Landschapspijn. Een nieuwe term die goed aangeeft welk gevoel je soms krijgt als je kijkt naar de teloorgang van de prachtige stoffering van ons Friese land. Steeds maar grotere percelen waar alleen dat op groeit wat we willen. Geen boterbloemen in het raaygras, geen korenbloemen langs het koren. Waar is de grutto en de veldleeuwerik? Kortom een beangstigende achteruitgang van planten en dieren. We zien het met elkaar en leggen hier en daar ecologische verbindingszones aan, we geven beheersvergoeding aan boeren die aandacht willen geven aan het landschap. Is dit de manier. Nee, het blijft pappen en nathouden. Er groeit alleen wat we willen? Dat is de sleutel. We moeten wat anders willen. We hebben kennis genoeg maar passen het niet toe. Weg met die sleufbemesting, waar geen nest veilig voor is. Een moderne potstal geeft mest die nesten ontziet en het bodemleven stimuleerd. Waarom alleen aandacht voor kleinschaliger coulissen landschap als je beheersvergoeding krijgt? Natuurverbindingszones zijn nodig, maar beter is de natuur te verweven in het bestaande landschap. Jagers kunnen de grootste natuurvrienden zijn, als ze in plaats van hazen schieten, actief bezig zijn om de wildstand zo te beheren dat de kraaien en de vossen niet alle eieren van de kraanvogels roven. En zo zijn er tientallen maatregelen te treffen die zorgen dat het landschap weer vrolijk wordt, vogels zingen en vlinders fladderen. We kunnen het wel. Kijk maar naar de ooievaar. Maar willen we het?