Aan de voorzitter van de raad,

Interpellatieverzoek voor de raadvergadering van 14 juli 2020

Onderwerp: Onderzoek alternatieve woningbouwlocaties Bronsgeest

De volgende vragen zijn onderwerp van interpellatie:

Vraag 1:

Onderschrijft het college de opvatting van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland als vermeld in de antwoorden op schriftelijke vragen van Statenlid A.T. van Rijnberk (D66) d.d. 14 januari 2020 nr. 3580 dat er geen sprake is van enige (bestuurlijke) afspraak zoals vermeld in de collegebrief van 9 augustus 2019 met als onderwerp “Deltaplan woningbouw en Bronsgeest”?

Vraag 2:

Onderschrijft het college de opvatting van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland als vermeld in de antwoorden op vragen van Statenlid A.T. van Rijnberk (D66) d.d. 14 januari 2020 nr. 3580 dat er geen sprake is van een gezamenlijk met de provincie uit te voeren verkenning naar alternatieve (buitenstedelijke) locaties voor (een deel van) Bronsgeest zoals vermeld in de collegebrief d.d. 9 augustus 2019 met als onderwerp “Deltaplan woningbouw en Bronsgeest”?

Vraag 3:

Onderschrijft het college de opvatting van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland als vermeld in de antwoorden op vragen van Statenlid A.T. van Rijnberk (D66) d.d. 14 januari 2020 nr. 3580 dat er (evenmin) sprake is van enige toezegging van bestuurlijke zijde van de provincie aangaande de ontwikkeling van alternatieve woningbouwlocaties als vermeld in de collegebrief d.d. 9 augustus 2019 met als onderwerp “Deltaplan woningbouw en Bronsgeest”?

Vraag 4:

Onderschrijft het college de conclusie dat van de zijde van de provincie Zuid-Holland tot op heden geen enkel serieus perspectief is geboden op een vervangende BSD-woningbouwlocatie voor Bronsgeest zoals de locatie Achterweg, De Nes II en Vinkeveld-Zuid?

Vraag 5:

Onderschrijft het college de conclusie dat zij de Raad met de brief van 9 augustus 2019 aangaande het Deltaplan woningbouw en Bronsgeest onjuist heeft geïnformeerd?

Het college wordt verzocht deze vragen tijdens de interpellatie te beantwoorden.

Toelichting interpellatieverzoek:

Op 30 april jl. en 11 juni jl. stelde de fractie van D66 schriftelijke vragen over het door het college aan de Raad voorgespiegelde onderzoek naar alternatieve woningbouwlocaties voor Bronsgeest, een en ander zoals vermeld in de aan de Raad aangeboden collegebrief van 9 augustus 2019, verzonden 12 augustus 2019, met als onderwerp “Deltaplan woningbouw en Bronsgeest”.

De inhoud van deze brief en de door het college voorgestelde oplossingsrichting is voor de coalitiepartijen aanleiding geweest om tijdens de behandeling van dit onderwerp in de raadsvergadering van 24 september 2019 een motie in stemming te brengen waarbij steun wordt verleend aan de inhoud van deze brief, alsmede de door het college voorgestelde oplossingsrichtingen en daarmee de locatie Bronsgeest slechts ten dele te benutten voor woningbouw.

De genoemde collegebrief van 9 augustus 2019 vermeldt onder meer het volgende.

“Ons college is tegelijkertijd bestuurlijk in overleg getreden met de provincie over een verkenning naar potentiële alternatieve locaties voor Bronsgeest. Naar aanleiding hiervan is de afspraak gemaakt om gezamenlijk een opdracht te verstrekken aan een onafhankelijk bureau om deze verkenning uit te voeren. Ook worden er afspraken gemaakt over de coördinatie van de bestuurlijke besluitvormingsprocessen van de provincie en onze gemeente.”

Uit de antwoorden van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op vragen van D66 Statenlid A.T. van Rijnberk d.d. 14 januari 2019 nr. 3580 aangaande het onderwerp Woningbouwlocatie Bronsgeest blijkt echter dat gedeputeerde Bom-Lemstra zich

slechts bereid heeft getoond om te kijken of er mogelijkheden zijn om een onderzoek naar alternatieve locaties te starten binnen de provinciale kaders.

“Verdere bestuurlijke afspraken zijn daarover in dat overleg niet gemaakt. In het gesprek op 14 juni 2019 is door de gedeputeerde geen toezegging gedaan.”

Samenvattend:

· er is geen sprake van enige afspraak met de provincie zoals vermeld in de collegebrief van 9 augustus jl.

· er is geen sprake van een gezamenlijke opdracht om een verkenning uit te voeren naar alternatieve locaties,

· evenmin is sprake van enige toezegging van bestuurlijke zijde van de provincie.

Conclusie: van de zijde van de provincie is tot op heden geen enkel serieus perspectief geboden op een vervangende woningbouwlocatie voor Bronsgeest.

Dit verklaart ook de houding van de provincie in het gevoerde ambtelijk overleg over alternatieve woningbouwlocaties op 21 februari 2019. Het verslag van dit overleg vermeldt:

“De gebieden in Noordwijk buiten BSD bestaan verder vrijwel geheel uit bollengrond, beschermd grasland, recreatiegebied of (reservering voor) natuur. Ook het Middengebied/De Nes, zij het dat een deel daarvan in het Programma Ruimte staat als bouwlocatie meer dan 3 ha, ligt buiten BSD. Binnen de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016 zijn geen nieuwe buitenstedelijke bouwlocaties mogelijk.

Voor nieuwe, buiten BSD gelegen, uitleglocaties is er dus in Noordwijk geen ruimte. Ook passen nieuwe locaties buiten BSD, om de al eerdergenoemde redenen, slecht binnen het provinciale ruimtelijke beleid.”

Ter illustratie: Recent heeft het College van Gedeputeerde Staten op basis van hetzelfde actuele beleid een streep gezet door een buiten BSD gelegen woningbouwlocatie in de noordrand van Alphen a/d Rijn.

Het voorgaande in aanmerking nemend kunnen wij niet anders concluderen dan dat het college de Raad bij brief van 9 augustus jl. onjuist heeft geïnformeerd over de (vermeende) afspraken met de provincie ten aanzien van alternatieve woningbouwlocaties voor Bronsgeest zoals de locatie Achterweg, De Nes II en Vinkeveld-Zuid.