https://eemsmond.christenunie.nl/k/n6042/news/view/1122222/69194/niewsVoorzitter, de herindeling werpt haar schaduwen ook vooruit op het terrein van de VKB en de Gemeentelijke Schuldhulp-ver-lening. O.a. in verband daarmee wordt er in de Ontwerpbegroting 2018 gewag gemaakt van de opdracht aan Onderzoeksbureau BMC betreffende een advies over de wijze waarop de VKB haar organisatie toekomst-gericht zou kunnen vormgeven.

Wij verzoeken u bij verschijning van dit rapport de raad van de resultaten daarvan z.s.m. op de hoogte te brengen.  

Verder moeten we uit een memo aan de raad gedateerd 16 juni 2016 inzake een vergelijking tussen de VKB

en de GKB opmaken dat kosten van uittreding aanzienlijk zijn. Graag ontvangen we naast deze constatering een overzicht waaruit deze kosten bestaan en waarop ze gebaseerd zijn.

De kosten die door de onderscheidene BMWE-gemeenten gemaakt worden op het terrein van schuldhulpver-lening en beschermingsbewind zijn nogal divers.

Daarmee hebben we voorzitter, enkele zaken benoemd die met het oog op toekomstige ontwikkelingen relevant zijn bij het maken van keuzes over de hoe de gemeentelijke SHV in de toekomst in te vullen.

 

Uit de stukken blijkt dat de verhoogde inzet op preventie tot een positief resultaat heeft geleid.

Niet zonder reden is bij vorige gelegenheden aangedrongen op meer inspanningen op dat terrein.  

Dat ook het recidive percentage verder gedaald is stemt tot tevredenheid, temeer daar zich dat nadrukkelijk in positieve zin onderscheid van landelijke resultaten.

Graag ontvangen we van u de percentages m.b.t. recidive zoals die door GKB behaald worden voor de BMW-gemeenten.

 

We constateren wel dat er een aanzienlijk verschil is in begroting en werkelijke opbrengst exploitatiebij-drage 2016. Zeker t.o.v. de totale begroting gaat het om een aanzienlijk bedrag, als wij het goed zien in percentage uitgedrukt circa 12%. Dat vinden wij toch wel aanzienlijk.  Graag uw reactie daarop.

 

Verder constateren we dat de in 2015 ingestelde cliëntenstop beschermingsbewind gehandhaafd wordt omreden dat nog geen beslissing genomen kon worden voor 2017 en dit (dus) ook niet kon worden opgenomen in de begroting voor 2018. Deze redeneerwijze begrijpen we niet. Want we bevinden ons inmiddels in de maand juni 2017 en dus halverwege het lopende jaar. Onze vraag is: wat verhindert een snellere besluitvorming op dit onderdeel?