn? Hadden we dit op z’n GroenLinks kunnen doen, vanuit de oppositie? Is er ook maar iemand die betwijfelt of dit gelukt was zónder ons?

Het simpele antwoord is nee. En dat is waarom ik trots ben dat we meedoen. Bouwen. En, even belangrijk: dankbaar voor het vertrouwen van iedereen hier.

Dankbaar voor de ruggengraat van deze volwassen, stabiele en onmisbare partij.

Congres,

Dat betekent niet dat ik tevreden achteroverleun. Ik zal mijn Kerdijklezing van maandag niet herhalen – dingen herhalen heb ik vrij snel afgeleerd. Maar wij hebben een agenda die verder reikt dan dit kabinet.

Ons liberalisme is sociaal. Het is radicaal. Wij weten dat echte vrijheid twee kanten heeft. Niet alleen de ‘vrijheid blijheid’ van de VVD. Nee, wij staan voor de vrijheid om iets van het leven te maken. Om je te kunnen ontwikkelen, te ontplooien.

Dat vraagt om kansengelijkheid, om emancipatie, om gelijkwaardigheid, om invloed en zeggenschap in een echte democratie. We staan er in Nederland ontzettend goed voor. We zijn welvarender, gezonder en gelukkiger dan ooit.

Maar er zijn ook nieuwe muren ontstaan. Muren tussen mensen met en mensen zonder zekerheid. Muren tussen mensen met wortels in Nederlander en mensen met wortels elders. En muren tussen mensen met macht en mensen zonder macht. Dat is onverteerbaar. En daarom zetten we samen de sloophamer in de muren die ons verdelen.

De eerste stappen zetten we met deze coalitie. Ik accepteer geen treuzelende bewindspersonen. Ik beloof u vandaag: Zolang ik het voorrecht heb fractievoorzitter te zijn, zorg ik dat we het kabinet aansporen tot actie.

Kajsa weet dat wij haar niet met rust laten totdat mensen niet alleen mee kunnen praten maar ook mee kunnen doen. Wouter heeft het moeilijk genoeg met de polder, maar hij weet als geen ander dat D66 niet rust voor we rechtvaardige pensioenen en zekere banen hebben. Ingrid weet heel goed dat wij haar zullen afrekenen op de toegankelijkheid van het onderwijs. Als Sander Dekker treuzelt met het regenboog-stembusakkoord, weet hij dondersgoed dat hij ons op zijn dak krijgt. En vergeet niet hoe wij Ank Bijleveld dwingen haar middelen voor defensie daar te investeren waar het onze veiligheid het meest vergroot: in een sterke, eensgezinde Europese krijgsmacht.

Congres,

als nieuwkomer in het hart van de Haagse politiek valt me iets op. Een gevatte oneliner wordt meer gewaardeerd dan een doorwrocht verhaal. Twitter is de norm. We zitten vast in de loopgraven van het eigen gelijk.

Het bewijs stapelt zich op: de pensioenonderhandelingen waren nog niet geklapt, of de SP knalde al een verdacht professioneel filmpje online. Na de vorige verkiezingen was een historisch klein aantal zetels in de Tweede Kamer bereid verantwoordelijkheid te nemen.

De formatie werd daarom de langste in de Nederlandse geschiedenis. Iedereen leek voor het gemak te vergeten dat vooruitgang niet vanzelf gaat. Dat daar samenwerking voor nodig is.

“Stem het kabinet naar huis”, zeggen partijen van links tot rechts. “Een referendum over Rutte”, roept Lilian Marijnissen. “Alles wordt anders na 20 maart”, denkt Baudet.

Maar dan? Deze partijen zijn zo verliefd op zichzelf, dat de liefde voor samenwerking ver te zoeken is. Welke risico’s dat met zich meebrengt, zien we over de grens. Kijk naar Italië: elk jaar een nieuwe regering. Kijk naar België: jaren zónder regering. Waar partijen elkaar niet halverwege durven te vinden.

Juist Nederland zou hier de weg kunnen wijzen. Wij hebben al zo vaak laten zien dat we voorop kunnen lopen. Laten we dat ook nu doen. Met alleen ‘nee’ zeggen, met alleen mensen uitsluiten, met nooit aan de formatietafel zitten, of daar zonder reden van weglopen, kom je er niet.

De tijd van de smoesjespolitiek is voorbij. Er is geen tijd om te dromen. Het is tijd om te drammen. Niet weglopen, maar doorlopen. Niet leven bij de gedachte hoe de wereld is, maar bij de hoop hoe de wereld zou kunnen zijn. Niet elkaar afstoten, maar – en dat heb ik van onze Christelijke vrienden geleerd – het goede in elkaar zoeken.

Democraten,

Kiezen voor de toekomst is kiezen voor samenwerking.Dat geldt nu en dat geldt ook na de verkiezingen van 20 maart. En daar wil ik best een hand voor uitsteken. Zonder taboes van mijn kant. En hopelijk zonder smoesjes van de rest.

Voor een uitgestoken hand aan Lodewijk Asscher en Lilian Marijnissen – in de strijd voor radicale kansengelijkheid. Voor een uitgestoken hand aan Jesse Klaver – voor humaan migratiebeleid. En ja, voor een uitgestoken hand aan onze conservatieve partners van CDA en VVD. Voor hen is het ook niet makkelijk om al dat vooruitstrevende D66-beleid te dragen.

Democraten,

De verkiezingen van 20 maart ga ik vol vertrouwen tegemoet. En ik zal jullie zeggen waarom.

Onze continue inzet is die voor de vrijheid om jezelf te zijn. Voor kansengelijkheid. En voor meer investeringen in onderwijs. Maar deze verkiezingen, net als de vorige, gaan ook over klimaat.

Komt dat even goed uit. Want vandaag is hier bijeen de enige serieuze klimaatpartij van Nederland. Jesse Klaver wil ons doen geloven dat de aandacht voor klimaat zijn verdienste is. Maar ver, ver voor Jesse… was er Jan. De allereerste klimaatdrammer van Nederland. En ik ben blij dat hij hier vandaag bij ons is. Als stem van onze nieuwe campagnespot. Als lijstduwer bij de Europese Verkiezingen. En als inspiratie voor ons allemaal. Dames en heren, Jan Terlouw!

Congres,

De politieke erfenis van Jan, is vandaag actueler dan ooit. We kennen de doorrekeningen van het klimaatakkoord nog niet, maar laat het volgende glashelder zijn: Wij gaan naar Parijs!

En ik zal eerlijk zijn: dat is geen sinecure. De vorige kabinetten hebben zulke steken laten vallen dat we van ver moeten komen. Maar we zijn op weg. In de zonneauto van het hoge noorden naar het Île de France.

Bij Groningen kregen we de klimaatwet. Ter hoogte van Zwolle sloten we een klimaatakkoord. Bij Almere kregen we van Menno een vliegtaks en een vrachtwagentaks, en van Stientje fikse investeringen in de fiets.

En wat zien we nu? Een gigant van een poster langs de A10, pal naast die grote, vervuilende Hemweg-kolencentrale. De tekst doet mijn hart zingen. WIJ HALEN HEM WEG! Met de groeten van D66!

Vrienden,

Niet alleen Nederland, ook Europa kan meer samenwerking gebruiken. Elke dag opnieuw, zien we aan de overkant van het kanaal wat het alternatief is. Britse boeren slaan alarm over voedseltekorten. Patiënten zijn medicijnen aan het hamsteren. Duizenden mensen raken hun baan kwijt in de auto-industrie. En de politiek is hopeloos verstrikt geraakt.

Dat allemaal door die knoop die Brexit heet. Een knoop die werd gelegd door liegende politici. En door al die jonge mensen die wegbleven van de stembus.

Wij krijgen een nieuwe kans. Een kans om het beter te doen. Voor de politici is het een simpele opdracht. Wél het echte verhaal te vertellen. Staan voor onze zaak. Zonder angst of twijfel.

Voor de jonge kiezer is het net zo simpel. Wél stemmen. Vechten voor de toekomst. Op 23 mei zijn de verkiezingen. Dan kiezen wij voor de toekomst van Europa.

Willen we een Unie die langzaamaan, land voor land, uit elkaar valt? In een deel mét rechtsstaat en een deel zonder? Waar economische groei en welvaart in het Noorden wel en in het Zuiden niet voor handen is? Waar het ene land honderdduizenden vluchtelingen opvangt en het andere land hekken bouwt?

Of kiezen we voor hechte samenwerking? Waarin landen hun macht niet inleveren, zoals de complotdenkers roepen, maar hun macht versterken door naast elkaar te staan. Daarom ben ik zo blij dat onze kandidaten onvermoeibaar strijden voor iedere stem vóór Europa.

Bij de vorige Europese verkiezingen gingen minder dan twee op de tien jongeren naar de stembus. Zij hebben nu een duidelijke keuze. Tussen de Nexit-nationalisten van de firma Baudet. En de Europese democraten van D66. Of is voor Baudet de Nexit toch pas ‘later aan de orde’? Ik weet het even niet meer.

Hoe dan ook, democraten, zegt het voort: Alle jonge Nederlandse Europeanen horen thuis bij de enige partij die sinds haar oprichting met geduldige toewijding werkt aan een Europese toekomst.

Congres,

De gruwelen van 9/11, de moorden op Fortuyn en Van Gogh en mijn zoektocht naar mijn eigen identiteit trokken mij naar de politiek. Naar D66. Een club van open mensen.Waar generositeit het altijd wint van bekrompenheid.

In de afgelopen 12 jaar heb ik me hier altijd thuis gevoeld. Laten we die partij blijven. Een partij die staat voor vooruitgang. Een partij met het lef om radicale voorstellen te doen. Maar vooral een partij die het lef heeft om samen te werken,  Om onze idealen dichterbij te brengen. Ook als dat moeilijk is.

In het RTL-debat afgelopen donderdag verraste Klaas Dijkhoff mij. Opeens kreeg ik het laatste woord. Een sympathiek gebaar, dat laat zien dat je verder komt als je elkaar ook eens iets gunt. Dat is de gedachte waarmee ik het de komende jaar in de Tweede Kamer aan de slag wil. Dat is de gedachte die ik jullie mee wil geven, als jullie de komende anderhalve week massaal de straat op gaan om campagne te voeren.

En als jullie na de verkiezingen op 20 maart in alle provincies onderhandelen over een akkoord voor Fryslan, voor Gelderland, voor Zuid-Holland en in al die andere provincies waar het spannend wordt: denk aan elkaar. Kies altijd voor de toekomst. En zet hem op!

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Eerste Els Borst Netwerk Lezing door Pia Dijkstra

D66 D66 SGP VVD PvdA Nederland 05-02-2019 19:25

Eerste Els Borst Netwerk Lezing door Pia Dijkstra

Op 8 februari is het vijf jaar geleden dat D66’er Els Borst werd vermoord. Als ode aan de eerste vrouwelijke vicepremier organiseert het Els Borst Netwerk de allereerste Els Borst Netwerk Lezing. Lees de toespraak van Pia Dijkstra hier terug.

Het was in de zomer van 2010. De val van het kabinet Balkenende IV had tot nieuwe verkiezingen geleid. D66 won spectaculair. Van drie naar tien. Al snel ontstond wat rumoer over één van de nieuwe leden van de D66-delegatie in de Tweede Kamer. Die mevrouw van het journaal die zo leuk de autocue kon lezen, wat moest die in de Tweede Kamer?

Ik moest iets doen. Want beginnen aan een krankzinnig avontuur in de wetenschap dat er aan je getwijfeld wordt, zag ik niet zitten.

Dus op een warme nazomerdag reed ik naar het lommerrijke Bilthoven. Op het pad stond een blauw autootje. De versleten velgen verraadden de reislust van de automobilist. Ik belde aan. De deur ging open en voor me stond een vrouw die ik alleen van afstand kende. Als journalist die de minister bevroeg. Als dagvoorzitter en programmamaker die de wetenschapper een podium gaf. Haar naam: Els Borst.

Els woonde alleen in dat grote huis. Maar er was geen spoor van eenzaamheid te bekennen. Ze was kwiek, mede dankzij haar kinderen en kleinkinderen. Ze ging verzorgd gekleed, zoals ik haar kende. Netjes zijn, representatief; daar was ze op gesteld.

Mijn gedachten flitsten terug naar een paar jaar eerder. We zaten samen aan tafel bij Medisch Contact Live. Ik was afgeleid. Niet door het publiek, maar door de prachtig verzorgde handen van Els. Ze had zulke mooi gemanicuurde nagels. Ik keek naar mijn eigen handen en dacht: die steek ik onder de tafel.

Bij Els thuis was ik wel gefocust. Ik kwam met een missie.

In het kader van mijn vorming als nieuwbakken Kamerlid wilde ik haar kennis en hulp, want ik wist veel over ziekte maar nog weinig over zorg. Ik wilde me gedegen inwerken in mijn portefeuille voordat ik in de pers verscheen.

Daarnaast hoopte ik op haar vertrouwen.

Ik deelde met haar de twijfels van sommigen. Twijfels over mij en mijn geschiktheid voor de politiek. Els stelde me direct gerust. Het was goed, zei ze, dat iemand van buiten de politiek—die de patiënten kent—in de Kamer kwam. Ze had er vertrouwen in:  ‘Trek je niets aan van de mensen die dat zeggen’, zei ze me. ‘Jij kent de praktijk’. Dat gaf mij het vertrouwen om mijn politieke werk te doen. En dat doet het nog steeds.

Dames, heren, familie van Els, partijgenoten,

Wat fijn om jullie hier vanavond allemaal te zien. Dat jullie tijd vrij maken om samen met ons stil te staan bij het leven van Els Borst. Dat haar familie ook gekomen is: Dirk, Andra, Sjaak, Jet, Els, Cor, Anna, wat een eer om jullie er vanavond bij te hebben.

Aanstaande vrijdag, 8 februari, is het vijf jaar geleden dat Els is vermoord. Een dag die voor haar familie en haar dierbaren is. Daarom herdenken we haar, hier bij D66, vanavond al.

Ik denk dat iedereen in deze zaal een beeld heeft bij Els Borst. Of dat nu is als geliefd familielid, vriendin, arts, lijsttrekker, minister of als vicepremier. Ik durf ook te wedden dat er sommigen zijn die meteen aan één specifiek citaat denken als ze de naam Els Borst horen. Een citaat dat aan de basis stond van dit netwerk. Dit netwerk dat naar haar vernoemd is. Ja, ik hoor het u al zeggen: “politiek is te belangrijk is om aan mannen over te laten.”

Gelijk had ze, maar er is alleen zoveel meer dan dat ene citaat dat zo lekker bekt.

Bovendien kun je onmogelijk met één citaat een politicus vangen, laat staan een politica als Els.

Ik neem jullie vanavond mee in mijn eigen herinneringen, én in die van anderen. Ik hoop vooral ook te laten zien wat Els Borst nog meer was. Meer dan een vicepremier. Meer dan een Democraat. Meer dan een vrouw.

Iedereen in deze zaal heeft een beeld bij Els Borst. Maar iedereen draagt ook een beetje Els in zich. Iedereen is een beetje Els.

Dat klinkt weliswaar een beetje pretentieus, maar ik zal het proberen uit te leggen.

Iedereen zou een beetje Els willen zijn… als het gaat om haar persoonlijkheid.

Toen Els aantrad als voorvrouw van D66 waren vriend en vijand lovend over haar. Ze was geliefd in het veld. En ze had zich als minister bewezen. Het werd haar gegund. Niet per se door de Telegraaf, maar dat is ook geen aanbeveling.

Ze was rustig. Beheerst. Zachtaardig misschien zelfs.

Maar voorafgaand aan vanavond heb ik daar ook met een aantal mensen over gesproken. En één ding staat als een paal boven water: Els was geen doetje. Achter haar zachtmoedigheid school een Iron Lady van de lage landen. ‘Er zat staal in haar fluwelen handschoenen’. Ze stond haar mannetje in een mannenwereld. Haar harde, Engelse humor—die ik zelf nooit heb meegemaakt—deed de mannen schijnbaar vaker blozen dan hen lief was.

Dat Els niet alleen zachtaardig was wist ik natuurlijk ook wel. Aan het begin van mijn tijd in de Kamer las ik graag stukken over het zorgstelsel in het Financieel Dagblad. Een snelle leerschool voor beginnende politici. Ik was al heel trots dat ik überhaupt het FD las. Maar toen ik Els vertelde dat ik die stukken las, zei ze gedecideerd: je moet wel de hele krant lezen. Vriendelijk, met een glimlach, maar de boodschap was duidelijk.

Ik wil maar zeggen: Els nam geen blad voor de mond. Daar werden de ambities van anderen nog wel eens het slachtoffer van. Zo herinnert deze zaal zich vast de graag herhaalde anekdote van Alexander Pechtold over het burgemeesterschap van Utrecht.

Ik citeer Alexander:

“Het zong rond dat ik misschien interesse zou hebben in een burgmeesterschap in Utrecht. En daar dacht Els het hare over. Dus zo besloot ze, dat ze langs moest komen. Een dag van te voren had ze mijn secretaresse gebeld en gezegd ‘ik kom morgen op de thee’. En daar was ze, rond thee tijd. Ze liep naar binnen. Zette haar handtas neer en zei “Ik hoor dat je mogelijk interesse hebt het burgemeesterschap van Utrecht. Nou dat gaat dus mooi niet door. Je bent hier nog veel te hard nodig én je hebt nog geen opvolger. Anders zou Hans  je dit gezegd hebben, maar die is er niet meer, dus doe ik het.” En in plaats van haar thee op te drinken zei ze: “Ik geloof dat de boodschap duidelijk is. Dan ga ik maar weer.”

Een stevige dame die wist wat ze wilde. Als Alexander al had willen vertrekken, weet ik zeker dat hij het na deze boodschap niet meer aandurfde.

Els was een bijzonder mens, een erudiete vrouw. Ze stond open voor mensen. Ze voorzag iedereen van advies. Gevraagd en ongevraagd. En ze was voor veel mensen ook een lopende huisarts. Een korte blik op je gesteldheid (plus bijbehorend oordeel) gaf ze altijd. Het is maar goed dat ze de kleur van mijn wallen nu niet kan inspecteren.

Els was een arts in de politiek, een wetenschapper. Ze bleef wikken en wegen. Ze was wars van zwart-witdenken. Nooit dwingend. Altijd prikkelend.

Bovendien was Els veelzijdig. Ze had alles in zich om te overleven in de hectiek van Den Haag. En dat deed ze.

Na acht jaar ministerschap moest Els  zelfs “afkicken”.

Ze had zich gaandeweg wonderwel aangepast aan de wereld van de politiek, die de hare niet was, maar waar ze zich steeds meer thuis voelde.

Ze kende inmiddels de regels van het spel.

En het spel stond haar wel aan.

Carla Pauw, de grande dame van D66, zonder wie het politieke scheepje van Els al vroeg was vergaan, herinnert zich hoe Els was in de dagen na haar ministerschap.

“We gingen een week naar Zuid-Limburg, een klein hotelletje, een tweepersoonsbed in een tweepersoonskamer. Heel knus. Heel ontspannen. Els werd niet gebeld, alleen door iemand van de NRC. We gingen lopen, niet wandelen. We gingen eten en drinken en shoppen in Maastricht. Els kocht een rood leren jasje in een dure winkel in de Stockstraat. Daar stond de radio aan en hoorden we als eerste item op het nieuws dat haar opvolger op VWS, de net aangetreden Bomhoff van de LPF, op het punt stond een hoge ambtenaar van het ministerie te ontslaan. Waarschijnlijk stond zijn politieke kleur, hij was van de PvdA, de nieuwe bewindsman niet aan. Het stond groot op de voorpagina van – jawel — de NRC. Het werd een politieke rel. De vrouwelijke aanstichters van die rel proostten ’s avonds in Maastricht samen nog maar eens op de goede afloop…”

Els bleef niet alleen betrokken bij de politiek, ook bij onze partij. Op haar 36

was ze lid geworden van D66. Samen met haar man, Jan Borst, zag ze een spotje van D66 op televisie. Een man met de looks van Ramses Shaffy en de stem van Jacques Brel keek recht in de camera. “We waren ongerust, over de politieke situatie in ons land,” zei hij, lopend door Amsterdam.

Els zei daar later over: ‘Eerlijk gezegd hadden mijn man en ik ons nooit gerealiseerd dat we ongerust waren over de devaluatie van onze democratie. Maar nadat we het appèl hadden gelezen en Hans over de gracht hadden zien lopen, wisten wij het opeens heel zeker: wij zijn erg ongerust. Wij gaan lid worden van die partij.’

Ze kwam daarna naar bijna alle congressen. Op die congressen waren wij als een magneet. En dat ging altijd over ons vak. ‘Hallo Pia’ en ‘Hallo Els, alles goed?’ kon er nog wel af. Maar daarna gingen we gelijk de diepte in.

Op het laatste congres waar ze bij was—in februari 2014—werden wij naast elkaar op de eerste rij gezet. Daar was nog wel wat sturing voor nodig. Els was meestal druk bezig achterin de zaal. Maar eenmaal gesettled ging het moties- en amendementen boek open en bleek dat ze alles vooraf gelezen en bestudeerd had.

Aan het eind van de dag namen we afscheid. ‘Els, hoe ben je hier gekomen?’, vroeg ik. ‘Kan ik je thuisbrengen?’, vroeg ik als een van de velen. Daar zat ze niet op te wachten. ‘Nee’, zei ze,’ ik ben met de trein en mijn auto staat op het station in Bilthoven’. Mijn man en ik vroegen haar snel eens een hapje te komen eten. We zouden een mail sturen met een datumvoorstel. Zover is het helaas niet gekomen.

Sinds 2014 ben ik, en ik denk veel van de hier aanwezigen, daarom veroordeeld tot mijn dierbare herinneringen aan haar. Aan de mens, aan de vrouw, aan de persoonlijkheid.

En wat ik nog daar nog over kwijt wil, nu ik de kans heb te spreken voor dit Els Borst netwerk: Els, zoals ik haar heb meegemaakt, heeft zich nooit geprofileerd als feministe. Wel als een zeer geëmancipeerde vrouw. Het was voor haar  geen belemmering vrouw te zijn. Geen punt van discussie. Ze heeft zich bewezen. Ze was een vanzelfsprekende autoriteit.

Een autoriteit met vrienden. En vrienden had ze te over. Haar dierbare vriend Roger van Boxtel hebben we daarom gevraagd om een herinnering aan Els met ons te delen. Licht gepikeerd antwoordde hij dat Els niet samen te vatten was in een paar zinnen. Maar zijn poging dat toch te doen treft doel:

“Els had de nauwkeurigheid en de scalpel van een chirurg, was hulpvaardig als een verpleegkundige of huisarts, was mentaal vaardig als een psychiater, vond voorkomen beter dan genezen als een ware epidemioloog en had bovenal een open geest en een warm hart voor zorgvragers én voor dierbaren. En tenslotte: ze had humor en gezonde zelfspot.

Conclusie: ‘t was een héél bijzondere vrouw en wij van D66 zijn trots omdat ze toegewijd tot onze familie behoorde!”

Dames en heren,

Iedereen zou een beetje Els willen zijn… als we kijken naar haar politieke lessen.

Of preciezer: iedereen politicus zou een beetje Els moeten zijn, als het gaat om haar politieke lessen.

Vlijmscherp, loyaal en met een blik op de toekomst. Voorafgaand aan vanavond hebben we ook Winnie Sorgdrager gevraagd om haar herinnering aan Els op papier te zetten. Net als Roger werkte ze nauw met Els samen. Allebei dragen ze het predicaat ‘Minister van Staat’, en daar was Els trots op.

Twee wijze vrouwen. En dat was ook meteen wat Winnie meegaf, de wijsheid van Els. Ik citeer:

“Els Borst was een wijze vrouw. Fijn om mee samen te werken. Dat deden wij tijdens het eerste kabinet Kok op het gebied van medisch ethische onderwerpen en het drugsbeleid. Eén van de zaken in het kader van dat laatste is het experiment met gratis heroïne verschaffing. Bijna onopgemerkt, en dat was ook de bedoeling, is dat een groot succes geworden.”

Bijna onopgemerkt, dat viel mij meteen op. Dat Els visie had weten we. Dat ze wist waar ze met Nederland naartoe wilde wisten we. Maar de manier waarop ze haar idealen realiseerde is ongekend. Els kon in stilte de grootste overwinningen gestalte geven.

D66 is een partij die de samenwerking niet schuwt. Zelfs in coalities die we niet zelf zouden bedenken. In Paars I en Paars II zat D66 met de VVD in de coalitie. Oké, de christelijke vrienden ontbraken nog. Maar wat Els daarover zei heeft me toch aan het denken gezet. Want, zo zei ze: “vier jaar is te kort om van de VVD een progressieve partij te maken”.

Dat is onverminderd waar gebleken. En dat is ook niet erg. De Nederlandse democratie behoort toch ook een Conservatieve Partij te hebben.  We hadden misschien nog de hoop in onze coalitiegenoten tenminste de restanten van liberale gezindheid te vinden. Maar in sommige – recente – discussies heeft die hoop tot meer teleurstelling dan vreugde geleid.

We blijven stug ons best doen. De aanhouder wint.

D66 is natuurlijk ook een partij van idealisten. Els zei ooit: “D66 loopt vooruit, en anderen volgen aarzelend. Dat heet politieke moed.”

Ik heb altijd gevonden dat onze vorig politiek leider, Alexander Pechtold steeds naar die gedachte heeft gehandeld. In een politiek landschap dat steeds meer getekend werd door verharding en ontmenselijking, durfde hij ook over zijn schaduw heen te stappen op het moment dat het ertoe deed.

“Wie voor D66 kiest, kijkt verder,” mocht Els graag zeggen. Het had nu onze nieuwe verkiezingsslogan kunnen zijn.

Iedereen is een beetje Els… als het gaat om de bescherming van onze leefomgeving.

De keren dat ik de eer had Els te ontmoeten spraken we vooral over onze vrijzinnige agenda. De donorwet, de euthanasiewet. Wat ik eigenlijk niet wist is dat Els zo mogelijk nog eloquenter sprak over het klimaat dan Jan Terlouw.

De nieuwe generatie verbindt de strijd tegen de dreigende klimaatramp nu misschien vooral met onze huidige fractievoorzitter Rob Jetten. Maar Els was echt een klimaat-D66’er avant la lettre.

“Sommigen in ons land twijfelen nog aan de huwelijkskansen van economische groei en milieukwaliteit,” zei ze. “Feiten bewijzen [echter] dat het kan. Investeren in milieutechnologie loont en is een absolute voorwaarde om het huwelijk in stand te houden.”

De huwelijksmetafoor zou Rob misschien niet zo snel gebruiken. Ik hoorde hem zelfs op de radio zeggen dat hij het huwelijk niet zo ziet zitten. Als hij de tekst van Els onder ogen zou krijgen zou zijn enige commentaar zijn: ‘we veranderen milieu in klimaat’. Daar houdt het wel op, want haar stelling staat nog steeds. Werken aan een beter klimaat loont. Niet alleen voor huidige generaties, ook voor toekomstige generaties. Goed klimaatbeleid is niet alleen een morele plicht, het is ook een economische buitenkans.

Zo bezien is het onterecht dat Els Borst enkel wordt geassocieerd met volksgezondheid en vrijzinnigheid. Ze was eerst en vooral staatsvrouw. Met visie voor de toekomst van ons land. Radicaal haar tijd vooruit.

Bovenal zou iedereen een beetje Els willen zijn… als het gaat om vrijzinnigheid.

Zoals sommigen van jullie misschien weten ben ik lid van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Het zal geen geheim zijn dat ik het vrijwillig levenseinde anders wil vormgegeven. En dat ik deze maanden en jaren de ruimte krijg om door te gaan met mijn initiatief.

Het duurt hoop ik nog even, maar als de tijd komt wil ik zelf kunnen besluiten of ik nog door wil leven. En die vrijheid gun ik iedereen. De vrijheid zelf te bepalen wanneer het genoeg is geweest.

Die vrijheid had ik mijn ouders ook gegund. Misschien zelfs wel om er samen tussenuit te stappen. Twee weken geleden las ik daar een ontroerend stuk over in de Volkskrant. Ongeveer tien aanvragen per jaar bij de NVVE zijn van echtparen. Gecompliceerde aanvragen omdat beide partners er vaak medisch en psychisch anders aan toe zijn. En omdat je van te voren nooit weet hoe het leven zal zijn als je partner wegvalt. Veel stellen spraken over hun wens om samen uit het leven te stappen. Ik kan mij best voorstellen dat als je een heel leven samen hebt opgebouwd, je het  ook samen wilt beeindigen. Natuurlijk zie ik ook de bezwaren, want de motieven van twee verschillende mensen zijn nooit identiek. Maar wie wij zijn om daarover te oordelen? Wie zijn wij om die motieven te wegen?

Je hoort ook mensen die stellen dat als de overheid dit links laat liggen, ze het dan wel zelf gaan doen. Daarin zie ik grote risico’s. Mensen die op een onveilige, pijnlijke manier een einde aan hun leven maken. Schrijnend én te voorkomen. De samenleving kan hier uitkomen.

Natuurlijk zie ik ook de maatschappelijke gevoeligheden en de hobbels op de weg. Zorgvuldigheidseisen zijn essentieel. Discussie over een leeftijdsgrens evenzo. Ik wil niet dat we ouderen lichtzinnig richting het einde van hun leven begeleiden. Ik wil wél dat we mensen, die er goed over na hebben gedacht—die genoeg van het leven hebben gezien, genoten of geproefd—de ruimte hebben om zelf te kiezen hoe en wanneer ze het leven willen verlaten.

In 2002 werd de euthanasiewetgeving van kracht: een mijlpaal voor het kabinet Paars II. Een persoonlijke overwinning voor onze minister, voor onze idealen.

Voor christelijke partijen die tot die tijd toch voornamelijk de dienst hadden uitgemaakt in Nederland was de wet een behoorlijk bittere pil. Diezelfde partijen zouden al snel wakker liggen van een inmiddels fameuze uitspraak van de architect van die wetgeving. Want nadat in 2001 de wet door beide Kamers was gekomen sprak zij de woorden: ‘het is volbracht’.

Het interview waarin Els die woorden sprak was dan wel in het Paasweekend uitgekomen, ze doelde toch echt niet op de laatste woorden van Jezus. Begrijpelijkerwijs viel dat niet goed bij de christelijke partijen. Hoewel ik mij wel wat kan voorstellen bij hoe Els zich toen moet hebben gevoeld – er was een discussie van 30 jaar aan vooraf gegaan – onthoud ik mij in deze coalitie van dergelijke uitspraken.

Die uitspraak had het nieuws helemaal niet moeten domineren. Boven het interview stond namelijk in koeienletters op de voorpagina van de krant: “Borst niet tegen zogenoemde Pil van Drion”. De medewerkers van Els vreesden dat deze uitspraak tot een storm van kritiek zou leiden.

Een onder voorwaarden verkrijgbaar euthanasiemiddel, waar ‘De Pil van Drion’ naar verwijst, was op zijn zachtst gezegd niet onomstreden. Natuurlijk had Els in het interview meteen ook de zorgvuldigheidseisen aangestipt. Bovendien had ze gezegd dat ze alleen voor was, en ik citeer: ‘mits het zo zorgvuldig geregeld kan worden dat het alleen díe hoogbejaarde mensen betreft die klaar zijn met leven’.

Els voorzag zelf ook dat dit standpunt tot rumoer zou leiden. Na inzage van het interview belde ze daarom met de journalist. Ze wilde weten of het werkelijk zó nadrukkelijk moest worden opgeschreven. Maar ze ontkende natuurlijk niet wat ze had gezegd. Els was haar tijd weer eens ver vooruit.

Enigszins verwonderlijk was het wel  dat de christendemocraten niet over het standpunt vielen, maar over de woordkeus. De SGP zag het anders en kwam met haar eerste motie van wantrouwen in de geschiedenis van de partij. In het daaropvolgende debat nam Els geen woord terug. Ze stond voor haar zaak.

En ook dat was Els: ieder woord gewogen, en nooit lichthartig teruggetrokken. In de strijd voor de vrijheid van mensen was voor Els geen ruimte voor een wapenstilstand.

Dames en heren,  iedereen zou een beetje Els willen zijn.

Ze is één van de grote vrouwen in de hall of fame van de Nederlandse politiek.  Zonder Els was er geen embryowetgeving geweest. Zonder Els zouden mensen nog altijd het risico lopen aan het eind van hun leven uitzichtloos weg te kwijnen in onmetelijke pijn.

Het zou daarom misschien bijna passen om met weemoed te spreken over de tijd dat ze bij ons was. Dat haar politiek de krantenkoppen bepaalde. En ik geef toe: het is verleidelijk haar vanavond te canoniseren.

Toch is dat niet wat ik heb willen doen. En ook niet wat Els had gewild. Ik besef dat zoiets zelfs een gevaar in zich draagt. Het is namelijk te vroeg om terug te blikken op een agenda die nog niet voltooid is. Er is werk aan de winkel.

In 2012 won Els Borst de Aletta Jacobsprijs voor de genuanceerde manier waarop zij medisch-ethische kwesties in het publieke debat aan de orde heeft gesteld. En voor wat zij daarmee heeft bereikt.

De hare was een grootse manier van politiek bedrijven. Waar sommigen binnen de partij uitgroeiden tot mastodont, werd Els een icoon van de proportie van Aletta Jacobs zelf. Eén van de weinigen die de verpersoonlijking van iets is geworden waar iedere D66’er zich thuis bij voelt. We laten haar daarom geen stof vergaren in het museum van gisteren. We koesteren haar voor vandaag.

Nog niet zo lang geleden werd ons gedachtengoed gevat in vijf richtingwijzers. Mijn voorstel is Els Borst als de zesde te omarmen. Het gaat mij om de houding. Els als gids voor ons politieke handelen.

Wie redelijk radicaal is, kan de wereld veranderen met radicale redelijkheid.

Ze liet ons zien dat politiek de kunst is van het langzaam boren in hard hout. Het is noeste arbeid. Dat beeld lijkt gespeend van enige visie. Maar schijn bedriegt. Want waar geboord wordt, ontstaat creativiteit. Ontstaat visie. Visie is geen eurekamoment. Het wordt geboren in hard werk. Juist in het taaie werk dat politiek soms is.

D66 moet wat mij betreft onvermoeibaar blijven boren, hoe groot de weerstand soms ook is. Altijd trendzetter zijn. Verkenner van onontgonnen ideeën. Een club van politieke ontdekkingsreizigers.

In die geest heeft Els ons land en onze partij verrijkt. In die geest werken wij verder aan het Nederland van morgen.

Dankuwel.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Maidenspeech Kamerlid Rutger Schonis

D66 D66 Nederland 28-01-2019 13:47

Maidenspeech Kamerlid Rutger Schonis

Afgelopen dinsdag 22 januari hield Tweede Kamerlid Rutger Schonis  zijn maidenspeech, zijn eerste speech in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, bij het ‘debat over het rapport van TNO inzake de Stint’. Lees zijn inbreng hier terug.

Voorzitter,

Vandaag mag ik, op mijn 105de dag als Kamerlid, mijn maiden speech geven. Een mooie mijlpaal. Al had het mij een lief ding waard geweest, wanneer de aanleiding voor mijn bijdrage van vandaag een andere was dan het tragische ongeval met de Stint afgelopen september.

Het kan verkeren.

Toen ik mij in het najaar van 2016 kandidaat stelde als Kamerlid, deed ik dat omdat ik de vele lessen uit de praktijk van het ontwikkelen van projecten voor nieuwe windturbineparken wilde vertalen in goed landelijk beleid. Een van de uitdagingen in dat werk was hoe je aan de ene kant ruimte in regelgeving kon geven voor toekomstige innovaties van nieuwe windturbines. Terwijl je aan de andere kant voldoende zekerheid kon bieden aan de direct omwonenden dat het qua milieuhinder in de toekomst niet te gek ging worden.

Toen ik de zetel van Alexander Pechtold mocht innemen in oktober, had ik vooral

rol als Kamerlid in gedachten. De rol van (mede-) wetgever. Geen moment heb ik gedacht dat ik hier in de plenaire zaal bij mijn eerste onderwerp het woord voeren in de hoedanigheid van die

rol die een Kamerlid heeft: namelijk die van controleur op hoe beleid wordt uitgevoerd en die -daar waar nodig- ook bijstuurt.

Het dossier van het ongeval met de Stint heeft de eerste 105 dagen van mijn werk als Kamerlid dan ook beheerst. Als nuchtere Zeeuw heb ik in eerste instantie vooral geprobeerd om mij dat dossier zoveel mogelijk eigen te maken. Hoewel ik een nieuwkomer ben in Den Haag, herkende ik bij het lezen in al die documenten dezelfde worsteling als die ik in mijn vorige werk ook heb ervaren.

Hoe kan je als regelgever een innovatief nieuw voertuig als de Stint

de openbare weg op laten gaan, zonder de boel op voorhand dicht te regelen. En heb je de tussentijdse monitoring gewaarborgd om je beleid aan te passen wanneer nieuwe ontwikkelingen zich aandienen?

Het begint natuurlijk met de eigen verantwoordelijkheid van de producent. Iedereen die met een Stint op de weg gaat, moet ervan op aan kunnen dat deze schoon en veilig rijdt. Het TNO-onderzoek laat echter zien dat de Stint een aantal technische gebreken kent. Het goede nieuws is dat deze gebreken verholpen kunnen worden.

Gebruikers van de Stint, zoals kinderdagverblijven, hebben alleen nog steeds geen uitzicht op wanneer die technische gebreken worden gefikst.

Is de minister in overleg met de fabrikant over wanneer deze aanpassingen kunnen worden doorgevoerd?

Het door de producent aangevraagde faillissement is afgewezen en hij kan dus de aanpassingen doorvoeren. Wijst de minister hem op zijn eigen verantwoordelijkheid in deze?

Dat brengt mij voorzitter op de rol van de Tweede Kamer en de minister als wetgever.

De Kamer heeft -op de toelating van de Segway in 2008 na- geen andere of nieuwe toetsingskaders vastgesteld als het gaat om de toelating van nieuwe bijzondere voertuigen zoals de Stint. Het argument hiervoor was juist dat nieuwe innovatieve manieren van transportmiddelen op de openbare weg moesten worden gestimuleerd en niet worden dichtgeregeld.

Het tragische ongeval in september met de Stint wees ons erop dat een goede set regels en bijbehorend toezicht en handhaving in deze helaas heeft ontbroken.

De toelating van innovatieve voertuigen op de openbare weg is jarenlang aan de hand van een beperkt aantal beleidsregels getoetst. Toezicht heeft naar eigen zeggen van de minister niet of nauwelijks plaats gevonden. En een jaarlijkse monitoring van bijvoorbeeld de groei van het aantal nieuwe voertuigtypen op de openbare weg bleef tot op heden achterwege. Van bijsturing of aanpassing was dan ook geen sprake.

Vooropgesteld dat de uitkomsten van de onderzoeken het besluit van de minister om de Stint van de weg te halen meer en meer lijken te onderbouwen. Wij zijn van mening dat de minister hiermee vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid dan ook juist heeft gehandeld.

Maar daarmee is de minister wat D66 betreft nog niet klaar.

Onduidelijk is, of zelfs na het doorvoeren van de technische aanpassingen, de Stint

de weg op mag. Het nieuwe toetsingskader voor bijzondere voertuigen is immers nog steeds in ontwikkeling.

Wanneer verwacht de minister dat zij een uitgewerkt toetsingskader naar onze Kamer kan toezenden?

En, wordt daarbij de hernieuwde toelating van de Stint op de openbare weg betrokken?

Hoe borgt de minister dat de Kamer deze keer wel goed geïnformeerd wordt -en blijft- over de uitvoering van het toelatingsbeleid bijzondere voertuigen op de openbare weg?

Tot slot voorzitter: hoe waarborgt de minister dat ook in het nieuwe toetsingskader ruimte blijft bestaan voor nieuwe innovaties?

Voorzitter, dank u voor uw aandacht.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook