Toen in 1969 ‘t Dijkhuis in Bathmen werd geopend, was het de bedoeling dat het een woonvoorziening was voor ouderen die nog redelijk gezond moesten zijn. Er was in die tijd weinig zorg in de bejaardenhuizen. Ze waren vooral bedoeld om te wonen en als het nodig werd, waren er voorzieningen. Je kon samen koffiedrinken en eten. Als je dat wilde, kon ook de was voor je worden gedaan. Er waren één- en tweepersoons kamers.

De provincie regelde toen dat er voldoende budget was. Belangrijk voordeel was dat men samen oud kon worden en van niemand afhankelijk was. Ook hield je je eigen huisarts en dergelijke. Heel erg zelfstandig dus en als je hulp nodig had was dat dag en nacht dichtbij en was je niet afhankelijk van kinderen of familie. Voordeel was ook dat de ouderen die er gingen wonen een gezinswoning achterlieten voor anderen die daar op zaten te wachten.

Hoe anders is het nu! De overheid besloot dat de bejaardenhuizen wel afgeschaft konden worden. De moderne oudere wilde immers het liefste in het eigen huis en in de eigen buurt oud worden en als er zorg nodig was, kwam de thuiszorg wel langs. Maar als er te veel zorg nodig was, dan was er het verpleeghuis. Natuurlijk zijn verpleeghuizen hard nodig, maar je moet wel heel veel zorg nodig hebben om daarvoor in aanmerking te komen.