In de Statenvergadering van november werd ik voor een tweede periode van zestien weken geïnstalleerd als vervangend Statenlid voor Claar Grooten. De eerste keer, in september, was wat rommelig verlopen. De Commissaris van de Koning, Ank Bijleveld, begon met het voorlezen van het formulier van de belofte, terwijl ik had aangegeven de eed te zullen afleggen. Misschien werd dat van een D66’er niet zo gauw verwacht? Hoe dan ook, mijn voornemen om als fractiewoordvoerder Cultuur bij de installatie iets bijzonders te doen, was door deze kleine ontregeling de mist ingegaan. De eed Toen duidelijk werd dat er een tweede termijn van vervanging aan zat te komen, kreeg mijn ‘plannetje’ een herkansing. Ank Bijleveld had intussen het provinciebestuur verlaten om als minister van Defensie zitting te nemen in kabinet Rutte III. De vicevoorzitter, Anneke Beukers, zou nu de Statenvergadering voorzitten en mij de eed afnemen. Deze keer werd me voor de zekerheid gevraagd of het correct was dat ik de eed zou afleggen? Jazeker, dat ging ik doen, maar niet zoals gebruikelijk. Statement Toen de laatste woorden van het eedsformulier klonken: ‘Wat is daarop uw antwoord?’, verklaarde ik in het Veno’s (Vollenhoofs): ‘So wisse God Almachtig mi’j mag bi’jstaon!’ Het leverde alleen wat lichte verwarring op in de Statenzaal, Maar het was een uniek moment en een ‘statement’: de eerste keer dat een Statenlid bij zijn installatie in Overijsselse streektaal de eed aflegt. Spraakmakend Vreemd, dat het pas in 2017 zover kwam. Want ligt het niet voor de hand, om als vertegenwoordiger van het ‘volk van Overijssel’, de eed of belofte af te leggen in één van zijn dialecten? Dat de pers het niet heeft opgepikt, geeft aan dat er werk aan de winkel is. De hoogste tijd dus om de streektaal, als spraakmakend element van de Overijsselse identiteit, meer status te geven en een grotere zelfbewustheid te kweken bij de sprekers.

Jos Mooijweer