De provinciale ledenvergadering van GroenLinks in Nijverdal afgelopen zaterdag heeft Verone Meengs-de Vries uit Goor gekozen als kandidaat voor de Provinciale Staten verkiezing van 22 maart aanstaande.

 

Tijdens deze geanimeerde bijeenkomst waaraan 79 leden deelnamen werd ook het GroenLinks programma voor de provincie vastgesteld. Milieu, klimaat, natuur en landschap zijn daarin hoofdpunten naast dierenwelzijn, openbaar vervoer, bevordering van gezondheid en verduurzaming in al zijn facetten.

Verone voelt de urgentie en noodzaak om groene idealen en sociale waarden na te streven. “Dit doe ik door mijn steentje bij te dragen in het afdelingsbestuur en ondersteuning van de fractie. Daarnaast stel ik mij kandidaat als Statenlid voor de Provinciale Statenverkiezingen op 20 maart 2019. Ik ben geplaatst op plek 13. De reden dat ik mij heb aangemeld als kandidaat is dat ik wil dat de provincie Overijssel een prettige plek blijft om in te wonen, werken en recreëren. Dat de natuur niet ondergeschikt blijft aan de economie en mens, maar juist andersom. Het wordt tijd dat we beseffen onderdeel en afhankelijk te zijn van de natuur. Dat we onze ecologische voetafdruk drastisch moeten verkleinen. Dat we maatregelen moeten nemen die onze provincie klimaatproof maken. Dat is mijn grootste drijfveer. Daarnaast wil ik dat steden, plaatsen, dorpen, kernen en het platteland door vergroening, verbeterde voorzieningen en ondernemerschap leefbaar blijven of beter leefbaar worden. Ik wil geen verdere uitholling van de verzorgingsstaat en ik wil vernieuwing van sociaaldemocratische idealen ten aanzien van werk, inkomen, onderwijs, cultuur, zorg en welzijn. Ik heb op verschillende plekken in Overijssel gewoond, gestudeerd, gewerkt en gerecreëerd. Zowel in steden als op het platteland in de Kop, Salland en Twente. De provincie is mij daarom redelijk bekend. Belangrijk vind ik dat Overijssel blijft of gaat beschikken over sterke economische centra, innovatie en ondernemerschap, werkgelegenheid; een prachtig landelijk gebied met een sterke agrarische sector; toegankelijk onderwijs en zorg; onderlinge verbondenheid door een goede infrastructuur; aanbod van sociale, sportieve, culturele en welzijnsactiviteiten; landschappen met afwisselende en verbonden natuurgebieden; sociale samenhang en goede voorzieningen in onze leef- en woongebieden.”