Nieuws van politieke partijen in Zuid-Holland inzichtelijk

15 documenten

Opinie Van Gennip FD: Meer diversiteit op de werkvloer uit weloverwogen eigenbelang

CDA CDA Zuid-Holland 11-03-2022 14:49

Bron: FD 8 maart 2022 Op Internationale Vrouwendag breekt Karien van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een lans voor een meer diverse werkvloer. En dan niet alleen op het gebied van man-vrouwgelijkheid: 'Waar ik steeds meer feminist ben geworden, noem ik mezelf nu een inclusionist.' Het gaat bergopwaarts met de positie van vrouwen in Nederland. In het onderwijs presteren meisjes uitstekend. De arbeidsparticipatie van vrouwen is sinds de jaren zeventig spectaculair gestegen. Betaald en onbetaald werk is langzaam gelijker verdeeld. Steeds meer vrouwen zijn economisch zelfstandig. Het aantal vrouwen in topfuncties stijgt gestaag. Reden tot optimisme dus, op deze Internationale Vrouwendag, We hebben nog een flinke weg te gaan naar echte gelijkwaardigheid. Wie in het Nederland van nu een paar vinkjes minder heeft, heeft nog steeds een flinke dosis extra talent, doorzettingsvermogen en opofferingsgezindheid nodig. En een beetje hulp. Dat zeggen de cijfers, maar ik realiseer het me ook als ik terugkijk op mijn eigen loopbaan. Ook ik kon het niet zonder hulp. Van mannelijke bazen die eens niet een junior versie van zichzelf benoemden (vaak vaders van tienerdochters). Van andere vrouwen (er bestaat inmiddels een heus old girls network). Van een thuisfront dat achter mij stond (onderschat het belang van de keukentafel niet bij de zorg voor kinderen en later bij mantelzorg voor ouders). Van collega’s die het wel stoer vonden, een vrouw als baas. Zulke hulp is onmisbaar. Net als de hulp uit je omgeving, waardoor je als vrouw voor een carrière durft te gaan (gelukkig zijn de venijnige discussies op het schoolplein de laatste jaren ten goede gedraaid). En hulp vanuit overheid en werkgevers: van goede en betaalbare kinderopvang tot afschaffing van avondvergaderingen. Inkomstenderving Helaas moeten we ondanks alle vooruitgang erkennen: de arbeidsmarktpositie van vrouwen hapert. Vrouwen verdienen minder, werken minder en komen minder vaak op hogere posities terecht. In internationale vergelijkingen, waar IJsland de lijstjes aanvoert, komt ons land er karig vanaf. Dat is onwenselijk. Uiteraard voor de vrouwen zélf: over een heel leven gerekend kan het leiden tot een significante inkomstenderving van wel 300.000 euro, zo becijferde Women Inc. Maar ook voor de maatschappij als geheel is het onwenselijk. Zeker in tijden van krapte hebben we iedereen hard nodig. Daarbij: meer vrouwen aan het werk, betekent meer welvaart voor iedereen. Uit onderzoek van McKinsey blijkt dat als Nederland zijn achterstand op andere landen zou inlopen, ons BBP met 100 miljard kan toenemen. Ondanks dat er in twee generaties veel is veranderd, hebben we een hardnekkig probleem. Aan het begin van hun loopbaan verschilt de positie van vrouwen weinig van die van hun mannelijke collega’s, maar in de jaren daarná ontstaat vaak een gat. Een gelijke startpositie is onvoldoende als het speelveld ongelijk is. In de woorden van Melinda Gates: ‘We sturen onze dochters een arbeidsmarkt op die is ontworpen voor onze vaders’. ‘Aan het begin van hun loopbaan verschilt de positie van vrouwen weinig van die van hun mannelijke collega’s, maar in de jaren daarná ontstaat vaak een gat.’ Om dit anno 2022 eindelijk recht te trekken, is er werk aan de winkel. Werkgevers en overheid moeten hun verantwoordelijkheid nemen. De overheid moet randvoorwaarden scheppen voor een gelijkwaardiger speelveld, door bijvoorbeeld loonverschillen bij gelijk werk te laten zien. En ook door meer representatie aan de top van bedrijven te eisen, bijvoorbeeld via het quotum voor vrouwen aan de top dat op 1 januari is ingegaan. Maar ook door betere verlofregelingen en een hoger wettelijk betaald ouderschapsverlof. Zo kunnen vrouwen en mannen de zorg voor jonge kinderen beter verdelen. Daar horen ook royale kinderopvangregelingen bij, die dit kabinet ook wil regelen. Dit soort maatregelen stelt vrouwen in staat zélf te blijven duwen. Muren te blijven doorbreken en hindernissen te slechten. Tegen hen zou ik dan ook willen zeggen: geef overal tegengas. Thuis, aan de keukentafel. In onze samenleving zelf. En natuurlijk op de werkvloer. Daar valt nog een wereld te winnen, wat verder gaat dan een betere man-vrouw verhouding: we zijn pas klaar als we echte diversiteit hebben bereikt. Dat is welbegrepen eigenbelang: we weten al jaren dat diverse teams – ook teams met meer kleur en mensen met verschillende culturele achtergronden – beter presteren. Op deze Internationale Vrouwendag zie ik onze opdracht dan ook opdracht breder. Waar ik steeds meer feminist ben geworden, noem ik mezelf nu een inclusionist. Ik roep daarom alle bazen van Nederland op om, net zoals de mannelijke bazen die ooit een vrouw ‘durfden’ te benoemen, nu wél die biculturele benoeming te doen, wél die jongen met die lastige achternaam aan te nemen, wél dat talent met die hoofddoek als projectleider te benoemen. Zo duwen we in de goede richting. Het is hard nodig. Karien van Gennip is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Bericht van regiovoorzitter Monique Bonsen

D66 D66 Zuid-Holland 03-06-2020 12:24

Een woord van onze voorzitter over het langzaam terugkrijgen van onze vrijheid en over de onzekere toekomst. Over mooie initiatieven die binnen onze vereniging ontstaan en over online evenementen. Zelf starten bestuur en fractie komende week Thema Talks, waar geïnteresseerden kunnen meeluisteren en -praten over actuele kwesties.

 

Langzaam en voorzichtig krijgen we onze vrijheid een beetje terug. Wij zijn blij om elkaar weer te ontmoeten, zij het op gepaste afstand. Dat betekent zeker niet dat de coronacrisis voorbij is. Er is verdriet om dierbaren die aan de gevolgen van de corona-infectie zijn overleden. Mensen die ernstig ziek zijn geweest krabbelen met moeite weer op. Bedrijven en organisatie in tal van sectoren verkeren in grote onzekerheid over de toekomst en dat geldt ook voor alle werknemers die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen. Het vergt heel veel van ons allemaal om hier mee om te gaan.

Nu mensen elkaar zo nodig hebben, ontstaan gelukkig prachtige initiatieven. Veel D66’ers in Zuid-Holland reiken mensen in de omgeving een helpende hand. En: nu er nog veel onzekerheid is over de mogelijke verspreiding van het virus, houden wij ons aan de adviezen van het RIVM en werken wij massaal thuis en dragen we mondkapjes in het OV. Wij leveren een deel van onze vrijheid in, in het belang van de gezondheid van kwetsbare mensen.

Nu de leden van onze vereniging elkaar niet kunnen treffen bij de gebruikelijke gelegenheden zoeken we alternatieven. Wij vergaderen online en organiseren andere online evenementen. Het is mooi om te zien hoe snel we hieraan gewend raken. Dat is voor het contact met onze leden in onze grote provincie misschien een ontdekking waar we in de toekomst veel profijt van kunnen hebben.

Zo zijn er de online Thema Talks die D66 Zuid-Holland de komende periode organiseert. Wij gaan op 11 juni van start met “Uitdagingen in de Zuid-Hollandse cultuursector”. Meld je snel aan via d66@pzh.nl. Op 7 juli vindt een Thema Talk plaats over de natuur in Zuid-Holland en op 10 september gaan wij met elkaar in gesprek over stikstof. Houd de social media kanalen in de gaten voor meer informatie.

Het bestuur richt zich intussen uiteraard op de ondersteuning van de afdelingen, met name rond de opstart van de voorbereidingen voor de Gemeenteraadsverkiezingen 2022. Dat lijkt nog ver weg, maar er zijn veel stappen te zetten en er zijn veel actieve leden nodig om deelname van D66 in de Zuid-Hollandse gemeenten mogelijk te maken. Mocht je nog niet actief zijn, dan is dit een goed moment om je te oriënteren op de mogelijkheden. Veel afdelingsbesturen kunnen nieuw talent goed gebruiken.

Graag tot ziens bij een van de online evenementen!

Monique Bonsen, voorzitter D66 Zuid-Holland

CDA en GL: Meer actie in strijd tegen schijnconstructies

CDA CDA GroenLinks Zuid-Holland 17-01-2020 13:30

De Wet Aanpak Schijnconstructies (Was) moet worden aangescherpt en ook gaan gelden voor de ongeveer 30.000 chauffeurs van zorgbusjes en leerlingenvervoer. Die worden nu nog vaak onderbetaald, en daar moet een eind aan komen, vinden zowel het CDA als GroenLinks. De partijen hebben afgelopen week een drietal voorstellen gedaan tijdens een debat over arbeidsmarktbeleid.Het personenvervoer wordt gekenmerkt door faillissementen en druk op de prijzen, mede vanwege de krappe budgetten en aanbestedingsprocedures. Werknemers die hiervan de dupe zijn moeten opdrachtgevers hiervoor verantwoordelijk kunnen stellen, vinden CDA en GroenLinks. Daarbij moeten wel de vakbonden de mogelijkheid krijgen om beter op te komen voor de belangen van groepen werknemers. Door processen voor groepen en het eisen van een schadevergoeding mogelijk te maken, kunnen vakbonden kwaadwillende opdrachtgevers meer onder druk zetten om het juiste loon te betalen.CDA-woordvoerder Hilde Palland: "Illegale arbeid is en blijft onaanvaardbaar. Om uitbuiting van werknemers te voorkomen, moeten schijnconstructies verder worden teruggedrongen. Daar komt bij dat goedwillende ondernemers en werknemers die zich juist wel aan de regels houden hier door oneerlijke concurrentie ook last van hebben."

CDA omarmt SER-advies over diversiteit

CDA CDA Zuid-Holland 03-12-2019 15:04

Het CDA stond aan de basis van een wettelijk streefcijfer van 30% vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Dit streefcijfer geldt tot 1 januari 2020. Maar uit de Bedrijvenmonitor Topvrouwen blijkt, dat dat streefcijfer te weinig effect heeft gehad Op 20 september dit jaar heeft de Sociaal-Economische Raad (SER) een breed gedragen advies uitgebracht over diversiteit. Een van de voorstellen is een quotum van 30 procent voor vrouwen in de Raad van Commissarissen van 88 beursgenoteerde bedrijven. De SER pleit voor een integrale aanpak met een aantal maatregelen. Zo wordt geconstateerd dat het tempo waarmee diversiteit in de top van het bedrijfsleven en in delen van de publieke sector toenemen veel te laag ligt. Daardoor gaat veel potentieel verloren en wordt talent onvoldoende benut. Dat is een gemiste kans voor onze economie en samenleving. CDA-Kamerlid Lenny Geluk: “De SER heeft een evenwichtig advies gegeven waarin de sociale partners zelf voorstellen doen voor meer diversiteit. Bijvoorbeeld voor meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Het CDA steunt deze oproep. Een eerlijke verdeling van topposities draagt bij aan betere kansen voor mannen en vrouwen in de samenleving.”

Opinie: Het negatief mensbeeld is te dominant geworden in de politiek

CDA CDA Zuid-Holland 30-10-2019 05:52

Deze opinie is gepubliceerd in de Trouw van 30-10-2019 In zijn boek ‘de meeste mensen deugen’ bestrijdt journalist en historicus Rutger Bregman het idee dat ieder mens geneigd zou zijn tot het slechte. Hij vreest dat het verkeerde mensbeeld leidt tot een selffulfilling prohecy: ‘Als we geloven dat de meeste mensen niet deugen, gaan we elkaar ook zo behandelen. Dan halen we het slechtste in elkaar naar boven’. Bregman legt terecht een vinger op de zere plek, want ook in ons politieke debat voeren negatieve mensbeelden te vaak de boventoon. We zien dat bij zowel linkse als rechtse partijen. De manier waarop ze in de praktijk omgaan met het mensbeeld lijkt verdacht veel op elkaar. Oplossingen voor grote problemen in de samenleving worden gezocht buiten mensen zelf. Marktprikkels en voorschriften vanuit overheid als leidende principes om de samenleving langs te ordenen. Maar zolang wij, vanuit de kilte van de markt en de bureaucratie van de overheid, maatschappelijke problemen blijven oplossen, zien we iets heel fundamenteels over het hoofd: de kracht van de samenleving zelf. In de praktijk krijgen mensen niet langer de kans om er samen uit te komen. Echt maatschappelijk initiatief wordt vanuit de overheid zelfs actief tegengewerkt omdat het oneerlijke concurrentie zou zijn voor marktpartijen of omdat het niet tot achter de komma aan alle regeltjes voldoet, die zijn bedacht om misbruik of inefficiëntie tegen gaan. De dominantie van negatieve mensbeelden vindt zijn oorsprong in het liberaal kapitalistisch denken. Zolang iedereen maximaal de eigen vrijheid na kan jagen en de markt alle ruimte krijgt, levert dit in het liberale perspectief het hoogste maatschappelijk rendement op. Dat er ook mensen buiten de boot vallen door pech, eigen schuld of onrecht, is niet jouw schuld en niet jouw zorg. Maar wie draagt er dan nog zorg voor rechtvaardigheid? Dat moet de overheid dan maar oplossen, bedacht John Rawls in de jaren zeventig. Met zijn boek ‘A theory of justice’ legde hij de basis voor een nieuw soort liberalisme, dat uitgroeide tot een zeer invloedrijke politieke stroming. Ook in ons land. Steeds meer partijen betrachten een soort staatsliberalisme. Ieder voor zich en de overheid voor ons allen. Daarmee zijn door de loop van tijd negatieve mensenbeelden steeds dominanter geworden voor politieke besluitvorming. De markt is een goed ordeningsmechanisme, maar de overheid is hard nodig om met regelgeving ervoor te zorgen dat mensen geen misbruik maken van de situatie of van elkaar. Als je vertrekt vanuit die self fullfilling prophecy van amorele burgers, dan is elke belastingbetaler een potentiële fraudeur en schuilt er in iedere automobilist een snelheidsovertreder. Hoewel meer linkse partijen er soms nog wel op willen vertrouwen dat mensen van goede wil zijn, ontbreekt bij hen vaak het vertrouwen dat mensen het ook daadwerkelijk zelf (of samen) zouden kunnen. De overheid is dan hard nodig om er met regels voor te zorgen dat mensen niet de dupe worden van de situatie of van zichzelf. Wantrouwen en gebrek aan vertrouwen zijn twee kanten van dezelfde medaille, die leidt tot steeds meer regeltjes. Dat zien we ook in de zorg en het onderwijs, waar de deskundigheid en professionaliteit van verpleegkundigen en leraren ondergeschikt worden gemaakt aan regels, protocollen en toezicht. Maar wie herkent dit gevoel zelf niet ook uit eigen ervaring? Bijvoorbeeld bij het aanvragen van een vergunning, toeslagen of belastingaangifte. Niet voor niks constateerde de nationale ombudsman onlangs dat inmiddels ook de zelfredzame burger verdwaalt en vastloopt in de bureaucratie van de overheid. Wat nou als we niet de calculerende zelfredzame burger, maar de betrokken burger als uitgangspunt nemen. We zorgen voor ons gezin, we onderhouden relaties met vrienden, buren en collega’s, we dragen ons steentje bij via werk of vrijwilligerswerk en zijn actief in verenigingen, bij kerken of buurthuizen. De betrokken burger is doordrongen van zijn rechten en plichten in de samenleving. De plicht om rekening met elkaar te houden en zorg te dragen voor de zwakkere. Dit besef gaat niet alleen over wetten en regels, maar over normen en waarden. Wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet. Het idee van wederkerigheid, dat we elkaar nodig hebben om echt iets voor elkaar te krijgen en om die reden een verantwoordelijkheid naar elkaar hebben, is het fundament van onze samenleving. Maar het is ook de intrinsieke behoefte aan gemeenschapszin, die juist nu veel wordt gemist. Als we erkennen dat het gemis aan gemeenschapszin een belangrijke verklaring is voor het grote onbehagen van deze tijd, ligt een betere toekomst in het verschiet. In de keuze voor een betrokken samenleving. Een overheid die betrokken burgers in verenigingen, zorgcoöperaties en bij vrijwilligerswerk niet tegenwerkt, maar juist de ruimte biedt. Waar de overheid en de markt weer ten dienste staan aan de samenleving. En normen en waarden leidend zijn. Het herstel van burgerschap en gemeenschapszin vraagt echt om een andere manier van denken: vraag niet wat je land voor jou kan doen, maar wat jij voor het land kan doen, zei Kennedy. Echte vrijheid is niet doen wat je zelf wilt, maar de vrijheid om te kunnen kiezen het goede te doen voor de samenleving. Fractievoorzitter Pieter Heerma

Het land van morgen: de HJ Schoo-lezing van Wopke Hoekstra

CDA CDA Zuid-Holland 02-09-2019 16:54

Zojuist gaf minister Wopke Hoekstra de HJ Schoo-lezing. ‘Wie hard werkt moet daar de vruchten van kunnen plukken. Juist die wederkerigheid staat onder druk. We zijn de balans kwijt tussen rechten en plichten. Tussen wat we nemen voor onszelf en bereid zijn te geven aan het land, aan de gemeenschap. Tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Tussen wat logisch is om te tolereren, en wat het verdient om verdedigd te worden.’ Lees hier zijn hele speech: Dames en heren, Wat een eer om vandaag deze lezing te mogen geven. In de naam van Hendrik Jan Schoo, een intellectueel met een geest zo scherp als een mes en zo rijk als een bibliotheek. Ik heb het voorrecht vandaag maar liefst een uur voor u te staan. Een uur, u hoort het goed.Voor de zekerheid heb ik het nog even bij de hoofdredacteur nagevraagd. De spanningsboog van een gemiddelde luisteraar schijnt namelijk niet veel langer dan twintig minuten te zijn, en al na acht seconden verlangen we tegenwoordig naar onze smartphone. Maar nee, verzekerde Arendo Joustra mij. Geen énkel probleem. Dít publiek kan het niet alleen aan, dit publiek wíl het. Dames en heren, iemand die er zeker geen problemen mee zou hebben gehad, is HJ Schoo zelf. Hij hield nooit op zich op te winden over onze democratie, over onze identiteit en over onze samenleving en was als geen ander in staat om historische en sociologische verbanden te leggen. Er is sinds zijn overlijden in 2007 veel veranderd, en tegelijkertijd ook zo weinig. Hoe lang geleden zijn reflecties ook lijken: veel van de problemen waarmee we toen te kampen hadden, houden ons vandaag nog steeds bezig. Wat Schoo als geen ander kon, was historische parallellen trekken. Het vatten van originele gedachten in patronen die zich niet storen aan trivialiteiten als tijd en ruimte. Ik ben er dol op. Het inspireert. Het onderricht. En het relativeert. Het relativeert onszelf, onze tijd, en ook de maakbaarheidsgedachte, die in dit land nooit helemaal weg is. Ik ben ervan overtuigd dat het ons helpt om vaker de langetermijnbril op te zetten, juist het historisch perspectief op te zoeken. Het helpt om te waarderen wat we hebben en om te zien waar het beter kan. Juist dát wil ik vanavond in alle bescheidenheid ook trachten te doen. Laat ik proberen te schetsen waar we nu staan, en waarom ik denk dat de samenleving uit balans dreigt te raken. Wat er daarom vandaag, morgen en onderweg naar 2030 nodig is om de middenklasse – de ruggengraat van de Nederlandse samenleving– te laten floreren. Laten we daarom een gedachte-experiment doen. Stelt u zich eens voor: tijdreizigers bestaan. We volgen er eentje. Anna heet ze. Zij leeft hier in Den Haag, in de zeventiende eeuw. Op het eerste gezicht lijkt zij weinig reden te hebben om op reis te gaan. Ze woont op een unieke plek, in een unieke tijd. Waarom? Dat is formidabel beschreven in een van mijn favoriete boeken, The Dutch Republic van de Britse historicus Jonathan Israel. De tijdreiziger had het geluk te leven in – en ik citeer de schrijver – ‘een van de weinige momenten in de geschiedenis waarop verhoogde scheppingsdrang én grote prestaties op allerlei terreinen zich concentreerden in één enkel gebied’. Eigenlijk alleen maar te vergelijken met het klassieke Athene of het Florence van de Renaissance. Het maakte volgens Israël dat wie in die dagen in de Verenigde Provinciën kwam, diep onder de indruk was. Van het niveau van de handel en de scheepvaart, van de kwaliteit van de ziekenhuizen en weeshuizen, van de ordelijke en schone steden, van de bloeiende kunsten, wetenschap en filosofie. En van de inwoners van de Republiek, die hun blik altijd naar buiten hadden gericht, vol ontdekkingsdrift en handelsgeest. Innovatie zat hen in de genen: uit de zeventiende-eeuwse Republiek stammen uitvindingen als de microscoop, de onderzeeboot en de brandslang. Een plek bovendien waar sprake was van een opvallende mate van vrijheid van meningsuiting en godsdienst, en van gelijkheid tussen man en vrouw. Het was daardoor ook een plek waar kunstenaars, wetenschappers, vrijdenkers, handelaren en reizigers graag verbleven. Niet voor niets stamt het mooie citaat van Spinoza uit deze tijd: ‘Het doel van de staat is de vrijheid’. Een prachtig plaatje. Maar voor de gemiddelde zeventiende-eeuwer, en dus ook voor Anna, lag de levensverwachting rond de dertig jaar. De kans dat je als ouder een aantal van je kinderen in het kraambed zag sterven, of in de eerste paar levensjaren verloor aan ziekte, was enorm. Democratie bestond niet. Een groot deel van de bevolking leefde in bittere armoede. Rechtszekerheid? Misschien op papier, maar geld had vaker gelijk dan geen geld. En die grote mate van vrijheid en gelijkwaardigheid? Die was er zeker, maar dán vergeleken met de rest van de wereld in die tijd. Het Nederland van halverwege de twintigste eeuwDames en heren, nieuwsgierig gaat Anna op pad. Ze landt in het Nederland van begin jaren vijftig van de twintigste eeuw, opnieuw hier ergens in Den Haag. Hoewel het land in wederopbouw verkeert en het onvoorstelbare leed van de Tweede Wereldoorlog nog in talloze gezinnen voelbaar is, ziet zij wat anders. Zij ziet een land dat op veel terreinen een ongelooflijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. De bevolking is spectaculair gegroeid, met dank aan betere hygiëne en medische zorg. De vrijheid van meningsuiting, van religie en van vergadering staan in de Grondwet. Mannen en vrouwen hebben stemrecht. De scheiding der machten en de rechtsstaat zijn een feit. Er is leerplicht voor alle kinderen. De gemiddelde levensverwachting ligt bij geboorte voor mannen rond de 70 en vrouwen richting de 72 jaar. Anna ziet ook een land dat welvarend is vergeleken met haar eigen tijd.Waar de rijkdom relatief gelijk is verdeeld, maar soberheid nog altijd een deugd is. Waar doorzettingsvermogen en hard werken vanzelfsprekend zijn. Een land waar materie een luxe is en vakantie iets bijzonders is.Waar nog geen 2 procent een academische opleiding heeft afgerond. De AOW en de verzorgingsstaat zoals die nadien zouden worden uitgebouwd, bestaan nog niet. En vanaf het moment dat vrouwen trouwen, zijn zij juridisch gezien handelingsonbekwaam. Laat staan dat er ruimte is voor liefde tussen mensen van hetzelfde geslacht. Enthousiast besluit Anna verder te reizen en komt aan in onze tijd. Weer ziet ze een ongekende transitie. Ze ziet een land met enorme individuele vrijheden voor iedereen die er woont. Een land, waar een op de twee meisjes die anno 2019 wordt geboren, de leeftijd van honderd jaar zal bereiken. Honderd jaar! Meer dan drie keer de levensverwachting van de zeventiende eeuw. Een land waarvan maar weinig inwoners ooit een oorlog hebben meegemaakt, en dat in Europees verband opvallend hecht samenwerkt met elk van de vroegere erfvijanden. Een land waarvan de zorg, de sociale zekerheid, het pensioenstelsel en de rechtsstaat tot de beste ter wereld behoren. En waar inmiddels 40 procent van de inwoners een mbo-opleiding en 40 procent een opleiding op hbo- of universitair niveau heeft. Waar je in de supermarkt acuut last krijgt van keuzestress – ik in ieder geval wel - en waar Nederlanders maar liefst zeven miljoen keer per jaar een vakantievlucht maken. Anna treft bovendien een land waar de ondernemingszin, innovatielust en blik op de buitenwereld nog altijd onstuitbaar aanwezig zijn. Dames en heren, Nederland staat namelijk in de top-5 van de Global Innovation Index 2019 en heeft een vele malen grotere economische impact dan de grootte zou rechtvaardigen. De high tech hub in Eindhoven, de uitblinkende creatieve industrie en financiële sector in Amsterdam, voedselinnovaties uit Wageningen en het Noord-Hollandse Seed Valley en de Rotterdamse haven als dé toegangspoort tot het Europese continent: mede daardoor is in Nederland anno 2019 nagenoeg iedereen rijker dan zijn of haar overgrootouders, grootouders, of ouders waren. Misschien nog wel belangrijker: Nederland staat steevast in de top-5 van de gelukkigste landen ter wereld en dat is ook niet zo gek. Zweden, Finland en Zwitserland: ze hebben vergelijkbare scores, en hebben het op onderdelen wellicht nog beter voor elkaar. Maar wat een geweldig land is dit. Je zal er maar mogen wonen. Het is voor vrijwel ieder van ons een geboorterecht, maar bovenal is het een uitzonderlijk voorrecht. We zien dat zelf niet altijd even scherp, maar dat is nu eenmaal een van de eigenschappen van het paradijs; pas als je er vertrokken bent, besef je wat je had. Zelf heb ik de mogelijkheid gehad om op een groot aantal plekken buiten Nederland te wonen en te werken. Juist buitengaats realiseer je je eens te meer wat voor unieke plek, en wat een ongeëvenaarde schat aan vrijheid, verworvenheden en welvaart vorige generaties Nederlanders aan ons hebben doorgegeven. Maar wat Anna ook ziet, en wat ik zie, is dit: dat kleine land met z’n imponerende economie, met al z’n gaven en verworvenheden, is tegelijkertijd ook kwetsbaar. En veel van de mensen die de ruggengraat vormen van dit land en die we vaak als de middenklasse omschrijven, zijn kwetsbaar. Kwetsbaar door wat er de afgelopen jaren al veranderd is, maar vooral kwetsbaar door wat er de komende jaren nog veranderen gaat. Want laten we wel zijn: de geopolitieke uitdagingen van wat mijn grootouders het vrije Westen noemden, zijn enorm. De manier waarop we Europese samenwerking hebben vormgegeven, is zowel oplossing als probleem. Verstandig klimaatbeleid is geen sinecure. De onderwereld vreet via drugscriminaliteit de rechtsstaat aan. Het zijn stuk voor stuk grote, complexe problemen die de samenleving in het gezicht staren, en om betere, vaak steviger antwoorden vragen. Maar dichter bij huis, aan die door politici vaak aangehaalde keukentafel, is het hemd nader dan de rok. Daar gaat het eerst en vooral om problemen die direct impact hebben op het leven van mensen.En juist daar wil ik vanavond op ingaan. Aan die keukentafel zitten namelijk heel normale Nederlandse gezinnen. Gezinnen van allerlei samenstelling en achtergrond. Vaak anderhalfverdieners; twee kinderen, hardwerkend, goedwillend, no-nonsense. U ziet ze zitten. De stille motor van de Nederlandse samenleving. Opgevoed met het idee dat wie goed zijn best doet, en omkijkt naar z’n naaste, vooruitkomt in het leven. Het weer net een beetje beter zal krijgen dan de vorige generatie. Dat wie hard werkt, daarvan de vruchten moet kunnen plukken. Precies die quid pro quo, die wederkerigheid – voor wat hoort wat – was altijd de centrale belofte in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog. Wij zijn niet zozeer het land waarin een enkele krantenjongen miljonair wordt; wij zijn het land waarin heel veel dubbeltjes erin slagen om kwartjes te worden. Door de kansen die er liggen, door de sociale arrangementen, door de relatieve gelijkheid, door de combinatie van vrijheid en verantwoordelijkheid. En door hard te werken. Maar juist die wederkerigheid staat onder druk. Uit onderzoek van het Amerikaanse Pew Research Center in 27 landen bleek dat er een kloof zit tussen de mening van mensen over hun huidige situatie en hun vertrouwen in de toekomst. In Nederland antwoordde 85 procent van de ondervraagden dat het hun economisch gezien goed gaat. Een mooie score, zou je zeggen. Maar op de vraag of hun kinderen het financieel beter zouden krijgen, gaf maar 35 procent een positief antwoord. Een verschil van 50 procentpunt. In geen ander land was dat verschil zo groot. Dames en heren, precies dat is wat in Amerika wel de Fear of Falling van de middenklasse wordt genoemd. The Fear of Falling: de angst om te verliezen wat verworven leek. Om van een kwartje, opnieuw naar een dubbeltje te moeten. Onzekerheid over de toekomst. Die zorgen zijn terecht, want oude en vertrouwde economische zekerheden staan juist voor de middenklasse onder druk. Een vaste baan? Ja, de meerderheid van de Nederlandse werkenden heeft er een, maar van de acht miljoen werkenden hebben we er inmiddels twee miljoen met een tijdelijk contract, en een miljoen zzp’ers. En nergens in Europa groeit het aantal zzp’ers zo hard als in Nederland. Studeren omdat je er het talent voor hebt? Ja, het kan in Nederland, maar niet meer zonder schulden te maken. Een eigen huis? Een voorspelbaar pensioen? Lonend werk? Allemaal minder zeker dan ze waren. Veel Nederlandse gezinnen zijn zelfs in tijden van economische hoogconjunctuur maar één kapotte wasmachine verwijderd van financiële problemen. Het zijn thema’s die langzaam maar zeker ook door de politiek zijn ontdekt, en waar gretig deeloplossingen voor worden aangedragen.Maar eerlijk gezegd denk ik dat de problematiek fundamenteler is dan vaak wordt gedacht. Laat ik toelichten waarom. Ons land zal de komende jaren steeds verder vergrijzen, met onherroepelijke gevolgen voor onze verdiencapaciteit. Nu is onze economie weliswaar innovatief en draait momenteel nog goed, maar dan toch vooral in vergelijking met de rest van Europa – niet met de rest van de wereld. Bovendien investeren we bar weinig in de economie van de toekomst.Artificial intelligence, big data, nanotechnologie, biotech: we doen er in Nederland te weinig aan mee. In de top-15 van belangrijkste techbedrijven staat geen enkel Nederlands – overigens ook geen enkel Europees bedrijf. Er bestaat geen Europees Google, geen Europees Facebook, geen Europees Alibaba. En als we zo doorgaan, komen die er ook niet. Daar komt nog bij dat de lastendruk in Nederland nu al zeer hoog is. Die lastendruk is overigens geen toevalligheid die we pijnloos ongedaan kunnen maken, zoals sommige politici wel eens suggereren. Die hoge lasten zijn namelijk het gevolg van een andere politieke keuze. De keuze voor zeer hoge publieke uitgaven. En van die totale uitgaven gaat maar een heel beperkt deel naar wat je de klassieke overheidstaken zou mogen noemen als defensie, infrastructuur en veiligheid, of naar investeringen in onze verdiencapaciteit. Meer dan de helft van onze uitgaven gaat naar sociale zekerheid en volksgezondheid. Bovendien is alleen al de groei van de kosten voor de volksgezondheid in deze kabinetsperiode groter dan de totale jaarlijkse uitgaven aan defensie. Interessant, en wat doet dat ertoe, vraagt u zich wellicht af? Het doet ertoe, dames en heren, omdat economische zekerheden die steeds verder op de helling komen te staan, in een vergrijzend land, met een hoge consumptie, en een matig groeiperspectief, voor de juist voor de middenklasse potentieel een giftige cocktail is. Ik ben dan ook geneigd een sombere tussenconclusie te trekken. En die is: als we niet ingrijpen, zal het er voor de middenklasse de komende decennia slechter in plaats van beter op worden. En zal de wederkerigheid waar ik net aan memoreerde, verder onder druk komen te staan. Met economische onzekerheid, maar ook met politieke en maatschappelijke spanningen tot gevolg. Dames, en heren, aan de keukentafel speelt nog een tweede onderwerp.Opnieuw een onderwerp dat bijdraagt aan de onzekerheid en waar we de combinatie van geven en nemen, van rechten en plichten, van wederkerigheid uit het oog zijn verloren. Laat ik dat illustreren door me een uitstapje te veroorloven van de keuken naar de spreekkamer. Om preciezer te zijn: de spreekkamer van een vrouwelijke huisarts die ik goed ken. De huisarts roept een niet-westerse migrante naar binnen. Deze vrouw wordt vergezeld door haar man, die weigert om de huisarts bij binnenkomst een hand te geven. In de spreekkamer neemt de man in gebroken Nederlands het woord en geeft aan welke behandeling er nodig is, terwijl zijn vrouw zwijgt en naar de grond kijkt. Waarop de huisarts aangeeft graag eerst van de patiënt zelf, die ook enig Nederlands spreekt, te willen vernemen wat haar klachten zijn. Maar dat is tegen het zere been van de man. Hij praat namens zijn vrouw, hij kent haar klachten en het is voor hem helder welke behandeling er moet volgen. En nee, zijn vrouw hoeft niet onderzocht te worden. Na enig heen-en-weer praten, zegt de huisarts uiteindelijk: het spijt me, maar op deze manier kan ik u beiden niet helpen. Waarop de man in woede ontsteekt, de huisarts toesnauwt dat een dokter in Nederland verplicht is om iedere patiënt te behandelen, en met zijn vrouw de spreekkamer verlaat. Dames en heren, wat vind ik nou zo ingewikkeld aan dit voorbeeld? Eerlijk gezegd: alles. Het geen hand willen geven, wat ik kortheidshalve vertaal als het de rug toekeren naar artikel 1 van de Grondwet. De beperkte taalbeheersing – het Nederlands, dat deze man kennelijk niet heeft kunnen of willen leren, en wat onze samenleving bovendien niet heeft kunnen of willen afdwingen. De tweederangspositie van zijn vrouw, die het verschil in mate van emancipatie scherp aftekent en laat zien hoe groot de kloof is tussen wat wij normaal vinden en wat in te veel migrantengezinnen de situatie is. En ten slotte het op hoge toon opeisen van zijn rechten, al moet ik deze meneer nageven dat hij op dat punt dan weer wel verrassend snel is ingeburgerd. Ik weet wel: dit voorbeeld is geen pars pro toto voor de integratie van nieuwkomers. Er is een scala aan voorbeelden van migranten die met een enorme dosis initiatief en doorzettingsvermogen een groot succes van hun leven hier weten te maken. U kent de voorbeelden ongetwijfeld zelf, en ik heb het gezien bij McKinsey. Ik zie het dagelijks bij een aantal jonge talenten op het ministerie van Financiën. En ik heb het van heel nabij gezien bij een Syrische vluchteling, die ik een paar jaar geleden heb proberen te helpen om Nederlands te leren. Laat ik op dit punt dus net zo helder zijn: zij, en eenieder die hier woont en alles op alles zet om er wat van te maken, moeten door dik en dun kunnen rekenen op onze steun. Maar er is op het terrein van migratie en integratie tegelijkertijd veel te veel, dat nog altijd niet goed gaat. Geen wonder dat de helft van de bevolking inmiddels onomwonden zegt dat er te veel migranten zijn en zich zorgen maakt over integratie. Ook hier ontbreekt het namelijk aan fundamentele wederkerigheid. Het voorrecht om Nederlander te worden, leidt te vaak niet tot de inspanningen en resultaten die de samenleving wat mij betreft redelijkerwijs van nieuwkomers mag verwachten. Ik geef u op een briefje dat als we de steven niet weten te wenden, dit probleem ons nog decennia parten zal spelen.En de rekening niet in de eerste plaats betaald wordt door de mensen hier vandaag in de zaal, maar door een groot deel van de mensen aan die keukentafel waar ik zo-even over sprak. De problemen spelen in de eerste plaats in hún buurten, op hún scholen, bij hén op de werkvloer. Wat er misgaat bij migratie en integratie is in de kern hetzelfde als bij de economische druk op de middenklasse: de wederkerigheid is weg, de balans is zoek. Dames en heren, het is een mooie avond, maar ik ga nog even door met problematiseren. Naast de eerdergenoemde financieel-economische uitdagingen die aan de horizon gloren, en boven op de grote problemen op het gebied van integratie, speelt er nog een derde onderwerp aan de keukentafel. Het ligt in het verlengde van de vorige twee thema’s, maar is veel moeilijker in woorden te vangen. Veel lastiger concreet beet te pakken. Het heeft te maken met wie en wat wij zijn. Met onze identiteit, normen, waarden en cultuur. Met ons. Met u en met mij. Met een gevoel van gezamenlijkheid. Onze culturele identiteit, omgangsvormen, waarden en normen zijn gedurende eeuwen gevormd. Ze wortelen in de Klassieke Oudheid, het christendom en de Verlichting, en maken dat vrijheid, gelijkwaardigheid en de democratische rechtstaat vandaag de dag onze meest fundamentele verworvenheden zijn. Wat Nederland verder typeert, is die paradoxale combinatie van individuele eigengereidheid en gemeenschapszin. De verdraagzaamheid, openheid en mg ik zeggen, aan lompheid grenzende directheid. Het eigen initiatief, en het voortdurend polderen richting een gemeenschappelijke deler. Het merkwaardig hoge vertrouwen in de gedachte dat afspraak ook daadwerkelijk afspraak is. De bereidheid om je eventueel met argumenten te laten verleiden en overtuigen, maar ook de zeldzame koppigheid wanneer ook maar de schijn van dwang en hiërarchie om de hoek komen kijken. Deze duidelijke eigen identiteit, die zo vanzelfsprekend leek dat we het er nooit over hadden, dreigen we de laatste decennia stukje bij beetje kwijt te raken. Sterker nog, onze identiteit en cultuur, die ik net in een paar snelle, onvolkomen bewegingen probeerde te omschrijven, worden nog altijd weggerelativeerd. Ik ben niet van het elite-bashen, maar juist mensen in verantwoordelijke posities zijn hier te vaak debet aan. Om Paul Scheffer, en met hem Rousseau, aan te halen: ‘Wantrouw de zogenaamde Kosmopolieten die in de diepten van hun boeken de plicht zoeken die ze thuis beneden hun waardigheid achten. Dit soort filosofen belijdt liefde voor Tartaren om verschoond te blijven van het liefhebben van hun naasten.’ Dames en heren, waar ik op doel is dit: er bestaat in dit land een voortdurende bereidheid om te schipperen, zelfs met wat niet onderhandelbaar moet zijn. Waar gezegd zou moeten worden: tot hier en niet verder. Dames en heren, daar komt bij dat we in een hypergeïndividualiseerde fase in de geschiedenis zijn beland. Met een afnemende bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor meer dan het ik, en met wel erg weinig wij. Waar vroeger het aloude noblesse oblige een vanzelfsprekendheid was, heeft onze meritocratie – die ik in de kern natuurlijk toejuich – een veel minder fraai bijproduct: de misconceptie dat wie het ver schopt, en een verantwoordelijke positie bekleedt, dat toch eerst en vooral aan zijn eigen voortreffelijkheid te danken heeft. Wanneer je dat gelooft, waarom zou je je dan eigenlijk nog geroepen voelen tot het nemen van verantwoordelijkheid? Tot balans in de salariëring, en een milde vorm van embarrassment of richess? Tot het omzien naar de zorgen van die middenklasse aan de keukentafel? Als het gaat om verantwoordelijkheid nemen, heeft de politiek trouwens een eigen variant van deze problematiek, die ik zou willen omschrijven als: het etaleren van politieke onmacht. Het te vaak weglopen voor leiderschap en het schermen met voldongen feiten als excuus voor genomen besluiten. Ik denk dat de burger begrijpt heel goed dat een politicus niet kan toveren, maar waarom zou je op iemand stemmen die voortdurend uitlegt dat hij het zelf ook eigenlijk niet wilde, maar dat het niet anders kon? Omdat het moest van Brussel, omwille van de coalitie, of omdat de doorrekeningen nu eenmaal zo waren? Die etaleert niet in control te zijn en die meedrijft op de stroom of het getijde van de dag? En ook dát leidt tot onzekerheid. Er is iets dat de zorgen van vooral onze middenklasse – de economische zorgen, de zorgen over integratie, en de zorgen over onze identiteit – met elkaar gemeen hebben. Op elk van deze punten dreigt de Nederlandse samenleving uit het lood te worden geslagen. Op elk van deze punten verliezen we het zicht op wat redelijk is, en wat niet meer. Op ieder van deze punten zijn we de balans kwijt tussen rechten en plichten. Tussen wat we nemen voor onszelf en bereid zijn te geven aan het land, aan de gemeenschap. Tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Tussen wat logisch is om te tolereren, en wat het verdient om verdedigd te worden. Nee, natuurlijk staan we niet aan de rand van de afgrond. Maar we moeten wel aan de slag. En dat kan ook. Zo weinig als ik geloof in de maakbaarheidsgedachte, zo sterk ben ik overtuigd van het menselijk vermogen om te kiezen, om dingen aan te pakken, om zaken te veranderen en te verbeteren. En dat kan juist in een land als Nederland, waar mensen in staat zijn om de bakens te verzetten. Waar de traditie van samenwerken en vooruitkomen al zo oud is als de strijd tegen het water. Daarom vind ik dat we samen aan de slag moeten met een nieuw maatschappelijk evenwicht. Een hernieuwde schets waarin we vormgeven onder welke voorwaarden wij samenleven. En hoe we als overheid, bedrijfsleven, vakbonden, maatschappelijke organisaties en burgers gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor ons land. Door te kiezen voor wederkerigheid, zodat rechten en plichten wél weer hand in hand gaan. Door vrijheid te paren aan verantwoordelijkheid. Door de lange termijn vaker te laten prevaleren boven de korte. Door geen millimete, geen milimeter af te doen aan onze individuele vrijheden, maar tegelijkertijd de verhoudingen tussen ik en nu en het wij en later recht te trekken. Een nieuwe balans waarin de positieve verworvenheden van het individu weer in evenwicht zijn met de belangen van het collectief. Dames en heren, laat ik die wederkerigheid, het kiezen voor de lange termijn en het hervinden van verantwoordelijkheid proberen verder in te kleuren. U kent het gezegde: Erst kommt das Fressen, und dann kommt die Moral. Laat ik daarom met de economische onzekerheid beginnen. Juist omdat ik ervan overtuigd ben dat er geen aanvaardbaar alternatief is voor de vrijemarkteconomie en juist omdat handel, nijverheid en ondernemerschap ons zoveel goeds brachten en brengen, denk ik dat op het hedendaagse kapitalisme een correctie nodig is. Laten we daarom op zoek gaan naar een nieuw evenwicht tussen – met excuus voor de jarenzeventigtaal – de factoren kapitaal en arbeid. Naar een gemeenschappelijke opvatting over wat we van elkaar mogen verwachten in de relatie bedrijfsleven, overheid en burger. Daarbij is mijn vertrekpunt dat Nederland een samenleving blijft waar de belofte centraal staat dat wie zich inspant, daar ook voor wordt beloond. Waar Nederlanders er in redelijkheid op mogen vertrouwen dat als je je best doet, je een goed bestaan voor jezelf en je kinderen opbouwt. Waar er voor iedereen daadwerkelijk gelijke kansen zijn, ongeacht het inkomen van je ouders. En waar de mogelijkheid tot sociale mobiliteit een rotsvaste verworvenheid blijft, zodat the fear of falling wordt ingedamd en plaatsmaakt voor the hope of rising. Daarom moet de politiek met werkgevers en werknemers in gesprek over hoe die nieuwe balans van rechten en plichten eruitziet. Hoe we zorgen voor én langetermijnverdienvermogen, én bestedingsruimte voor werknemers, én meer zekerheden voor onze burgers. Ik zou werkgevers daarbij willen uitdagen om te kijken hoe ze werknemers meer zekerheid kunnen bieden. Hoe ze kunnen zorgen voor extra loonruimte, in hoeverre het mogelijk is om werknemers vaker te laten participeren in de onderneming en hoe ze balans kunnen aanbrengen tussen loonstijgingen aan de top en op de werkvloer, zoals veel familiebedrijven dat overigens al jarenlang doen. Niet omdat ik er ook maar iets op tegen heb wanneer mensen veel verdienen, maar omdat het zoveel zegt over gezamenlijkheid. En ook van werknemersorganisaties mogen we een bredere blik verwachten: voorbij de kortetermijnbelangen van de dominante groep in hun ledenbestand, en naar het langetermijnbelang van alle Nederlandse werknemers. Zzp’ers én mensen met een vast contract, mensen die richting hun pensioen gaan en starters. Hoe kunnen we op een evenwichtige en redelijke manier al die belangen vertegenwoordigen, op het gebied van scholing, op het gebied van zekerheden, op het gebied van fatsoenlijk werk? Hoe kunnen we inzetten op contracten die weer gewoon vast zijn, maar tegelijkertijd niet zo rigide dat werkgevers alleen met de grootst mogelijke moeite van disfunctionerend personeel afkomen? En wat vraagt dit van de politiek? Van de politiek vraagt het vooral een principiële keuze voor verstandig investeren in plaats van financieel uitdijen als automatisme. En dus voor de lange termijn in plaats van de korte termijn. Het betekent dat we mensen de zekerheid moeten geven dat hun kinderen elke opleiding kunnen volgen die bij hun talenten past, ongeacht wat zij verdienen. Maar het betekent ook dat er het komend decennium op verstandige wijze moet worden ingegrepen in de uitdijende kosten voor de volksgezondheid en de sociale zekerheid. Het betekent dat we onderweg naar 2030 de lasten moeten verlichten en financiële manoeuvreerruimte moeten creëren voor de middenklasse, zodat zij in staat zijn onverwachte tegenslagen op te vangen. Maar het betekent ook dat heilige huisjes, of het nu toeslagen, subsidies of zzp-facilitering zijn, op de helling moeten kunnen worden gezet. En het betekent dat het verstandig is om de komende periode te onderzoeken hoe we aan de ene kant de overheidsuitgaven ook voor de toekomst beheersbaar houden, maar tegelijkertijd – gebruikmakend van de uitzonderlijk lage rente – fundamenteel kunnen investeren in het lange termijn verdienvermogen van Nederland. Ik las in de krant dat sommigen in Den Haag hierbij zelfs denken aan een fonds. Maar daar kan ik tot Prinsjesdag niets over zeggen. Dames en heren, dan het onderwerp immigratie en integratie en de aanbevelingen die ik daar voor me zie. Als er één onderwerp is waarbij wederkerigheid het sleutelwoord is, dan is het dit. Op allerlei niveaus. Allereerst het Europese niveau. Ik vind dat Nederland genoeg aan Europa betaalt. Tegelijkertijd vind ik dat we het voortouw moeten nemen om meer te investeren in het beschermen van onze gezamenlijke buitengrenzen, zodat we de volledige controle over die grenzen terugkrijgen. Dat is namelijk goed besteed geld. Net zoals ik het verstandig vind om geld te steken in de regio’s aan de randen van Europa. Om het gros van de opvang daar te laten plaatsvinden, maar ook om er bij te dragen aan stabiliteit, ontwikkeling en voorspoed. Voor zover Nederland en andere lidstaten vervolgens kiezen voor opvang, is niets zo eerlijk en redelijk als spreiding over de lidstaten. Lukt dat niet, omdat sommige landen het weigeren, dan zou de consequentie moeten kunnen zijn dat we de grenzen van Schengen opnieuw moeten durven trekken, samen met landen als Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. En zou de consequentie moeten zijn dat dit gevolgen heeft voor de lidstaten die financieel wel aan het Europese infuus hangen, maar migranten ondertussen vrolijk doorverwijzen naar Noordwest-Europa. Is het vervolgens niet verstandig, is het niet redelijk, juist tegenover onze eigen middenklasse, om te definiëren welke mate van immigratie en integratie we succesvol kunnen dragen? Ligt het niet voor de hand om er bij het opnemen van vluchtelingen voor te zorgen dat tijdelijk ook echt tijdelijk is? En moet de lat daarnaast niet aanzienlijk omhoog voor wie hier mag blijven, zodat iedereen succesvol onderdeel van de samenleving kan worden? Dames en heren, ik denk het wel. En ik denk ook dat het redelijk is. Dat het getuigt van wederkerigheid. Het totale palet aan rechten, verworvenheden en kansen dat ik eerder vanavond heb bezongen, is er voor eenieder die hier naar binnen mag. Ongeacht zijn of haar afkomst, geloof, ras, geslacht of geaardheid. Dat is een ongeëvenaard mooi aanbod. En juist dat gegeven zou ons het basale zelfvertrouwen moeten geven om tegen wie hier over de drempel komt te zeggen: graag, of niet.En zo ja, dan onder heldere voorwaarden. Harde, strenge, moeilijk te realiseren voorwaarden? Nee. Integendeel. Het zijn volstrekt redelijke zaken om te vragen. Zoals te zorgen voor brood op de plank. Omdat je daarmee elementaire verantwoordelijkheid neemt voor je eigen leven, maar ook omdat aan het werk zijn zo enorm bijdraagt aan integreren, aan deel uitmaken van deze samenleving, ja, aan levensgeluk. Zoals de taal te leren spreken, en wel op een aanmerkelijk hoger niveau dan nu vaak gebeurt. Zoals het onder geen beding tegen een strafblad aan te lopen. Zoals het accepteren van de scheiding van kerk en staat. Zoals het omarmen van de gelijkwaardigheid van man en vrouw, hetero en homo, jood, christen en moslim. Zoals je te conformeren aan de democratische rechtstaat. En om het Nederlanderschap over een langere periode, stap voor stap te verdienen. Wie dat doet, wie hier echt werk van maakt, moet vervolgens ook ten volle kunnen rekenen op onze wederkerigheid. Op wederkerigheid vanuit de samenleving. Op alle rechten en verworvenheden, en op steun vanuit de politiek, bijvoorbeeld waar sprake is van discriminatie. Naar mijn overtuiging is dat niet alleen in het belang van al die Nederlandse middenklassengezinnen aan de keukentafel, maar net zozeer in het belang van nieuwkomers. Ik zei het al eerder, en het geldt voor iedereen: het is geen recht, maar een uitzonderlijk voorrecht om in dit geweldige land te mogen komen wonen. Als je je al die zaken die bij het Nederlanderschap horen, eigen maakt, geef je jezelf een groot cadeau. Om de centrale gedachte uit Renans te parafraseren: kies jij voor Nederland, dan kiest Nederland ook voor jou. Dames en heren, ten slotte over ons. Over onze waarden, cultuur en identiteit: het cement dat deze wonderbaarlijke delta bijeenhoudt. Aanhoudend cultuurrelativisme, het etaleren van onmacht, te weinig wij en afkalvend verantwoordelijkheidsbesef, somberde ik zo-even. Om het nog wat ingewikkelder te maken: dit soort cultuurkritiek laat zich maar moeilijk oplossen met een lijstje maatregelen. Ik zou natuurlijk dolgraag willen dat ik als minister van Financiën met het aanpassen van de begroting of het verhogen of verlagen van een specifieke belasting, dit cement van waarden, cultuur en identiteit in een klap zou kunnen verstevigen. Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Er is geen pasklare oplossing voor. En het is ook niet vanhet ene op het andere moment. Maar het goede nieuws is: we kunnen er wel degelijk mee aan de slag. Vanaf vandaag. Wat die kennelijke verleiding van het cultuurrelativisme betreft: laten we om te beginnen vaker, krachtiger en op veel meer plaatsen dan nu het geval is, onder woorden brengen wat onze verworvenheden zijn en hoe enorm die zijn. Individuele vrijheden, gelijkwaardigheid, de democratische rechtstaat. Verdraagzaamheid, openheid, gemeenschapszin. Nee, het is hier niet perfect. Maar het is hier wel oneindig veel beter dan vrijwel overal ter wereld. Laten we daar dan ook hernieuwd zelfvertrouwen aan ontlenen om dat gewoon hardop te durven zeggen. Om er normerend over te zijn. Om er keihard voor op te komen wanneer deze wortels van onze way of life in het gedrang komen. Dan over het etaleren van politieke onmacht versus verantwoordelijkheid nemen: ik wens ons als politici meer soevereiniteit, meer zelfbewustheid toe. Een groter vermogen om uit te dragen ‘in control’ te zijn. Het is aan ons als politici om de waarde van een compromis uit te leggen. Om te benadrukken dat juist in een land als Nederland nooit een groep of partij helemaal haar zin krijgt. Om te stáán voor een in Brussel gemaakte afspraak die voor Nederland wel degelijk toegevoegde waarde heeft, of, als dat evident niet het geval is, die afspraak dan ook niet te maken. Ten slotte het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid die voorbij het eigen wel en wee gaat. Verantwoordelijkheid voor het wij. Velen zien die noodzaak; er zijn mensen die vinden dat je diegenen die er de positie voor hebben, tot meer maatschappelijke verantwoordelijkheid zou moet verplichten.Hen verplicht vrijwilligerswerk moet laten doen of parttime voor de klas moet zetten. Ik geloof daar niet in. Verantwoordelijkheid nemen kan niet worden afgedwongen. De kunst is mensen ertoe te verleiden, ertoe op te roepen en ze ertoe te inspireren. En om eerlijk te zijn: ik denk dat de samenleving dramatisch onderbiedt. Het is mijn stellige overtuiging dat dit land, dat deze samenleving, waar wij allen hier vanavond aanwezig en zovelen meer, zoveel aan te danken hebben, meer zou mogen terugvragen. Dat we meer wederkerigheid van elkaar mogen verlangen. Dat we meer mogen vragen dan het betalen van belasting en het respecteren van de wet. Dat we van elkaar mogen verlangen om meer te doen in de buurt, op de sportvereniging, voor een goed doel, in de kerk of zelfs een politieke partij. Ik zie sommigen nu ineens onrustig op hun stoel schuiven, en ik realiseer me natuurlijk terdege: velen in dit land, en velen hier in de zaal, doen dit al. Doen meer dan hun fair share. Niet voor niets zijn er nergens ter wereld zoveel vrijwilligers als in Nederland. En dat is prachtig. Maar er zijn er in dit land ook velen die snel mopperen en nooit initiatief nemen. Die maar één belang werkelijk serieus nemen, en dat is het eigenbelang. Die zo druk zijn met het overal ventileren van hun mening, dat ze aan helpen niet toekomen. Misschien mag ik deze vraag daarom toch bij u neerleggen. Mag ik u inspireren er eens over na te denken en er met anderen over in gesprek te gaan. Laten u en ik, laten wij allemaal nog eens opnieuw onderzoeken wat ons 21ste-eeuwse antwoord is op die befaamde vraag van president John F. Kennedy: ‘Ask not, what your country can do for you, ask what you can do for your country.’ Dames en heren, dit land, dit geweldige land, met al zijn kracht en met al zijn kwetsbaarheden, is van ons. Dit is het land waar HJ Schoo zich zo over kon opwinden, en ik denk dat dat kwam omdat hij er zoveel van hield. Dit land is de reden dat ik de politiek ben ingegaan. Laat dit land hét land zijn waar we dat rijke palet aan individuele vrijheden weten te koppelen aan gemeenschapszin. Waar we wederkerigheid en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid structureel verankeren. Waarin we op tijd de bakens weten te verzetten en durven kiezen voor een nieuw maatschappelijk evenwicht, waar de hele samenleving in mee kan. Waarin we onverkort kiezen voor het laten floreren van de middenklasse, zodat we in 2030 allemaal met vertrouwen en voldoening aan die keukentafel zitten. Dames en heren, ik ben een optimistisch mens, dus laten we nou eens aannemen dat dat ons lukt. Dat we déze belofte kunnen waarmaken.Ik ben er zelf van overtuigd dat we daartoe in staat zijn. Een samenleving met onze tradities van samenwerken en de schouders eronder, kan dit. Dan kunnen we ons land, dat we op de keper beschouwd eigenlijk een paar decennia te leen hebben, straks met vertrouwen doorgeven aan de volgende generatie. Nog weer net een beetje beter dan we het hebben gekregen. Zodat als onze tijdreiziger Anna in 2100 aankomt en de Schoo-lezing van dat jaar hoort, die ongetwijfeld zal starten met een terugblik op de fantastische eeuw die op dat moment achter ons ligt. Dank u wel.

Betoog Hoofdlijnenakkoord – 8 januari 2019

D66 D66 SGP CDA Zuid-Holland 06-05-2019 18:13

Voorzitter,

In het voorwoord van dit hoofdlijnenakkoord schrijft u, dat u streeft naar een maatschappelijk akkoord. Een maatschappelijk akkoord is een agenda voor de komende jaren die samen met de samenleving is opgesteld, een levend document dat in de loop der tijd kan worden aangepast of aangevuld. U geeft op pagina 6 aan dat het in deze fase van het herindelingstraject ontzettend belangrijk is dat er een goed fundament wordt gelegd voor dit samenspel. U zoekt dan ook naar draagvlak binnen de gehele raad voor dit hoofdlijnenakkoord.

En het moet gezegd, en dat hebben wij afgelopen woensdag ook reeds gedaan, er zijn zeker zaken waar wij ons als D66 fractie in kunnen vinden, echter er zijn ook nog veel vraagtekens. Dit akkoord leest op punten eerder als een verkiezingsprogramma, geen keuze voor een beleid voor de komende periode. Wij missen het antwoord op de vraag hoe verbinden wij de vijf voorgaande gemeenten nu echt? Hoe wil het college de nieuwe gemeente daadwerkelijk vormen. U kent dat wel, op afstand zien we een groepje kleuters in de zandbak. Voor de oppervlakkig kijkende buitenwereld lijkt het erop dat ze samen spelen. Als je beter kijkt zie je ze allemaal individueel spelen. Het CDA gaf dit afgelopen woensdag al duidelijk aan, ik citeer; “een groot deel van de het verkiezingsprogramma van het CDA vindt u terug in het hoofdlijnenakkoord”.

We kunnen het ook anders verwoorden, namelijk; hoe schep je een gezamenlijke cultuur na strijd? Of misschien een nog betere vraag hoe ziet het college de ziel van de Hoeksche Waard en hoe denkt men deze te raken?

En eigenlijk bent u ook nog zoekende naar het antwoord op deze vraag. Natuurlijk schrijft u over uw ambities tot dorpsgericht werken. D66 vindt het cruciaal dat wij inwoners breed betrekken bij zaken die impact hebben op hun leefomgeving.  Maar hoe gaat u die verbinding zoeken en er samenhangende gemeente van maken? Doet u dat door de uitspraak van de fractievoorzitter van de SGP die verleden week liet weten dat de coalitiepartners zijn uitgenodigd op hun standpunt over de zondagsrust? Door in uw hoofdlijnenakkoord te laten optekenen dat koopzondagen worden toe gestaan in de voormalige gemeente Oud-Beijerland en de dorpen van de voormalige gemeente Binnenmaas. En de dorpen uit de voormalige gemeenten Korendijk, Cromstrijen en Strijen dit te ontzeggen. De dominee mag werken op zondag, de ondernemer, afhankelijk van in welk dorp hij gevestigd is niet. Dit kan niet waar zijn, hoe gesegregeerd wilt u de HW hebben.

Wij pleiten voor ruimte: zondagsruimte. Geef inwoners de ruimte zichzelf te kunnen zijn. Elke dag. Wanneer zij dat willen. Straf initiatieven niet af maar help mee. En behandel inwoners gelijk. Zoiets bepalen voor een ander gaat verder dan betutteling, en is een inperking van hun mogelijkheden. Laat het aan inwoners over. Vertrouwen dus.

Wij vragen de Lokalen zich uit te spreken voor ruimte voor iedereen om zich elke dag van de week zich vrij te voelen zelf hun dagindeling te bepalen. Toon dat u het meent wanneer u zegt: Lokaal voor allemaal.

Voorzitter, kunst en cultuur is meer dan slimme verbindingen. Organisaties weten elkaar al te vinden, alleen de gemeenten tot heden laten dit na. We zijn blij met de wens om te komen tot een gemeentelijk cultuurbeleid. Cultuur is geen bijzaak, het is meer dan franje. Het is geschiedenis, het verbindt en geeft levendigheid aan de samenleving. Wat de fractie van D66 betreft wordt het tijd om, desnoods in samenwerking met ondernemers, werk te gaan maken van een cultuurfonds. Het zal u ook niet verbazen dat wij serieus aan de slag willen gaan met het theater, waar naast landelijke producties ook lokale verenigingen hun uitvoeringen kunnen geven, waar films vertoond kunnen worden, boeklezingen kunnen worden gegeven. En het is dringend noodzakelijk om te kijken naar de noodzaak voor een goed depot waar musea hun collecties die niet getoond worden kunnen stallen, in plaats van de boerenschuren waar zij nu gebruik van maken, met alle gevolgen van dien.

Voorzitter het is niet allemaal kommer en kwel, wij zijn verheugd te lezen dat de verbreding A29 nu een optie en A4 ineens geen vast uitgangspunt meer is. We zijn blij dat deze tunnelvisie van de baan is. Zeker de komende jaren, waarin er renovaties van de Kiltunnel en Heinenoordtunnel op het programma staan is investeren in infrastructuur en OV van groot belang. D66 kan dan ook instemmen met de voorstellen die voorliggen. Maar we vragen ons wel af; waar blijven verbindingen over water? Ook daar liggen kansen en het zou zonde zijn om die boot te missen.

Voorzitter, de coalitie is trots op de omgevingskwaliteiten van de HW. Nou dat zijn oppositie en inwoners ook. Waar wij in het hoofdlijnenakkoord nog wel naar zoeken is innovatie en ruimte voor eigen opdrachtgeverschap. Bouwen mag zeker geen 13-in-een-dozijn zijn. Het mag niet alleen gaan om jonge gezinnen maar ook alleenstaanden. Neem die doelgroep op en sluit integraal aan bij de woningvisie. Wat D66 betreft blijft die leidend. Wij vinden dat het uitgangspunt voor nieuwbouw moet zijn energie-neutraal en als het kan energie-leverend en energie-onafhankelijk. Geen dak zonder zonnepaneel. Daar moeten met marktpartijen afspraken over worden gemaakt.

Dit sluit aan bij de ambitie van D66 om versnelling aan te brengen in het energie-neutraal maken van de Hoeksche Waard, juist op een eiland met een lage bevolkingsdichtheid en industriedichtheid moet dit kunnen. Kom inwoners en ondernemers te gemoed met een duurzaamheidsfonds. Durf ambitieus te zijn.

Tenslotte de financiën, de coalitie geeft aan te streven naar de laagste lasten, maar niet voor iedereen. OZB is gesteld op het midden tarief, waarom? Als toelichting wordt gesproken over solide beleid. Is het dan niet solide bij variant 1? Er wordt gesproken over een beleidsarme begroting, en verder uitwerken in de Kadernota (soms ook perspectiefnota genoemd).  Door de ambities van 5 colleges in met name 2018 is er wel al sprake van een omvangrijk uitvoeringsprogramma. Wij vragen nu reeds het college om vóór het tweede kwartaal een overzicht te sturen van alle lopende projecten die als erfenis uit de vorige bestuursperiode zijn nagelaten. Pas dan wordt het ook goed mogelijk beleidsambities te toetsen op haalbaarheid.

Voorzitter, er zijn wat ons betreft twee fundamentele uitgangspunten ten aanzien van al het beleid, namelijk 1. ‘Burgerparticipatie’ (of afhankelijk hoe je dit weegt overheidsparticipatie), waarbij beleid tot stand komt met input van inwoners (in de breedste zin), en 2. Duurzaamheid (in de breedste zin), omdat er haast eigenlijk geen beleidsterrein is waar duurzaamheid niet een rol zal spelen

Daarom zien wij bij de uitwerking van raadsvoorstellen deze twee punten graag terugkomen. Hoe heeft burgerparticipatie vorm in dit voorstel? En hoe is in dit voorstel gekeken naar duurzaamheid? Wij vragen de collega’s hoe zij kijken naar dit voorstel en overwegen hiertoe een motie in te dienen.

Voorzitter, ik zou nog wel even door kunnen gaan, er zijn nog genoeg onderwerpen die wij graag besproken hadden, denk aan sport, verenigingen, dierenwelzijn, de zorgparagraaf, de blik naar de buitenwereld, maar wij gaan er van uit dat wij de komende weken, hier nog de mogelijkheid toe krijgen.

We hebben het al eerder gezegd, je krijgt maar één keer de kans om een nieuwe gemeente vorm te geven. Dat vraagt om een visie, wat voor een soort gemeente willen wij zijn? Wij roepen, buiten het akkoord om, de raad op, om samen met de samenleving te werken aan een dergelijke visie. Dit is niet zozeer voor deze bestuursperiode relevant, maar wel voor de volgende. Het is daarom nu al van belang deze raadsperiode daarmee te starten.

 

 

Even voorstellen: Bernadette Haan. ...

Partij voor de Dieren Partij voor de Dieren Zuid-Holland 17-03-2019 10:30

Even voorstellen: Bernadette Haan. Zij is een van de PvdD-kandidaten voor de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Bernadette is enkele jaren actief in de werkgroep Rotterdam en heeft de Rotterdamse fractie ook enkele jaren ondersteund (commissie WIPV).

Wie is kandidaat 8, Laura Neijenhuis?

D66 D66 Zuid-Holland 20-02-2019 11:39

Als 26-jarige Rotterdammer ben ik ontzettend trots om op plek 8 te staan op de lijst voor de Provinciale Statenverkiezingen 2019 namens D66 Zuid-Holland. Boordevol ambitie, passie en doorzettingsvermogen om op de lange termijn te werken aan verbeteringen in deze mooie provincie.

 

Als lid van scouting ben ik opgegroeid met de waarden: zorg goed voor de natuur, geef wat terug aan de maatschappij, en maak de wereld een stukje mooier. Ik ben wat men noemt een ‘bezige bij’. Ik zet me graag in voor de dingen die ik belangrijk vind en waar ik denk een verschil te kunnen maken. Dat doe ik als vrijwilliger bij scouting in het Landelijk Bestuur, als lid van de Jonge Democraten, als kandidaat voor Provinciale Staten en in mijn werk. Ik krijg ontzettend veel energie van samen met anderen de handen uit de mouwen te steken.

In het dagelijks leven werk ik als adviseur Planvorming en Mobiliteit bij een groot advies- en ingenieursbureau. Daar werk ik aan projecten rondom ruimtelijke ontwikkelingen, visievorming en de omgevingswet. Dat doe ik vooral vanuit mijn passie en expertise voor bewonersparticipatie. Hier wil ik als Statenlid dan ook mee verder en op laagdrempelige en innovatieve manieren de provincie dichterbij haar inwoners brengen. Om een antwoord te vinden op de grote vraagstukken van onze tijd moeten we samen aan de slag. Niet alleen in de grote steden, maar ook juist in de kleine kernen. Inwoners zijn daarin dé expert, en weten wat voor hen belangrijk is in hun omgeving. Duurzame, culturele en sociale initiatieven moeten we daarom koesteren en waar mogelijk ondersteunen.

Ik wil in actie komen voor een sterk en leefbaar Zuid-Holland, waar wij al D66 het voortouw nemen om bewoners, verenigingen, organisaties en ondernemers het beste uit zichzelf te laten halen. Ik hoop op de kans om daar als Statenlid een bijdrage aan te leveren.

Esther de Lange geeft Hannie van Leeuwen lezing

CDA CDA Zuid-Holland 10-09-2018 12:36

Beste CDJA’ers, Deze lezing houd ik voor jullie op een bijzonder moment, een historisch moment zelfs. Voor het eerst gedenken wij met dit evenement Hannie van Leeuwen nu zij niet meer onder ons is. Maar haar geest, haar stoerheid in tijden van onderdrukking en politieke strijd die vergeten wij nooit. Sterker nog, zij doen een appèl op de generaties die na haar komen. Deze lezing is dan ook een eerste stap naar een blijvende reflectie op haar leven, haar ideeën en haar identiteit als christendemocraat in hart en nieren - met, en dat zal jullie in mijn geval niet verbazen, af en toe een vertaalslag naar Europa en de EU. Ik zeg af en toe omdat deze lezing niet over Europa gaat. Ik wil het, in de lijn van het Sociaal Congres en de bekende encycliek Rerum Novarum - de founding documents van de christelijk-sociale traditie - vooral hebben over onze maatschappij en de samenleving de we willen zijn. Hier en in Europa. Hoezo linkse Hannie?Maar eerst moet ik een paar misverstanden uit de weg ruimen. Allereerst over een term als ‘christelijk-sociaal’. Vraag je aan mensen wat dit betekent dan zal je vaak iets horen als “linkse christenen” of “gelovige socialisten”. En dat terwijl het in eerste instantie niet om religieuze maar om maatschappelijke en sociale vraagstukken gaat - problemen waar een antwoord op gevonden moest en moet worden. In ons geval uiteraard vanuit een aantal, door ons geloof geïnspireerde veronderstellingen over mens en maatschappij. Een ‘derde weg’ avant la lettre, tussen kapitalisme en socialisme, tussen links en rechts. En dan een, hiermee samenhangend, misverstand over Hannie. Men zag haar als een sociaal bewogen vrouw – en dat was zij! - die daarom wel links moest zijn – maar dat was zij allerminst! Net zomin als dat zij voor allerlei sociale en maatschappelijke nieuwlichterij was. Hannie was christelijk-sociaal, hartstikke eigenwijs en júist daarom een echte conservatief. Pieter Gerrit Kroeger schreef het zo in zijn In Memoriam op de site van onze partij: “Het was Hannie tegen de Tijdgeest.” Hannie trok haar conclusies en hield daaraan vast. De bezuinigingen op defensie in de vooroorlogse crisisjaren bijvoorbeeld, verkocht als ‘zuinig boekhouden’ en ‘goed voor onze neutraliteit’ - zulke politieke naïviteit mocht van Hannie nooit meer gebeuren. De neutralisten en pacifisten van na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld vonden in ‘Straaljager Hannie’ dus een geharnaste tegenstander. Na de ochtend van 10 mei 1940 kon deze vrouw simpelweg nooit meer neutraal, soft of ban de bom zijn, ook niet toen de urgentie verdween en men dacht naar het vredige ‘einde van de geschiedenis’ onderweg te zijn. Nog steeds actueelHannie heeft gelijk gekregen. De wereld om ons heen is onvoorspelbaar en verre van vreedzaam. En na jaren van bezuinigingen op defensie (ook door CDA’ers) zien we door brandhaarden aan onze grenzen en terroristische aanslagen in onze steden dat onze veiligheid allerminst een vanzelfsprekendheid is. Zie daar een eerste kernthema voor Europa in de komende jaren: de veiligheid van onze burgers. Ook Europa moet haar naïviteit laten varen. Amerika is geen automatische bondgenoot meer, China wordt steeds assertiever en Rusland grijpt elke gelegenheid aan om te verdelen en heersen. En ondertussen is de Europese defensie ondergefinancierd en versnipperd. Waar Amerika 30 wapensystemen heeft hebben wij er 178. Dat kan en moet slimmer. Met neo-conservatieve ‘Putinversteher’ die de bezetting van de Krim, MH17 en een dictatuur allemaal erg begrijpelijk en simpel uit te leggen vinden, zou Hannie in elk geval geen geduld hebben. “Ik snap niet waarom er bij sommige Nederlanders zo weinig wantrouwen is richting Poetin, zijn verdeel-en-heers in Europa en het permanent pesten van bijvoorbeeld de Baltische Staten”, zei een Poolse collega tegen mij. En in hem hoorde ik Hannie. Mensen als Hannie, christelijk-sociale conservatieven, zijn direct alert als dat soort verhalen en een hang naar sterke leiders modieus wordt, hip en cult. Van die Soros-verdachtmakingen die gewoon het oude antisemietenverhaal over de Rothschilds en nog meer enge joodse intellectuelen zijn, opgepoetst in een eigentijds jasje. Of Trump die migranten als dieren kon omschrijven zonder daar keihard op te worden aangesproken. De snit van dat colbertje is misschien wel modern, slim fit of zoiets. De stiksels die het bij elkaar houden zijn de bruine rijgdraad van voorheen. De ideeën dus waar Hannie en haar vrienden hun leven tegen waagden. Het was een tijdgeest die zij doorhadden en die zij verafschuwden. Zie daar een tweede centrale thema in het Europese debat: onze waarden en normen. Kijken we weg als die geschonden worden of spreken we elkaar erop aan? En waarschuwen we en verzetten we ons als dat nodig is? Maken we van migratie een one-liner-debat om politiek gewin of werken we aan Europese oplossingen? Het feit dat Salvini (“ik wil dat andere landen mijn asielzoekers overnemen”) en Orban (“ik wil geen vluchteling zien”) elkaar opzoeken moet toch bellen doen rinkelen. Inhoudelijk zullen ze het niet eens worden. Dit gaat simpelweg om het kapot maken van de Europese samenwerking. De vereerders van Poetin en van Trump bouwen niet. Zij willen ontmantelen, zij willen mensen, landen, geloven en allereerst ook óns tegen elkaar opzetten. Zij zijn van de polarisatie, van de tweedeling en de behoefte van de vernedering van de ander. Gelukkig stinken wij daar niet in. Wij zijn van Hannie. Een eigenwijze verdediger van wat waardevol was. Sociaal behoedzaam, prudent en beschermend. Geen nieuwlichter en al helemaal geen liefhebber van tirannen en hun modieuze fans en lavendelzakjes. Natuurlijk, je moet soms hard kunnen zijn: het CDA in het Europees Parlement werkt aan betere bescherming van onze buitengrenzen en een sneller uitzettingsbeleid, ondanks verzet van linkse én liberale zijde. Maar in christelijk-sociale traditie doen we dat juist om zachte waarden te beschermen: het behoud van draagvlak voor de opvang van zij die vluchten voor oorlog en vervolging. Hannie tegen de Tijdgeest, het heeft niets verloren van zijn actualiteit. Dát is christelijk-sociaalDát is namelijk christelijk-sociaal zijn. Dat je behoudt wat samenwerking en succes voor állen bevordert. Dat je beschermt wie niet meer mee kunnen, koestert wat klein is en kwetsbaar. Daar ligt een derde grote taak voor Europa (voor de EU en voor onze landen): het werken aan welvaart en welzijn voor allen en niet alleen de lucky few. De Europese Unie is op het eerste zicht een economisch succesverhaal. Ondanks een zware economische crisis en zelfs na inflatiecorrectie werd de gemiddelde Europeaan na de val van de Berlijnse Muur bijna twee keer zo welvarend. Maar onder de oppervlakte sluimert een minder rooskleurig verhaal. De middenklasse, het cement van onze samenleving, heeft haar positie de afgelopen jaren, decennia zelfs, niet zien verbeteren. We zijn goed in het bakken van een steeds grotere cake, maar voor hele groepen valt de taartpunt steeds kleiner uit. Dat vraagt om een heel ander Europa dan het ongebreidelde vrije-markt-liberalisme van na de val van de Berlijnse Muur. Is de EU er alleen maar voor de grote transportonderneming met vestigingen op het hele continent of ook voor de familiebedrijven en de vrachtwagenchauffeurs? De Poolse chauffeur die voor een paar euro per uur weken van huis is én de Nederlandse die de moordende concurrentie niet aan kan. Is Europa er alleen voor de mondige wereldburgers met master degrees, ERASMUS-uitwisselingen en drietalige superkinderen? Voor dat wat David Goodhart de “anywheres” noemt: zij die altijd en overal hun draai wel vinden? Of werken we aan het behoud van het goede leven, van die “European Way of Life”, voor allen? Voor de jongere generatie is deze kwestie hoogst relevant. Een aantal jaar geleden beschreef McKinsey in het omineus getitelde rapport “Poorer than their Parents” de positie van de middenklasse en daarbinnen die van de jongere generatie. De teneur was duidelijk: dit is de eerste generatie die het waarschijnlijk niet beter krijgt dan haar ouders. Vinden we dat in onze vergrijzende samenleving normaal? En kiezen we vrolijk voor de afschaffing van studiefinanciering, minder onderwijs en innovatie en hogere rentes op je studieschuld of werken we samen aan oplossingen? Dat is Christelijk-sociaal zijn. Dat je breder kijkt dan je eigen groepje of belangen. Christelijk-sociaal zijn is dus niet nét wat minder grof en polariserend zijn dan de partijen op de flanken, nét wat minder ieder-voor-zich dan Pechtold of nét wat minder rood dan Marijnissen. En in Europa betekent Christelijk-sociaal zijn dus niet dat je alleen maar nét wat minder xenofoob bent dan Salvini, nét wat minder haatdragend dan Le Pen of nét iets minder naakt dan Baudet. Het is een fundamenteel andere manier van in het leven staan en een andere manier van politiek bedrijven. Christelijk-sociale mensen als Hannie van Leeuwen willen behouden wat Europa menswaardig heeft gemaakt na bloedige oorlogen. Zij willen bewaren wat de sociale samenhang en de welvaart voor die brede middenklasse van 500 miljoen ‘burgers van het goede leven’ garandeert. Ik ben niet iemand die zichzelf van nature graag als conservatief bestempelt. Daarvoor ben ik net iets teveel werkende vrouw, zeg maar. Maar als dit bewaren van het goede conservatisme is, dan draag ik die naam, in de traditie van Hannie van Leeuwen, met trots. Wij zijn met meerWij willen Europa beter maken. Slimmer, sterker en slanker. Wij willen sterker maken wat werkt voor burgers, ruimte geven wat hen verrijken kan. Wij willen af van wat die ruimte inperkt en wat het talent en de veelkleurigheid van onze 27 naties afremt. Wij willen minder nationale arrogantie en meer Europese inspiratie. Minder De Winter, meer Hannie. Minder Wilders, Le Pen en Salvini, meer Hannie. Wij willen minder polarisatie en haat, meer nuchterheid en christelijk-sociale realiteitszin. Minder Brexit en meer samen succes afdwingen in de turbulente wereld van vandaag. Met Hannie zijn wij hiermee de ware conservatieven. Zijn we argwanend naar wonderdokters, haatzaaiers en valse profeten. Bewaren we liever wat ons bindt en ons dierbaar is. En wij zijn de enigen niet. Ik zeg het bewust uitdagend. Wij zijn met meer. De roeptoeters en Poetin’s trollen op het net doen wel alsof zij de voorhoede van de revolutie en de patriottische lente zijn, maar wij zijn met meer. Het overgrote deel van de burgers in Nederland en in heel Europa hecht zeer aan de vreedzame, open samenleving op ons continent. Hecht aan de euro, de interne markt en de bewegingsvrijheid voor burgers, bedrijven en studenten. Die willen zij als echte conservatieven graag behouden en verder uitdiepen. Sterker nog, het aandeel supporters daarvan stijgt in alle peilingen. Wij zijn met meer. Onder de jongeren zijn de cijfers ronduit verpletterend. De Britse jeugd wil met 80% van Brexit af. De Poolse jongeren zijn meer dan 90% pro-Europees. Wij zijn met meer. Net als Hannie dat was in haar jeugd. In de tijd dat zij met groepjes verzetsstrijders haar leven waagde, geloofden deze jongeren ‘wij zijn met meer’. Hun harten wisten dat de Nazi’s, de SS’ers en Gestapo ten dode opgeschreven waren. Tirannen verliezen, mensen winnen. Zij waren met meer, God dank. DoenersHet is die overtuiging die ons christen-democraten de ware conservatieven maakt. Niet als mopperende oude mannetjes en zeurende nostalgie aanbidders. Maar als de fiere verdedigers van dat wonder van Europa in een turbulente wereld. Als de beschermers van de bereidheid samen te werken, te polderen en er samen toch altijd weer uit te komen. Onze tegenstanders op de flanken links en rechts hebben hier geen enkel serieus, constructief verhaal tegenover staan. Zij komen steeds met hetzelfde. Verhalen over niet-bestaande, onzinnige regels, plannen of daden van de EU en met verdachtmakingen over zowel het werk van de Unie als de mensen die zich daarvoor inzetten. U weet wel, van die betogen dat Europa is opgezet om de planeconomie en oorlog te organiseren. Hoort u verder van hen ooit een concreet plan om bijvoorbeeld de bankenunie te verstevigen en hervormen, zodat landen en banken hun verantwoordelijkheid nemen en uw spaargeld en de investeringen van onze bedrijven voor de lange termijn optimaal gegarandeerd zijn? Uiteraard niet. Het zijn onze mensen die dat werk doen, Katainen, Dombrovskis, Hoekstra, Altmaier. Hoort u van hen ooit een concreet plan om onze gezamenlijke risico’s aan te pakken rond veiligheid, grensoverschrijdende criminaliteit en mensensmokkel? Uiteraard niet. Het zijn onze mensen in het Europees Parlement die dat werk doen. Als christelijk-sociale beweging zijn wij graag nuchter en reëel. Ook ons Europees idealisme zal dat altijd blijven, erg op zijn ‘Hannies’ als het ware. Idealisme is namelijk mooi, maar zij wordt pas zuiver als zij tot iets tastbaars en positiefs leidt. Ons idealisme is meer doenerig dan dat van marcherende vlaggenzwaaiers en grote retoriek. Het is een idealisme van de daad, van wat Angela Merkel zo mooi noemt: ‘Schritt für Schritt’ dingen verbeteren voor de mensen. De volgende generatie“Europa is het werk van generaties”, sprak diezelfde Angela Merkel tijdens de rouwdienst voor Helmut Kohl in het Europees Parlement. “Elk met eigen uitdagingen en eigen antwoorden“ voegde zij daaraan toe. Nieuwe tijden vragen om een andere aanpak. Maar altijd vanuit vaste waarden. Wat dat betreft rust er een zware verantwoordelijkheid op de volgende generatie. Juist omdat zij (wij) niet meemaakten wat Hannie meemaakte. Omdat zij (wij) nooit hebben hoeven vechten voor onze vrijheid. Ofwel, in de woorden van Merkel uit het eerder genoemde In Memoriam: “Europa zal zich pas bewijzen als waardengemeenschap als ook de laatste van deze mensen, deze heldhaftige getuigen, zich niet zelf meer zal kunnen melden als ons geweten. Dan zullen de generaties van na hen echt hun verantwoordelijkheid voor ons gezamenlijk lot moeten nemen”. Dames en Heren hoort u het appèl dat Hannie van Leeuwen op ons doet. Het is nu aan ons. It’s up to you!

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.