De meewerkend voormannen en voorvrouwen bij de politie moeten ruimte krijgen om diensten te draaien op straat. Dit stelt GroenLinks bij de behandeling van de begroting Justitie in de Tweede Kamer. Sinds de reorganisatie van de politie zijn deze voormannen en –vrouwen vooral druk met administratieve rompslomp en het overnemen van taken van de teamchef. GroenLinks vreest dat er daardoor gaten vallen bij het verbeteren van politiewerk op straat en het mentorschap voor wijkagenten.

GroenLinks-Tweede Kamerlid Kathalijne Buitenweg: “Politieagenten moeten de oren en ogen in de wijk kunnen zijn. Dit geldt zeker ook voor de meewerkend voormannen en voorvrouwen, die moeten beslissen of hun team met de goede zaken bezig is. Daarom vraag ik minister Grapperhaus de voorman de ruimte te geven zijn werk ook op straat te kunnen doen.”

Afgelopen week bleek uit een reportage van Nieuwsuur dat van de 60.000 politieagenten er waarschijnlijk slechts 7.000 op straat te vinden zijn. Tot nu toe werd verondersteld dat de cijfers veel rooskleuriger waren. Politiekorpschef Akerboom had het nog over 17.000-23.000 politieagenten op straat.

Naar nu blijkt worden onder ‘blauw op straat’ niet alleen de agenten gerekend die direct contact met burgers onderhouden, maar ook medewerkers die een indirecte bijdrage leveren aan de primaire politietaak. Daaronder vallen bijvoorbeeld de meewerkend voormannen en -vrouwen (OE’s). De OE’s zijn steeds meer tijd kwijt aan kantoortaken en steeds minder op straat te vinden.

Buitenweg vraagt minister Grapperhaus te onderzoeken in hoeverre de invulling van de functie van de voormannen en -vrouwen ten koste gaat van de hoeveelheid blauw op straat.