Over de hypocrisie van supermarkten

Dit weekeinde kwam een grote supermarktketen in het nieuws met een aanbieding van aardappelen uit Israël, terwijl in Nederland aardappels met miljoenen overheidsgeld worden doorgedraaid. Lees hier het pleidooi van Kamerlid Tjeerd de Groot.

Supermarkten houden graag zelf een aantal misverstanden levend. Zo zouden consumenten bepalen wat er in de schappen ligt. Supermarkten weten als geen ander consumenten te verleiden tot precies die aankoop die de verkoper goed uitkomt. Sinds wanneer vragen consumenten om aardappels uit Israël? Het tweede misverstand is dat duurzaamheid in de landbouw het voedsel duurder maakt. Niets is minder waar: de prijs van landbouwgrondstoffen is een buitengewoon klein deel van de prijs van het product in de schappen. Als de graanprijs zou verdubbelen – wat onwaarschijnlijk is – wordt een brood slechts een dubbeltje duurder. Het derde misverstand is hun duurzaamheidsimago. Vaak maken supermarkten goede sier met een duurzaam of diervriendelijk product, maar slechts voor een beperkt deel van hun assortiment. De suggestie van duurzaamheid is slechts bedoeld voor hun imago: de diervriendelijke kip ligt op ooghoogte, de kiloknaller ligt gewoon twee schappen daaronder.

Inkopers van supermarkten letten op drie zaken: de prijs, de prijs en de prijs. Dit heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de moeilijke situatie in de Nederlandse land- en tuinbouw. Boeren kunnen alleen het hoofd boven water houden door steeds intensiever te produceren, ten koste van henzelf en ten koste van de natuur. Supermarkten zouden makkelijk hun hele assortiment duurzaam kunnen maken, zonder dat ons voedsel duurder wordt. Probleem is dat mededingswetgeving verhindert, omdat deze alleen toeziet op zogenaamde eerlijke concurrentie. Dit betekent dat ook deze wetgeving er alleen op gericht tot een zo laag mogelijke prijs voor consumenten te komen, uiteraard binnen de wettelijke normen voor de productie van voedsel. Daarom voorziet D66 een andere weg. Net zomin als kledingwinkels nog kleding in de schappen leggen die gemaakt is door kinderen, zullen supermarkten simpelweg hun gehele assortiment moeten verduurzamen. Daarbij hoort een eerlijke prijs voor de boeren.

Laten we de weg van het geld volgen. Duurzaamheidsprestaties van bedrijven zijn in toenemende mate relevant voor institutionele beleggers als pensioenfondsen en andere aandeelhouders. Ongeveer driekwart van de bedrijven heeft al een duurzaamheidsverslag, laat supermarkten hieraan meedoen. Hiervoor zijn diverse internationale standaarden beschikbaar, bijvoorbeeld ‘The Sustainability Consortium’. Ook zijn er diverse initiatieven om de vergelijkbaarheid van jaarverslagen te verbeteren, zoals het Global Reporting Initiative. Nodig is dat er een standaard komt voor supermarkten die een maat vormt voor de mate waarin hun assortiment duurzaam wordt. Externen moeten deze standaard kunnen toetsen, net zoals accountants dat nu doen over de deugdelijkheid van een jaarverslag. Dit helpt beleggers om de goede keuzes te maken. Een mogelijkheid die daarbij kan worden uitgewerkt is om verschillende ambitieniveaus in deze standaard in te bouwen, noem het brons, zilver en goud.

Wat heeft de boer hieraan? Bij een duurzaam assortiment hoort een eerlijke prijs. En bij een eerlijke prijs hoort ook een afzetgarantie voor de lange termijn. Zo ontstaat rust en zekerheid bij boeren. Duurzaamheid omvat immers niet alleen milieu, maar ook de economie. De standaarden kunnen worden doorvertaald naar verwerkende bedrijven. Boeren die meedoen kunnen dan tevens steun ontvangen vanuit het Europese landbouwbeleid. Boeren die daarentegen tegen de laagste prijs willen doorproduceren voor de wereldmarkt kunnen dat doen, maar verliezen op den duur wel de zekerheid van een thuismarkt, zeker als dit systeem ook in landen als Duitsland wordt geadopteerd. Andere deelnemers in de voedselketen, vooral de verwerkende industrie, kunnen bijvoorbeeld fiscale voordelen krijgen als zij hun gehele assortiment verduurzamen. Zo gaat het voor boeren en voedselverwerkers ook lonen om duurzamer te gaan werken.

Duurzame productie moet de standaard worden en niet de uitzondering. Samen met collega Joost Sneller hebben we daarom een voorstel ingediend in de Tweede Kamer die de minister opdraagt om met supermarkten en de verwerkende industrie een hierboven beschreven systeem uit te werken.  Alleen het voldoen aan de wet garandeert dierenwelzijn onvoldoende en leidt nog steeds tot afbraak van onze biodiversiteit.

Minister Schouten ontraadde ons voorstel. Zij praat met heel veel met boeren en omhelst regionale initiatieven, maar dit miskent hoe de markt werkt. De meeste boeren hebben namelijk geen contact met de markt; dat loopt via de verwerkende industrie en de retail. Een transitie naar duurzame landbouw begint bij de markt! Een transitie leid je door aan een touwtje te trekken, niet door tegen het touwtje te duwen.

Het gaat erom de randvoorwaarden voor een gezonde markt te scheppen, zoveel mogelijk binnen de eigen spelregels van deze markt. Gelukkig was er een Kamermeerderheid voor dit voorstel van D66. Helaas deden een aantal partijen niet mee die zeggen het boerenbelang hoog in het vaandel te dragen. Boeren hebben belang bij een eerlijke prijs. Daarom moeten we de negatieve prijs en duurzaamheidsspiraal doorbreken.

Te lang is deze problematiek onbesproken gebleven, omdat supermarkten zich blijven verschuilen achter een aantal voor hen comfortabele misverstanden. Achter deze misverstanden gaan wanpraktijken schuil ten koste van de Nederlandse boer en nu ook de belastingbetaler, zoals het voorbeeld van de aardappelen uit Israël ons laat zien. Het wordt tijd dat supermarkten verantwoordelijkheid nemen. Die hete aardappel is te lang doorgespeeld.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook