Blog 2

‘Een meinse is wat ie sprek’

Eind 2017 legde ik in het Vollenhoofs (zie vorige blog) de eed af. Op 7 maart jl. werd mijn Statenlidmaatschap voor de tweede keer verlengd. De griffie verzocht mij echter met klem de eed niet opnieuw in het Nedersaksisch af te leggen! Nu was ik dit niet van plan; mijn punt was immers gemaakt. Maar het verzoek zette me wel aan het denken…

Minister

Het ging nl. om de PS-vergadering waarin ‘onze’ minister van Binnenlandse Zaken, Kajsa Ollongren, de profielschets voor de te benoemen nieuwe Commissaris van de Koning in ontvangst zou nemen. Ollongren is toevallig ook de minister die gaat over de regionale talen die door het Rijk zijn erkend. De druk die in het provinciehuis werd uitgeoefend om geen Nedersaksisch bij de eedsaflegging te gebruiken, had ongetwijfeld te maken met haar aanwezigheid. Ik was vastbesloten dit niet zomaar te laten passeren. Kort voor aanvang van de PS-vergadering hoorde ik dat de minister onze fractie graag de hand wilde schudden. Dat bood een onverwachte kans om de situatie te bespreken.. Mijn ‘plannetje’ viel echter in het water. Het is mij niet bekend waarom, maar van dat handen schudden is het nooit gekomen.

Erkende regionale talen

In overleg met de fractie besloot ik in de volgende PS-vergadering (11 april) vragen te stellen aan gedeputeerde Hester Maij. Zij heeft streektaal in haar portefeuille en is sinds vorig jaar zelfs ‘coördinator Nedersaksische overheden’. Om de neerbuigende houding van de Nederlandse overheid tegenover de dialectsprekers in het oosten van het land te illustreren, poneerde ik: waarom mag alleen de spreker van het Fries, als één van de drie erkende regionale talen in Nederland, de eed of belofte wél in zijn eigen taal afleggen, maar de spreker van het Nedersaksisch niet? Is hier geen sprake van taaldiscriminatie? En waarom kent het Nedersaksisch in Duitsland – Niederdeutsch of Platt – als erkende regionale taal zulke beperkingen niet? Is het Nedersaksisch aan deze kant van de grens soms minder ‘taal’ dan aan de andere kant?

Hierop kwamen van de gedeputeerde geen echte antwoorden. Dat mocht ook niet worden verwacht. De vragen waren vooral prikkelend bedoeld en een aanloop naar mijn eigenlijke vraag: wat heeft de gedeputeerde gedaan en/of gaat zij nog doen in haar rol als coördinator Nedersaksische overheden? Maij antwoordde dat er een bestuursconvenant in de maak is en dat wij dit als Staten binnenkort mogen verwachten. Mooi, maar dit klinkt nogal vaag.

Zichtbaarheid streektaal

Wij zullen dit stuk kritisch beoordelen en vooral gespitst zijn op langverwachte stappen die met streektaal worden gezet in het openbare leven. Ik denk hierbij aan praktische toepassingen met grote symbolische betekenis en die de zichtbaarheid van streektaal vergroten. Zulke maatregelen hoeven helemaal niet kostbaar te zijn. Sta bijvoorbeeld toe de eed af te leggen in alle drie erkende streektalen. En het Nedersaksisch taalgebied kan eenvoudig worden aangegeven door op  plaatsnaamborden ook de Nedersaksische naam te vermelden. Neem de streektaalspreker serieus, want taal is geen folklore. Anders (in het Vollenhoofs) gezegd: ‘Een meinse is wat ie sprek’.

 

Jos Mooijweer