De beschouwing is ook dit jaar, zoals u inmiddels van ons gewend bent en misschien ook wel verwacht, vanuit een andere invalshoek geschreven. Daarom licht ik alvast toe voordat ik begin dat ‘’ De  eigen Castricummer’’ voor een  fictief  idee  staat.  Een persoon die niet bestaat, maar die wel door alle extreme kampen steeds op het toneel wordt gezet en elke keer in het eigen kamp wordt getrokken.

De eigen Castricummer

Door de Dorpsstraat liep hij dan van de week: de eigen Castricummer. Fier rechtop, doortastende tred, mooie, glanzende haardos. Met een postuur om jaloers op te zijn. Iets brede schouders, gespierd, maar precies zoals het hoort: geen sportschooltype.

De eigen Castricummer is een beetje gebruind, maar niet teveel. Gewoon, gezond, van een wandeling in de buitenlucht en dan de zon op zijn gezicht. Zijn haar is grijzend bij de slapen, maar precies goed. Knap, als de held uit een oude film. Verder golft het een beetje.

De ogen van de eigen Castricummer zijn blauwgrijs, van dat stalen spul. Indringend en toch zacht, begripvol maar ook vurig. En zijn lach, oh zijn lach: een sterke rij glanzend witte tanden ontbloot hij als hij een geestige opmerking hoort. En zijn mond krult zo mooi in een brede glimlach als hij een vertederende peuter ziet, of een dwaas springende puppy.

Zijn stem glijdt door de stilte als een warm mes door de boter. De eigen Castricummer dist de juiste woorden in de juiste emoties op, op het juiste moment. Om de kriebels van te krijgen, zo prachtig.

Over zijn kleding durf ik nauwelijks uit te wijden. Omdat het zo klopt allemaal, in een woord. Zijn op maat gesneden pak, zijn leren schoenen met dito vetertje, zijn wollen jas…

Ik kan uren over hem vertellen, maar het belangrijkste heb ik gehad en laat ik omwille van de tijd volstaan met te zeggen dat de eigen Castricummer verder beschikt over een goede baan met fijne collega’s en genoeg uitdaging, dat hij belezen is en er een onderbouwde en bescheiden mening op nahoudt, dat hij een mooie vrouw en gehoorzame kinderen heeft, en natuurlijk een fijn huis met een gebalanceerde inrichting, in vooral natuurlijke materialen.

Daar liep hij dan: de eigen Castricummer, zelfverzekerd, stijlvol, om door een ringetje te halen.

Ik liep aan de overkant van de straat en was zo blij dat ik hem eindelijk een keer zag. Opgelucht bijna. Want de afgelopen jaren heb ik me vaak afgevraagd hoe hij eruit zou zien, die eigen Castricummer. Of  het een vrouw zou zijn, dat wist ik toen nog niet. Ik wist niet of hij wit zou zijn, of zwart, of bruin. Ik wist niet of ik een hoog- of een laagopgeleide eigen Castricummer moest verwachten. Ik wist niet of hij geld zou hebben, of arm zou zijn. Ik wist niet of hij geliefd zou zijn door anderen, of eenzaam. Ik wist niet of hij slim zou zijn of dom. Knap of lelijk, jong of oud. Gut, ik wist niet eens óf hij tanden had, laat staan zulke mooie.

Ik vroeg me af: zou hij een beperking hebben? Arbeidsongeschikt, of verslaafd zijn? Zou hij zijn moeder wel eens opzoeken en elektrisch rijden? Zou hij ooit hebben gerookt en nu zijn gestopt? Houdt hij van hachee met rode kool? Speelt hij met zijn kinderen?

Ik heb vaak aan hem gedacht, maar het was lastig me een beeld te vormen. Omdat me steeds weer iets anders werd verteld over de eigen Castricummer. Dan weer was hij boos, dan weer verdrietig. Hij was achtergesteld of juist heel tevreden, niet serieus genomen of teveel participerend, de baas of een nobody. Lastig hoor, om je daar wat bij voor te stellen.

Ik heb vaak aan hem gedacht. Die eigen Castricummer waar iedereen het over heeft.

Die Castricummer die speciale aandacht verdient. Die eigen Castricummer die net even wat beter is en die door niemand echt kan worden bijgehouden. De eigen Castricummer die een streepje voor heeft op de rest. Toen ik hem zag lopen, begreep ik het op slag. Sommigen hebben het over een eigen Familie, een eigen Volk of zelfs een heel eigen Land. Maar wij, wij hebben het puikje onder de eigenen. De eigen Castricummer.

Ik begrijp dat hij ons onze stellingen laat betrekken. Ik snap dat hij het waard is om verdeeld over te raken op social media en in het café. Dat hij het waard is om elkaar de maat mee te nemen. Dat hij voorgaat op de eigen Statushouder en de eigen Vluchteling. Dat hij de scheidslijn is die de wereld in twee delen opbreekt. Het deel van de eigen Koopwoningeigenaar en van de eigen Sociale huurder. Dat van de eigen Jongere en de eigen Oudere. Dat van de eigen Parkeerder en van de eigen Autoloze. Dat van de eigen Winst en het eigen Verlies. Dat van de eigen Hier geborene en de eigen Vreemdeling.

Ik snapte het op slag. Onze eigen Castricummer. Niemand kan aan hem tippen.