Nieuws van politieke partijen in Nederland inzichtelijk

4 documenten

Rob Jetten – Bouwen aan het Nederland van de toekomst (APB 2019)

D66 D66 GroenLinks VVD CDA PvdA Nederland 18-09-2019 18:27

Rob Jetten – Bouwen aan het Nederland van de toekomst (APB 2019)

Lees hier de inbreng van D66-fractievoorzitter Rob Jetten tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2019.

Ook namens mijn fractie wil ik mijn medeleven betuigen aan de familie en nabestaanden van advocaat Wiersum die vanmorgen in Amsterdam op een hele laffe wijze is doodgeschoten. Als we de eerste berichten mogen geloven, is dit een aanval op onze rechtsstaat. Waarbij niet alleen kroongetuigen, maar ook advocaten die mensen bijstaan in strafzaken het leven niet meer zeker zijn. En ik dank de minister voor de eerste brief die hij vandaag naar de Kamer heeft gestuurd. Ik vertrouw erop dat alles op alles wordt gezet om de onderste steen boven te krijgen.

Voorzitter,

De Algemene Beschouwingen van een fractievoorzitter van een coalitiepartij kennen doorgaans een vast stramien. De behaalde resultaten van het kabinet worden met gepaste trots opgesomd. De oppositie voorgehouden dat er al veel voor elkaar is gekregen. De bewindspersonen krijgen eventueel een pluim op de hoed. Verwijzend naar een rapport wordt natuurlijk wel nog even benadrukt dat ‘we er nog lang niet zijn’.

Ga ik dat helemaal anders doen? Het is mijn eerste keer, dus ik ga het proberen. Maar of ik de verleiding kan weerstaan, dat kan ik niet beloven. Ik vind het wel comfortabel dat het hier een tikkeltje voorspelbaar is. Een oase van rust en orde.

Eerlijk is eerlijk: politieke kalmte past mijn radicale fractie normaal gesproken niet. Maar nu ben ik er blij mee. Want wij staan in Nederland in het oog van een wereldstorm. De Verenigde Staten en China voeren een roekeloze handelsoorlog. Rusland raast in onze Europese achtertuin. En de regisseur van Brexit verdient inmiddels een Oscar voor beste horrorfilm. Hier in Nederland, in het oog van de storm, kan ook wel eens een windje opsteken. Tussen partijen. Binnen partijen. Baudet heeft het over de ‘brokstukken van onze beschaving’. Maar kijk, voorzitter! Samen brengen we hier wel iets tot stand.

Ons pensioenstelsel is gered voor de toekomst. Mede dankzij de samenwerking tussen coalitie en de PvdA en GroenLinks. Nederland heeft nu het eerste concrete klimaatplan van de wereld. Mede dankzij de inzet van natuurorganisaties én bedrijven. Een kinderpardon: gevluchte, hier gewortelde kinderen mogen blijven. Mede dankzij een moedige stap van het CDA. Het bedrijfsleven gaat betalen voor de lastenverlichting van mensen. Mede dankzij een flexibele wending van de VVD. En grote bedrijven als Shell gaan voortaan gewoon winstbelasting betalen. Dankzij het initiatief van collega-Kamerlid Bart Snels.

U ziet, dames en heren in Vak K, nu heb ik het toch gedaan. Ik kon de verleiding om de successen van het afgelopen jaar op te sommen nu al niet weerstaan. Maar dat doe ik voor u! Want u moet weten: Volgens de laatste peilingen bent u populairder dan ooit. De kiezers van Asscher en Klaver worden almaar enthousiaster. Nu die van Thieme nog. Maar sinds vorige week weet u: daar wordt hard aan gewerkt door mijn fractie!

Voorzitter,

Ik ben nu bijna een jaar fractievoorzitter. Na een stevige inwerkperiode, sta ik hier vandaag voor mijn eerste Algemene Beschouwingen. Al een stukje minder zenuwachtig dan voor mijn eerste interview met Frits Wester.

Van alle dertigers in dit debat zit ik het nog het dichtst bij de twintig. Dat verklaart wellicht de energieke start van mijn fractie na de zomer. Die heeft —zo heb ik gemerkt—tot wat ongemak geleid. Maar voorzitter, dat vind ik een mooi compliment. Voor mij gaat politiek over meer dan de dagelijkse verontwaardiging. Of de gevatte tweet. Politiek is meer dan kalmpjes aan managen, een procentje bijplussen in beleidskaders en plaatjes met gemiddelde koopkracht. De politiek is er – in mijn ogen – om de grote vraagstukken niet uit de weg te gaan, maar om juist te durven agenderen. Vraagstukken over leven en dood. Zoals Pia Dijkstra doet met haar wet voltooid leven. Vraagstukken over emancipatie en gelijke kansen. Zoals Vera Bergkamp doet met een pleidooi voor een tijdelijk vrouwenquotum. Of de simpele erkenning dat voor internationale problemen geen nationale oplossingen bestaan. Dat Europese samenwerking ons niet verzwakt, maar versterkt.

Soms komen de grote vragen ongevraagd op ons af. Dat is nu het geval. Om de natuur te beschermen moeten we de uitstoot van stikstof drastisch naar beneden brengen. Maar hoe? Willen we minder huizen bouwen? Minder natuur? Minder treinen? Minder vee? Mijn fractie maakt een keuze. Wij willen de veestapel halveren, zodat we meer huizen kunnen bouwen voor jonge gezinnen. Van biggen naar bouwen. De overheid moet boeren helpen met afbouwen of doorgaan voor eerlijke prijzen. Wie het daar niet mee eens is daag ik uit een visie ernaast te leggen. Een keuze. Welke keuze dan ook! Daar begint het debat.

Waar het mij om gaat, bij al deze grote kwesties, is dat politici laten zien waar zij voor staan. Dat wij hier in de politieke arena maatschappelijke discussies aanjagen en durven te beslechten. En ja, als radicaal-liberaal én als dertiger ben ik ongeduldig. Ik ga de toekomst hopelijk nog een stuk langer meemaken dan sommigen van u in Vak K. Laat staan de jongste generatie die de straat op gaat voor de bescherming van onze planeet.

Van mij dus geen lezingen over stilstand en behoud. Wat mij betreft richten we onze blik niet op onze schoenen, maar op de horizon.  Laten we kijken naar de horizon. Hoeveel kinderen moeten nog astma krijgen voordat we serieus werk maken van schone lucht? Hoeveel kinderen moeten nog starten op school met een taalachterstand voordat we eindelijk een vuist maken voor eerlijke kansen? Hoeveel Amerikaanse bedrijven moeten onze privacy schenden voordat we de techreuzen gaan aanpakken? Hoeveel dieren moeten levend verbranden in een stal voordat we ons realiseren dat het zo niet langer kan met die bio-industrie? Hoe lang kunnen we nog wegkijken van racisme voordat we zeggen: samen zijn wij Nederland en dit is de eenentwintigste eeuw? En hoeveel mannelijke premiers moeten we nog zien langstrekken voordat er eindelijk een vrouw aan het roer staat van vak K?

De geschiedenis leert dat wij Nederlanders op het cruciale moment antwoord kunnen geven op de grote vragen. Na de Tweede Wereldoorlog stonden we aan de wieg van de Europese Unie. Toen de dijken braken bij de Watersnoodramp hebben we de Deltawerken gebouwd. En toen zich in de jaren zestig nieuwe energiebronnen aandienden, stapten we in slechts vijf jaar over van kolen naar gas. Nu is er weer zo’n cruciaal moment.

De economie van vroeger brokkelt af. Van Rotterdam tot de Tweede Maasvlakte ligt veertig kilometer petrochemie dat zichzelf opnieuw moet uitvinden. En de Groningse gaskraan gaat eindelijk dicht. We moeten dus op zoek naar nieuwe welvaart. Een nieuwe economie. De nieuwe generatie mag niet de dupe worden van het beleid van nu. Daarom stel ik met Gert-Jan Segers een generatietoets voor om bij alle toekomstige wetten na te gaan of ze wel eerlijk zijn voor jongeren.

Maar dat is lang niet genoeg. Het gaat er nu echt om spannen. Kiezen we voor behoud? Of voor optimisme en investeringen?

D66 wil investeren. Investeren in de nieuwsgierigheid van Eindhoven. In de biotechnologie van Delft. In de energie van Rotterdam. Het kweekvlees van Maastricht. De aardappelen van Wageningen. De ontdekkingen van Leiden. En de branie van Amsterdam. Nu is het moment om de daad bij het woord te voegen. Als we worden betaald om geld te lenen, moeten we investeren in de toekomst. Wij zijn geen samenleving van renteniers, maar van pioniers.

Het is goed dat dit kabinet dat nu ook ziet. Maar dan zeg ik wel tegen de ministers in Vak K: Het geld moet snel naar concrete projecten. Trek de Noord-Zuid lijn door naar Schiphol. Verbind de Randstad met lightrail. Investeer in vakonderwijs, wetenschap, kennis en innovatie voor de start-ups en scale-ups van morgen. En laat het denken daar niet ophouden. Laat elektrische vliegtuigen als eerste uit Nederland opstijgen. Laat kunstmatige intelligentie nieuwe deuren openen voor kankeronderzoek. En breng de gezondheid van onze planeet in kaart met ruimtesensoren.

Kan de premier toezeggen dat het investeringsfonds concreet zal worden gebruikt voor wetenschap en innovatie? En kan hij beloven dat het kabinet uiterlijk eind dit jaar een concrete investeringsagenda naar de Kamer stuurt, zodat het geld volgend jaar kan gaan rollen?

Ja, er zijn grenzen aan de groei. De stikstofcrisis heeft dat nog eens duidelijk gemaakt. Maar soms is slim sterker dan groot. David versloeg Goliath. Ajax klopte Juventus. Én Real Madrid. Het kan. Als we een begin maken.

Als we die nieuwe economie tot stand brengen, dan moet het kansen bieden voor iedereen. We hebben te lang gedacht dat het met meer welvaart wel goed zou komen. Maar de vruchten van de economische groei komen niet bij iedereen terecht. De ongelijkheid groeit. Ik zie dat om mij heen gebeuren.

Zelf had ik geluk. Als jonge leidinggevende bij ProRail kreeg ik kansen en zekerheid met een vast contract. Tegelijkertijd zag ik hoe mijn zusje, die in de zorg werkte, flexcontract na flexcontract afliep. Voor haar was een hypotheek lang ver weg. Zij hoort tot een groeiende groep jonge mensen—theoretisch- of praktisch opgeleid—die druk ervaart. Prestatiedruk, bindende studieadviezen en onnodige selectiecriteria in het onderwijs. Onzekere banen, torenhoge huren en een heftige combinatie van werk en privé. Hoe geven we die nieuwe generatie weer kansen en zekerheid in de 21ste eeuw? Dat doen we in de eerste plaats door de ramp op de woningmarkt het hoofd te bieden. De zekerheid van een dak boven je hoofd is geen voorrecht. Het is een recht. De maatregelen die het kabinet gisteren heeft aangekondigd zijn een goede stap. Twee miljard investeringen om de woningmarkt aan te jagen. Speculanten en beleggers aanpakken; starters helpen. En natuurlijk vooral: bouwen, bouwen, bouwen.

Als een huis weer bereikbaar is, moeten mensen ook weer zeker zijn dat werken loont. Het dreigement van de minister-president aan de grote bedrijven om hun belastingverlaging te schrappen als de lonen niet stijgen, bleek geen lege huls. Dat is vast voor ons allemaal een beetje wennen. Mijn fractie gaat er vanuit dat zijn waarschuwing ook voor 2021 geldt. Is de premier het met mij eens dat een loonstijging van 2.5% veel te laag is?

Als werken gaat lonen, dan moet de arbeidsmarkt ook weer in balans. Mensen moeten kunnen kiezen of ze mét of zonder baas willen werken. Vrijheid als keuze, en niet als toevlucht. Maar dan moet die vrijheid wel blijven lonen. Het kabinet verkleint nu het fiscale verschil tussen zelfstandigen en werknemers. Mijn fractie wil een garantie van het kabinet dat de opbrengst van die maatregel ook bij zelfstandigen blijft. Kan de premier die geven?

Zonder goed onderwijs geen gelijke kansen. Het onderwijs is een paspoort voor de toekomst. En het lerarentekort dat we nu zien, is een maatschappelijke crisis. Dat heeft in de eerste plaats met geld te maken en de onderhandelingen over de cao tussen scholen en vakbondsbesturen. Ik wil het kabinet oproepen om nog eens heel goed te kijken naar welke rol het kan nemen bij het vlottrekken van deze cao-onderhandelingen. En daarbij is wat mij betreft alle creativiteit nodig. Ik ben heel blij om te horen dat zo’n oproep vandaag eigenlijk door alle partijen wordt gedaan. Naast de onderhandelingen over de cao, moeten we ook kijken hoe de inzet voor de verlaging van de werkdruk uitpakt en hoe we dat verder kunnen continueren.

Ik was met een aantal collega’s afgelopen voorjaar bij de manifestatie op het Malieveld en sprak daar met heel veel leraren die blij waren met de inzet voor werkdrukverlaging. Omdat ze bijvoorbeeld op school voor het eerst in jaren weer een conciërge konden aanstellen, die allerlei nuttige klusjes in het schoolgebouw doet zodat leerkrachten zich kunnen focussen op het voorbereiden en geven van lessen. Wat kan het kabinet nog meer doen om de werkdruk te verlagen en meer mensen te verleiden om misschien hun tijdelijke contracten om te zetten in vaste contracten en hun deeltijdcontacten om te zetten in voltijdcontracten? Want we hebben al die creativiteit nodig om dat lerarentekort op te lossen.

Voorzitter,

Ik groeide op in een modern, vrolijk en veelkleurig Nederland. Een open en tolerant land van mensen met alle soorten achtergronden, paspoorten, dromen en ambities. Een land van iedereen. Maar gaandeweg is die openheid onder druk komen te staan. Transgenders die bij Uber worden geweigerd ervaren uitsluiting. Joden die horen dat de ruiten van hun ontmoetingsplaats zijn ingegooid, herkennen de donkere patronen van de geschiedenis. Geboren en getogen Nederlanders die te horen krijgen dat ze zich moeten invechten, herkennen die patronen evengoed.

Conservatieve politici hebben van het uitbuiten en aanjagen van alle soorten onbehagen hun verdienmodel gemaakt. Al bijna twintig jaar is het bij elk probleem alle ballen op elke moslim. Niet alleen nieuwkomers, maar ook de derde en vierde generatie. Nederlanders die hier wonen die worden gewantrouwd. Wie liefde of loyaliteit voelt voor het land van haar voorouders zou geen volwaardige Nederlander kunnen zijn. Maar dat miskent de essentie van identiteit. Die is altijd meervoudig en gelaagd. Ik ben Brabander, Nederlander, Europeaan, politicus, homo, zoon én Feyenoorder. Allemaal tegelijkertijd.

Het miskent óók de essentie van Nederlanderschap. Dat staat niet vast. Het is een gedeelde zoektocht die continue aan de gang is. Eigenlijk had ik gedacht dat het een andere kant op zou gaan in de conservatieve hoek. Vijf jaar geleden las ik over een jonge, veelbelovende CDA’er die een wat meer liberale opvatting leek te hebben over identiteit. Hij zei in het buitenland getroffen te zijn door de kracht van diversiteit. Maar wat is er gebeurd met die verlichte ziel? Nu diezelfde verlichte ziel wordt getipt als CDA-leider drukt hij zich uit in luie sombermans-anekdotes over onaangepaste migranten. Dat soort woorden hebben gevolgen in de echte wereld.

Ik denk aan een hier geboren vriend die bij een sollicitatie het compliment kreeg dat hij wel “heel goed Nederlands sprak”. Een voorbeeld uit duizenden. Wie in dit land met een Arabische achternaam solliciteert maakt drie keer minder kans op het krijgen van een baan als iemand met een Nederlandse achternaam die zich met een strafblad. Laat dat even op u inwerken. Drie keer zo weinig kans.

We hebben nu dus een duidelijke opdracht. Een beschaafd alternatief bieden. Dat alternatief bestaat in een nieuwe houding. De politiek moet het hele verhaal vertellen. Dat het onacceptabel is als religieuze extremisten kinderen indoctrineren met haat. Dat we hard moeten optreden tegen radicalisering. Maar ook dat alle migrantengroepen een hoger onderwijsniveau halen dan ooit. Dat nieuwe Nederlanders niet alleen naar de huisarts gaan, maar steeds vaker zelf huisarts worden. En bovendien dat Nederlanders, van welke generatie dan ook, hier thuis zijn.

Kan de premier hier daarom morgen verschijnen als premier van alle Nederlanders? Wil hij zijn vertrouwen uitspreken in de mensen die van Nederland hun thuis hebben gemaakt? En wil hij dan namens zijn kabinet vertellen wat het gaat doen om de laatste grote drempels weg te nemen voor Nederlanders met een migratieachtergrond die keer op keer worden geweigerd als ze solliciteren voor een stage of baan?

Voorzitter,

De politiek is er om de grote vragen te stellen en te beantwoorden —vragen van vrijheid, gelijkheid, tolerantie, leven en dood. Maar die vragen gaan ook over vertrouwen in de overheid, toegang tot het recht en de kwaliteit van onze democratie.

Vertrouwen in de overheid begint met de kwaliteit van de dienstverlening. Ik zou eigenlijk een vraag willen stellen aan iedereen in vak K. Wie van u heeft GEEN problemen met een uitvoeringsorganisatie? Dat zijn er inderdaad maar heel weinig, zelfs niemand. En voorzitter, dat is wederom iets waar we gelukkig om kunnen lachen, maar ook heel pijnlijk. Dat dus heel veel Nederlanders, of ze nu een rijbewijs of toeslag aanvragen, niet de dienstverlening krijgen die wij van de overheid verwachten. En dan moeten we heel terecht een spiegel voor onszelf houden, want dat ligt niet aan de hardwerkende mensen achter een servicebalie, maar aan de manier waarop wij die uitvoeringsorganisaties met allerlei wetgeving opzadelen. Gisteren heeft de Koning daar bij de troonrede hele mooie woorden aan gewijd. Ik vraag het kabinet: welke daden voegt het bij de mooie woorden van onze Koning?

Wie ook zitten te wachten op daadkracht van het kabinet, zijn mensen die moeite hebben met de toegang tot het recht, de mensen die hulp nodig hebben en zijn aangewezen op de sociale advocatuur. Daar zijn grote tekorten. De gezondheid van de rechtsstaat staat onder druk, er zijn heel veel sociale advocaten die overwegen te stoppen met hun werk. Wat gaat het kabinet doen om dit zo snel mogelijk op te lossen? De versterking van de rechtsstaat moet hand in hand gaan met de versterking van onze democratie. Ik zie uit naar de wetsvoorstellen van minister Ollongren volgend op het belangrijke werk van de staatscommissie parlementair stelsel. Maar de Kamer hoeft nu niet op z’n handen te zitten. We kunnen hier zelf iets doen.

Want kijk nu even naar de realiteit van dit debat. Honderden, zo niet duizenden hardwerkende ambtenaren hebben maanden gewerkt aan de voorbereiding van de begrotingen. Afgelopen weekend hebben we dat onder embargo ontvangen en hebben de medewerkers en Kamerleden van onze fracties zo’n hele begroting moeten doorspitten. En vandaag al hebben we een debat. Vandaag al moesten oppositiepartijen een tegenbegroting inbrengen. Dat laat zien hoe ongelijk de strijd tussen kabinet en Kamer in de afgelopen jaren is geworden. We zetten onszelf als democratie op achterstand. En bang voor de publieke opinie hebben we ons daar de afgelopen jaren niet over durven uit te spreken. Mijn oproep aan de Kamer is: laten we kritisch kijken naar de manier waarop wij debatten aanvragen en moties indienen, maar laten we ook kijken naar hoe we de financiering van de staten-generaal kunnen versterken zodat wij onze controlerende taak ook goed kunnen uitvoeren.

Voorzitter, tot slot:

Mijn partij ging als de progressieve motor het kabinet in. In het eerste jaar leek het motortje een beetje te pruttelen. Nu houden we vaart en koers. Vanaf nu is het tijd om te bouwen aan het Nederland van over 30 jaar. Als het aan mij ligt, is Nederland dan een soort Berlijn aan de Rijn. Een plek waar creativiteit in de lucht hangt. Waar radicale, nieuwe ideeën worden omarmd. Waar culturen elkaar vinden. Waar de geur van optimisme de straten vult.

In 2050 is Nederland wat het hoort te zijn. Berlijn aan de Rijn. Divers, open, dynamisch, tolerant, energiek en vrij. Een land waar hijskranen de wolken doorboren. Waar de windmolens draaien. Een land met kansen, huizen en nieuwe zekerheden voor iedereen. Of je nu Kajsa, Carola, Khadija of Mark heet.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Regels nodig tegen schadelijke arbeidsmigratie

SP SP D66 Nederland 13-03-2019 07:30

Meer ongereguleerde arbeidsmigratie, dat wil Rob Jetten van D66. De partij propageert al tijden flexwerk en leent zich voor de lage-lonenlobby. Dit standpunt is symbolisch voor de blinde vlek van de elite voor de onzekerheden van heel veel mensen, hier én daar.

“We hoeven geen nieuwe wegen, we willen onze jongeren terug”, zei een inwoner van Letland in Nieuwsuur over de gevolgen van arbeidsmigratie in de EU. Een op de drie jongeren is vertrokken en dat levert grote problemen op voor de Letse samenleving. Van de volksverhuizing profiteert vooral het grootbedrijf in zijn honger naar lage lonen en hoge winsten. Oekraïners werken in Polen, Polen werken in West-Europa. En Nederlanders zonder werk of met een arbeidshandicap komen nauwelijks aan de bak. Zelfs niet met economisch hoogtij.

Daarnaast blijven de lonen in Nederland al jaren achter. En dat is verklaarbaar. De Nederlandsche Bank stelde vorig jaar dat het achterblijven van de lonen voor pakweg de helft te wijten is aan flexwerk. Niet alleen worden flexwerkers slechter betaald, ook durven mensen die wel een vaste baan hebben minder eisen te stellen uit angst hun werk te verliezen.

Flex is verdienmodel

Ongereguleerde arbeidsmigratie is precies dát: een extreme verschijningsvorm van onzekerheid en het verzwakken van de positie van werknemers. Het is niet voor niets dat de bedrijvenlobby pleit voor nog meer arbeidsmigratie. Flex is hun verdienmodel.

In een stuk  ‘Dertien oorzaken waarom de lonen niet stijgen en de winsten wel’ schrijft Mirjam de Rijk dat de vijver waaruit werkgevers hun werknemers kunnen kiezen de afgelopen decennia systematisch groter is geworden. Het bevorderen van de komst van arbeidskrachten uit de EU wijst ze als een van de oorzaken aan. Zo’n  grotere vijver betekent minder onderhandelingsmacht voor werknemers, zegt De Rijk, inmiddels hoofd van de cao-onderhandelaars bij de FNV.

Ook de Rabobank merkt in een publicatie van augustus 2018 het effect van mondialisering van productie en kapitaal op. De internationalisering kan ervoor zorgen dat werknemers in eigen land vaker wedijveren met buitenlandse krachten. “Het is goed mogelijk dat de arbeidsmarkt minder krap is dan de Nederlandse werkloosheidscijfers doen vermoeden, waardoor de cao-lonen minder hard stijgen dan bij dezelfde werkloosheid zegge tien jaar geleden.”

Onder de gordel

Wie zoals wij een kritisch geluid over dit systeem laat horen, moet rekening houden met stoten onder de gordel. Zoals het verwijt dat het kritiek is op migranten. Het zijn echter juist de kinderen van niet-westerse migranten die vaker flexcontracten en lagere lonen hebben. Oftewel: vooral migranten hebben last van nog meer ongereguleerde arbeidsmigratie.

Het Nederlandse bedrijfsleven lijkt vooral geïnteresseerd in het korte termijn economische belang: het vervullen van vacatures, lage lonen en hoge winst. Het arbeidsmarktbeleid overlaten aan de bedrijvenlobby zorgt ervoor dat de overheid geen regie meer heeft.

Zonder regulering van de arbeidsmigratie weten we niet waar en hoeveel arbeidsmigranten in Nederland wonen en werken. Dat maakt inspecteren op uitbuiting lastig en integratie van nieuwkomers nagenoeg onmogelijk. Ook daarom moet Nederland weer zeggenschap krijgen over wie hier komt werken en onder welke voorwaarden. Alleen dan kunnen we uitbuiting en druk op de lonen voorkomen.

Dit opiniesteuk verscheen op 13 maart 2019 in Trouw.

Kerdijklezing door Rob Jetten

D66 D66 Nederland 04-03-2019 17:06

Rob Jetten hield vandaag de Kerdijklezing, zijn eerste grote binnenlandse toespraak als fractievoorzitter. Lees zijn toespraak ‘De Nederlandse belofte, een vrij en waardig bestaan voor iedereen’.

Dames en heren,

Op maandag 16 februari 1874 dromde een mensenmassa samen aan de Goudsesingel in Rotterdam. In de ruime zaal van een handelsgebouw, grenzend aan de markt, hadden de leden van het ‘Comité ter bespreking van de sociale kwestie’ een bijeenkomst belegd over kinderarbeid.

Uit het hele land waren geïnteresseerden naar Rotterdam gekomen. Politici en intellectuelen, maar ook veel mensen uit wat toen ‘de stand der werklieden’ werd genoemd.  Arbeiders, die nog geen stemrecht hadden, maar hier wél hun stem konden laten horen.

Het was die maandag een koude dag, maar binnen liep de temperatuur snel op. Niet omdat de aanwezigen het oneens waren. Wel omdat het in de zaal bijna voelbaar was ‘dat het zo niet langer kon’. Aan het onrecht dat kinderarbeid heette, moest een einde komen. Een wettelijk verbod was noodzakelijk. Na elke spreker klonk gejoel en geklap.

Ergens in die zaal zat een netjes uitziende, bebrilde jongeman. Die jongeman was Arnold Kerdijk. De jonge Kerdijk is niet stilletjes in een hoek blijven zitten. Een motie sprak uit dat een verbod op kinderarbeid ook betekende dat de overheid moest zorgen voor goed onderwijs. Die motie werd slechts afgedaan met een matig applaus.

Kerdijk nam het woord en eiste dat zo’n belangrijke uitspraak meer steun verdiende. Iedereen die tegen was, moest zich kenbaar maken en opstaan. Tot tevredenheid van de jonge Kerdijk bleef iedereen zitten. Dat vervulde hem met optimisme en hoop voor de toekomst.

Erfgenamen Kerdijk

Ik hoor u denken: met die netheid en bril zit het wel goed. Maar of die Rob ook vooruitstrevende ideeën heeft, moet hij nog maar bewijzen.  Dat ik vandaag daarvoor de kans krijg, is een genoegen.De strijd tegen sociaal onrecht, tegen ongelijke kansen en tegen de donkere kanten van de industriële revolutie, beschouwde Kerdijk als de zijne. Het ideaal van een vrij en waardig bestaan voor alle mensen.

Hij richtte een school op voor maatschappelijk werk om armoede in Nederland  te  bestrijden. Hij ijverde al vroeg voor het algemeen kiesrecht. En hij gaf als medeoprichter van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen steun en  advies aan arbeidersverenigingen, vaak schouder aan schouder met de sociaaldemocraten.

‘Het is te vroeg, het gaat te snel’, verzuchtten Kerdijk ’s liberale geestverwanten dan vaak. Keer op keer kozen al die tevreden liberalen op het moment suprême voor het comfort van de behoudzucht.

Voor Kerdijk betekende liberalisme iets anders. Het was sociaal. Het was waar nodig radicaal. Sociaalliberalen zoals hij wisten heel goed dat echte vrijheid twee kanten heeft. Om echt vrij te zijn, moeten mensen vrij zijn van dwang, van onderdrukking, van beklemmende regels.

Maar ook moeten ze vrij zijn om iets van hun leven te maken, om zich te kunnen ontwikkelen, zich te ontplooien. Kerdijk wist dat dit vroeg om kansengelijkheid, om emancipatie, om gelijkwaardigheid. Om, kortom, sociaalliberalen met ambitie.

Dames en heren, Ik beschouw mijn partij als voortzetter van die politieke erfenis. Wij willen muren neerhalen. Muren die in de weg staan van wat ik de Nederlandse belofte noem: Een vrij en waardig bestaan voor iedereen. In de tijd van Kerdijk liepen die muren dwars door de samenleving.  Ze waren hoog en leken gemaakt van het dikste beton.

Muren tussen mensen die mochten stemmen, en zij die dat recht werd onthouden.

Muren tussen mensen met goed betaald werk en goede woningen, en zij die dat ontbeerden.

En muren tussen mensen wier kinderen goed onderwijs konden genieten, en zij die het aan die kans ontbrak.

Die ambitie om muren neer te halen, leidde ook tot de oprichting van mijn partij in 1966.

De muren tussen regenten en burgers.

Tussen mannen en vrouwen.

En tussen het rijke Westen en landen die nog vochten tegen armoede.

In het revoltejaar 1968 sprak Hans van Mierlo op een partijcongres van een “steeds hogere steeds, ondoordringbaarder muur tussen machthebbers aan de ene kant en de gewone mensen aan de andere.” Er moesten bressen komen in die muur. Niet door er een kanon op te richten. Dat zou wanhopig zijn. Nee, Van Mierlo wilde “een revolutie maken voordat die uitbreekt, een stille revolutie, die kanalen graaft van de burgers en hun frustraties naar de centra van de macht.”

Nieuwe muren

Als ik onze samenleving vergelijk met die van 1874 en 1966, zie ik dat veel muren zijn geslecht. De werkloosheidscijfers zijn lager dan ooit. De economische groei is bescheiden, maar gestaag. En veruit de meeste Nederlanders zijn gelukkig.

Ik weet niet wat u denkt als u zoiets hoort, maar deze wereld van cijfers en gemiddelden is niet altijd de mijne. Het wijzen op ranglijstjes en percentages ruikt mij teveel naar geestdodende tevredenheid met de status-quo. Wie goed kijkt, ziet dat de Nederlandse belofte, van een bestaan in vrijheid en waardigheid, lang niet voor iedereen is vervuld.

De afgelopen decennia zijn nieuwe muren gebouwd.

Muren tussen mensen met en mensen zonder zekerheid.

Tussen mensen met wortels in Nederland en mensen met wortels elders.

En tussen mensen met macht en mensen zonder macht.

En daar wil ik het vandaag met u over hebben. Drie muren – en hoe we ze kunnen slopen.

Die eerste muur – tussen mensen met en mensen zonder zekerheid – ontstaat langs lijnen van opleiding. De hoogopgeleiden plukken de vruchten van globalisering. Voor hen is de wereld kleiner geworden. Met minder grenzen en meer kansen. Flexwerk staat voor hen voor vrijheid.

Aan de andere kant van de muur staan praktisch of middelbaar opgeleiden. Zij ervaren globalisering als een bedreiging.  Perspectief op vast werk is voor hen een zeldzaamheid. Een koopwoning buiten bereik.  En een huurwoning te duur. Deze groep ziet hun lonen nauwelijks stijgen, ondanks economische groei. Het besteedbaar inkomen van huishoudens is sinds 1977 nauwelijks toegenomen. En al sinds 2003 bestaat de banengroei in Nederland vrijwel alleen uit tijdelijke krachten, nul-urencontracten en ZZP’ers.

Die ongelijkheid is ook te zien bij vermogens in ons land. De rijkste 10% bezit 66% van het vermogen. Zekerheid wordt erfbaar. De ene groep blijft achter, de andere vermeerdert de welvaart en geeft het door. Er ontstaat, zo zegt de Franse geograaf Christophe Guilluy, een bovenkant mét en een onderkant zónder zekerheid. Met heel weinig daar tussenin. En met weinig mogelijkheden en kansen om je lot in eigen hand te nemen. Om je levenspad te beïnvloeden door hard te werken, door een stap extra te doen.

Een wereld waarin eigen initiatief niet meer beloond wordt, daar word ik als liberaal niet enthousiast van. Guilluy heeft dan ook een indringende vraag voor de winnaars: heeft u wel door dat de status quo in uw voordeel werkt, maar ten koste gaat van anderen? Het is niet zo dat mensen die in pak naar hun werk gaan, deze tweedeling niet zien.

Ook in mijn eigen omgeving, zie ik muren hoger worden. Mijn grootouders van beide kanten waren kleine, hardwerkende Brabantse ondernemers. De ene opa zat in de electro-installatietechniek. De ander had een slijterij en tabakszaak, samen met mijn onvermoeibare oma.  Ze werkten zes dagen per week, gesterkt door één simpele overtuiging: ‘Onze kinderen krijgen het beter dan wij.’

En dat gebeurde ook. Mijn ouders, ooms en tantes kwamen goed terecht. Ze werkten hard en werden voor hun initiatief beloond. Mijn neefjes, nichtjes en ikzelf waren de eerste generatie die massaal ging studeren.

Dat geloof – de onwrikbare overtuiging dat de volgende generatie het beter krijgt – is aan het verdwijnen. Terwijl ik kansen én zekerheid kreeg als jonge manager bij ProRail,  zag ik hoe familieleden en vrienden onzeker werden. Geen vast contract. Geen hypotheek. En soms zelfs geen huurhuis.

En dan kom ik nog uit een typisch middenklasse gezin. Ik ben de race van het leven meters voorbij de startlijn begonnen. Generatiegenoten met een minder stabiele thuisbasis begonnen de race meters achter de startlijn.

Onderwijs

Het begin van een antwoord ligt in beter en toegankelijker onderwijs. Maar om de emancipatiemotor van het onderwijs weer op volle toeren te laten draaien, moeten we radicale gelijke behandeling afdwingen. Voor ieder kind. Altijd en overal.

Hoe? Door af te rekenen met de ongelijkheid die buiten de klas ontstaat. Tienduizend kinderen per jaar stromen nu het basisonderwijs in met een taalachterstand. Dat is onverteerbaar. Daarom zeg ik: investeer in kinderopvang als instrument van ontwikkeling.

Zo komen kinderen op het vroegst mogelijke moment met elkaar in aanraking en krijgen ze dezelfde kansen. Maar ook als kinderen naar school gaan, slaat de ongelijkheid toe. Kinderen zonder huiswerkbegeleiding, pianoles en ouders met een museumkaart raken achterop bij kinderen die dat wel hebben.

Laten we die privileges toegankelijk maken voor iedereen. Laat ik het de nieuwe Nederlandse school noemen. Met sportvelden, theaters, muziekhallen, studieruimtes mét begeleiding en een gezonde maaltijd voor wie dat thuis niet krijgt.

Niemand wordt uitgesloten op basis van postcode of achtergrond. De nieuwe Nederlandse school is van en voor iedereen. Vrij toegankelijk. Een tweede thuis voor ieder kind.

Arbeid

Dames en heren, het kan niet blijven bij onderwijs alleen. De afgelopen jaren is een leger aan flexwerkers ontstaan dat armer, ongezonder en slechter verzekerd is dan mensen met een vast contract. We moeten daarom breken met business as usual. We moeten een vaste baan weer bereikbaar maken voor werknemer én werkgever. En we moeten mensen die ongewild als zelfstandige werken bescherming bieden.

Ik pleit ervoor een bodem af te spreken. Een minimumtarief waaronder je niet als zogenaamde ‘ondernemer’ mag werken. Omdat het onder dat tarief simpelweg onmogelijk is om je te verzekeren,  een pensioen op te bouwen of te sparen.

Tegelijkertijd moet het voor échte kleine ondernemers makkelijker worden tegenmacht te organiseren. Zoals beroepsfotografen die afspraken willen maken over tarieven.  Het probleem in Nederland is niet een gebrek aan werk.  Het is een gebrek aan goedbetaald werk.

De overheid én werkgevers moeten zich daarom tot het uiterste inspannen voor fatsoenlijke lonen. Onze bedrijven hebben zelf de grootste verantwoordelijkheid. In periodes van voorspoed moeten de salarissen stijgen. Niet alleen in de bestuurskamer, maar ook in de postkamer. Dat gebeurt nu onvoldoende.

Het zou helpen als de vakbonden, die zich vastbijten in de dossiers van het verleden, ook eindelijk onversneden gaan pleiten voor de hogere lonen van de toekomst.

En het zou óók helpen als de top van ons bedrijfsleven met beide benen op de grond ging staan. De groeiende kloof tussen het inkomen van de gemiddelde CEO en de gemiddelde medewerker knaagt aan het vertrouwen dat de essentiële voorwaarde is voor de geloofwaardigheid van ons sociaal contract.

Eerlijk is eerlijk: we hebben nog geen Amerikaanse toestanden. Maar de loonkloof is ook in Nederland flink gestegen. De CEO’s van de 21 grootste Nederlandse beursfondsen verdienen ondertussen 83 keer zo veel als een gemiddelde werknemer. Van onze CEO’s mogen wij meer rekenschap verwachten van hun voorbeeldfunctie. Meer oog voor de uitstraling van hun gedrag. Waar is de zelfbeheersing gebleven?

Vermogen

Dames en heren, als we de muur tussen de zekeren en de onzekeren willen aanpakken, moeten we het óók hebben over vermogens. Onze belasting op vermogen, vermogenswinst en vermogensoverdracht is de afgelopen decennia steeds verder verlaagd.

Mensen die met veel pijn en moeite iets opzij zetten krijgen nauwelijks rente. Terwijl mensen met veel vermogen makkelijker risico’s nemen. Meer beleggen. En zo een hoger rendement halen. Met alle maatschappelijke gevolgen van dien. Deze groep mensen schenkt hun kinderen belastingvrij een ton om een huis te kopen. En daarmee een nieuwe voorsprong in het leven.

Begrijp me niet verkeerd. Het is die trotse ouders en hun blije kinderen van harte gegund. Maar met het belonen van prestaties – iets wat ik als liberaal belangrijk vindt – heeft het weinig te maken. Daarom ben ik voorstander van een progressieve vermogensbelasting. Waarbij we grote vermogens boven de 1 miljoen zwaarder belasten. Zodat we kleine spaarders meer kunnen ontzien.

Dames en heren, de tweede muur die ik zie is die tussen mensen met wortels in Nederland en mensen met wortels elders. Wie mensen op straat naar hun maatschappelijke zorgen vraagt, hoort vaak: migratie en integratie.

In het rapport “De nieuwe verscheidenheid” stelde de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid onlangs dat er een overeenkomst is tussen diversiteit enerzijds en een thuisgevoel en buurtcohesie anderzijds. Hoe groter de diversiteit, hoe minder mensen zich thuis voelen. Dat is het recept voor een nieuwe muur.

Aan één kant van de muur staan mensen met wortels in Nederland die onbehagen ervaren over migratie en de ‘culturele kwetsbaarheid’ die dat met zich mee zou brengen. Dat onbehagen voel ik zelf soms ook. Ik ben bezorgd over de emancipatie van de LHBTI-gemeenschap. Die lijkt soms, onder druk van culturele spanningen, een stapje terug te doen.

Toen ik afgelopen zomer met mijn vriend door Madrid liep, viel me op hoe gemakkelijk het daar is voor twee mannen of twee vrouwen om hand in hand te lopen. Met trots, zonder enige bedenking. Vrijheid zoals het moet zijn. Misschien kan niet iedereen in de zaal het zich voorstellen, maar homo’s in Nederland – in het land waar het huwelijk als eerst werd opengesteld – denken wel twee keer na voor ze dat doen. Uit angst voor negatieve reacties. Uit angst voor negatieve reacties. Soms uit angst voor agressie. Die angst wordt vaak geprojecteerd op mensen met een migratieachtergrond.

Mensen – en dat is de ironie – die juist vaak zélf worstelen met miskenning en uitsluiting. Zij staan aan de andere kant van de muur en krijgen het idee dat ze nooit echt bij Nederland zullen horen. Ook niet als ze hier geboren en getogen zijn. En ook niet als ze hun stinkende best doen op school of werk.

Neem in gedachten een opgroeiende jongen, Marokkaanse komaf. Zijn ouders kunnen hem niet helpen met huiswerk, maar hij doet z’n best. En elk jaar ziet hij wel ergens een nieuwsbericht op over een winkel die een vacature plaatst met de toevoeging: “Geen Marokkanen.” Of tientallen uitzendbureaus die op de vraag of ze alsjeblieft geen Surinamers of Turken willen sturen zegt: “Tuurlijk, gaan we regelen.”

Ik denk aan een vriendin met een hoofddoek die werd afgewezen voor een baan omdat ze — zo werd gezegd — “tijdens haar studietijd geen bestuursjaar had gedaan”. Dat ze als enige uit een gezin met vijf broers was gaan studeren, tegen de wil van haar vader op kamers was gegaan en daarmee waarschijnlijk meer levenservaring had opgedaan dan alle bestuursleden bij elkaar van welke vereniging dan ook, deed blijkbaar niet ter zake.

Ik was daarom nog nauwelijks verbaasd toen ik kennis nam van dit afschuwelijke feit: een autochtone sollicitant met een strafblad wordt in Nederland drie keer vaker uitgenodigd dan een sollicitant zonder strafblad, maar met een Arabisch klinkende naam.

De nieuwe Nederlandse burger

Wie die muur wil doorbreken, zal op zoek moeten naar een nieuwe opvatting van wat ons Nederlanders maakt.  Die zoektocht kan uitmonden in een Nederlands variatie op de Franse ‘citoyen’ of het Amerikaanse ‘citizen’. De nieuwe Nederlandse burger.

Een nieuwe opvatting van Nederlanderschap heeft als basis dát wat dit land altijd  heeft gekend: openheid, tolerantie, verdraagzaamheid. Een Grondwet die opent met het fundamentele uitgangspunt van de gelijkwaardigheid van alle mensen. En een land met een Canon waarin Europa het laatste venster vormt. Stuk voor stuk ernstig onhip. Net als ik. Maar stuk voor stuk belangrijker dan ooit.

Voor een nieuwe opvatting van burgerschap moeten we ons vooral de vraag stellen wat voor land we willen worden. “We have the opportunity to move not only toward the rich society and the powerful society, but upward to a great society”, zei Lyndon Johnson, de president die zwarte Amerikanen burgerrechten gaf.

We zijn pas groots als we niet alleen rijk en machtig zijn, maar als we er allemaal bij horen.   Als we iets kunnen leren van de Amerikanen, en ik begrijp dat leren van Amerikanen wat onwennig aanvoelt in deze woelige tijd, is het dit: Dat we mensen niet moeten bevragen op hun afkomst, maar op hun bijdrage aan de toekomst.

Dus wat te doen? Eerst zetten we de logische, voor de hand liggende stappen. Bedrijven die mensen uitsluiten op basis van hun naam of voorkomen, krijgen zwaardere straffen opgelegd van de wetgever.

Die uitzendbureaus gaan we als overheid zélf bellen om te kijken of ze mensen selecteren op kleur, of seksuele geaardheid. En wie discrimineert, krijgt geen werk meer van de overheid. Dat doen we als sanctie, maar óók om duidelijk te maken dat Nederland geen ruimte laat voor discriminatie.

De nieuwe opvatting van burgerschap verankeren we ook op de nieuwe Nederlandse school. Niet als een apart vak, niet iets dat wordt weggestopt in het rooster tussen Nederlands en wiskunde. Maar als rode draad in het verhaal van al ons onderwijs. Van kleuterklas tot eindexamen.

Gemeenschapszin en broederschap dwing je niet af.  Maar we kunnen onze kinderen wél voorbereiden op onze vrije samenleving. Op de nieuwe Nederlandse school is plek voor iedereen. Dit begint wat mij betreft met het wettelijk vastleggen van het leerrecht en een acceptatieplicht die scholen verplicht alle kinderen aan te nemen. Laten we ons inzetten voor scholen waar kinderen leren elkaar de vrijheid te gunnen zichzelf te zijn.  Laten we, kortom, Kerdijk’s karwei afmaken.

Dames en heren, de derde muur is er een waar mijn partij al lang tegenaan schopt. Die tussen mensen met macht en mensen zonder macht. Denk om te beginnen aan ‘Den Haag’ Aan die vierkante kilometer waar wij ons nu bevinden. Macht die met een das en pak aan live op NPO Politiek verschijnt.

Voor het Vragenuurtje, of voor een chique jaarlijkse lezing in een dure sociëteit. Macht die voor steeds meer Nederlanders een ‘ver van je bed show’ is, die je als toeschouwer kunt gadeslaan, maar waar je geen wezenlijke invloed op kunt uitoefenen.

Dat gevoel is zo sterk dat een derde dreigt af te haken bij ons democratisch bestel. Alle reden dus om nog altijd ongerust te zijn over de ernstige devaluatie van onze democratie.  Besluitvorming is vaak besloten, controle op de macht schimmig.

Veel beslissingen – ik kan het weten! – worden weggeorganiseerd naar regionale samenwerkingsverbanden, overlegtafels, kabinetsformaties en dichtgetimmerde regeerakkoorden. Hoe kunnen mensen meedoen en meebeslissen als de macht het licht van de openbaarheid schuwt? Om te beginnen moeten we het debat terugbrengen in de Tweede Kamer.

De formatie van het huidige kabinet was een lastig proces. Het duurde oneindig lang en het regeerakkoord is…hoe zal ik het noemen…niet bepaald een stuk op hoofdlijnen. Ik betwijfel sterk of dat een geschikte vorm is voor de toekomst. Ik zou het liefst af willen van te gedetailleerde coalitieakkoorden,  die geen ruimte laten voor nieuwe inzichten en gezond debat in het parlement.

Laten we niet te bang zijn voor een politieke praktijk van wisselende meerderheden. D66 heeft zich decennia gericht op het veranderen van de instituties van onze democratie. Dat is onverminderd actueel. Maar laten we niet vergeten dat politieke cultuur – de manier waarop mijn collega’s en ik omgaan met de rol die ons gegeven is – ook van grote invloed is op het vertrouwen dat mensen hebben in onze democratie. Het is een dure plicht niet alleen onze instituties, maar ook onze politiek cultuur te democratiseren.

Laten we om te beginnen de voorstellen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel serieus nemen. Wij kennen in Nederland een traditie van staatscommissies die hard werken. Mooie voorstellen doen. Een dik rapport uitbrengen. Om die vervolgens in diepe lades te zien verdwijnen. Dat is nou een traditie om mee te breken. De commissie Remkes heeft weloverwogen voorstellen gedaan. Laten we daar iets mee doen.

Wat spreekt mij aan? Ik denk dan als eerste aan het nieuwe kiesstelsel, waarin volksvertegenwoordigers een echt mandaat van de kiezer hebben. Een stelsel met een lagere voorkeursdrempel en een sterkere band tussen kiezer en gekozene. Met goede ondersteuning van Kamerleden, zodat wij onze wetgevende én controlerende rol kunnen versterken.

Ik denk ook aan een gekozen formateur, zodat de kiezer richting kan geven aan de totstandkoming van een kabinet. Zo’n gekozen formateur moet op termijn leiden tot het eindelijk in vervulling laten gaan van een langgekoesterde wens van het merendeel van de Nederlandse kiezers: de direct gekozen minister-president.

En laten we ook zorgen voor wat de commissie Remkes “een vorm van tegendruk” noemt. Een noodrem die met name tegemoet komt aan de behoefte van de mensen die afhaken bij het systeem: een correctief bindend referendum over concrete binnenlandse wetgeving.

Zijn we er dan? Nog lang niet. Want over politiek Den Haag valt de schaduw van een andere stille macht. De macht die zich sms’jes aan de premier denkt te kunnen permitteren. Marktmacht.

Ik sta voor een échte vrije markt.  Een markt met duidelijke spelregels en een strenge marktmeester die hard durft op te treden.  Dat is de overheid. Dat zijn wij. Want, zoals Jan Terlouw zei: ‘Een markt die niet aan zeer strikte randvoorwaarden is gebonden […] streeft ernaar om zo gauw mogelijk niet meer een vrije markt te zijn’.

Waar hebben we het dan over?  Grote bedrijven—waaronder techreuzen als Facebook, Google en Amazon—hebben nu meer macht dan sommige staten. Ze ontwijken belasting, vermijden democratische verantwoording, weigeren realistische arbeidsvoorwaarden te hanteren voor hun personeel, spelen met uw en mijn data, en offeren kostbare reserves van de aarde op, om nog meer winst te kunnen maken.

Dit soort bedrijven heeft een plekje aan de ene kant van de muur gekocht en wordt onvoldoende aangesproken. Het kapitalisme met dit soort schaduwzijden, moeten we van zichzelf redden. Daarom: tijd voor democratische tegenmacht! Net als iedereen, moeten ook bedrijven een eerlijke belasting betalen.

Dat dwingen we alleen af als we eensgezind optreden met de Europese Unie. Ik ben voorstander van een Europese digitax en één Europees tarief voor de dividendbelasting.  Zodat grote, machtige bedrijven niet de kans krijgen om landen tegen elkaar uit te spelen en een aanhoudende race naar lagere belastingtarieven kunnen afdwingen. Alleen zo kunnen we de gezondheid van onze democratie en rechtsstaat, en dus de belangen van mensen, beschermen.

De Nederlandse belofte

Dames en heren, een vrij en waardig bestaan voor alle Nederlanders.  Dat was het doel van Arnold Kerdijk. Dat was het doel van generaties aan sociaal-liberalen na hem. En dat is ons doel, hier, vandaag.  Terwijl de Amerikaanse droom in duigen valt,  strijden wij met hernieuwde energie voor de Nederlandse belofte.

De belofte van een land waarin mensen echt vrij zijn. Niemand klein wordt gehouden, niemand wordt betutteld. Waarin mensen écht zeker zijn van hun kansen.  De belofte van een samenleving waarin iedereen zich gelijkwaardig Nederlander weet en iedereen thuis is die kiest hier te wonen.  De belofte van een liberale democratie waarin mensen zelf het laatste woord hebben.

Het is aan ons allen de muren te doorbreken die het inlossen van die belofte nu in de weg staan. Omdat mensen niet leven bij de gedachte hoe de wereld is, maar bij de hoop hoe die zou kunnen zijn.

Omdat wij ons succes meten in ons welzijn. In ons geluk. Daarvoor hebben we een gevoel van zekerheid nodig. Van vrijheid. Van geaccepteerd zijn. Gewaardeerd en erkend worden. Van erbij horen. Van samen zijn.

We zijn op een basaal niveau met elkaar verbonden. Ons levensgeluk, onze eigen ontplooiing en verwezenlijking als mens is afhankelijk van het geluk en de ontplooiing van de ander. Dat is wat ons ten diepste beweegt. Wat ons vooruit drijft naar de toekomst. De toekomst die we altijd beter willen maken.

Met het oog op de toekomst moeten wij iedere dag de vraag beantwoorden: wat moet ik doen, hoe moet ik handelen? Wat is goed? Dat maakt ons tot mens.  En in de politiek zou het niet anders moeten zijn.

Het is aan de politiek de muren te slopen die ons verdelen.  Met hetzelfde gevoel als dat heerste in die zaal aan de Goudsesingel in Rotterdam.  Het gevoel dat ‘het zo niet langer kan’.  Want juist het geloof dat het anders kan, beweegt mensen ertoe naar de stembus te gaan. Te protesteren. Hun mening te delen. Lid te worden van een politieke partij. En in mijn geval volksvertegenwoordiger te worden.

Een vorige generatie politici verkondigde geregeld de gewoontewijsheid dat de politiek kan bijsturen, kan managen, maar vooral haar eigen grenzen in het oog moet houden.  Laten we ons van die benauwdheid  bevrijden.  Laten we de sloophamer pakken en die muren te lijf gaan.

Voor mijn generatie moet politiek weer de plek zijn waar grote idealen de drijvende kracht zijn van het debat. De plek waar verandering tot stand komt.

Dat was het in de tijd van Kerdijk. Dat moet het nu weer worden, eens te meer.

Gesproken tekst geldt.

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

Wij wensen iedereen hele fijne ...

D66 D66 Nederland 24-12-2018 15:01

Wij wensen iedereen hele fijne feestdagen! 🎄💫🎁 Met Rob Jetten - D66 blikten we terug op afgelopen jaar. 👇