Nieuws van politieke partijen over BSD inzichtelijk

22 documenten

KLACHTEN OVER HET PARKEREN VAN CAMPERS EN AANHANGERS/BOEDELBAKKEN IN WOONWIJKEN, ONS KENMERK LVDK/19015

BSD BSD Bergen op Zoom 29-09-2019 23:55

Bergen op Zoom, 24 september 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: KLACHTEN OVER HET PARKEREN VAN CAMPERS EN AANHANGERS/BOEDELBAKKEN IN WOONWIJKEN, ONS KENMERK LVDK/19015.

Geacht College,

Regelmatig bereiken ons klachten over het parkeren van campers en boedelbakken in woonwijken. Waarbij de Bergse Plaat en de omgeving van de Boulevard hoog scoren.

Soms staan campers maanden op één plek. Uit de bijgaande foto’s blijkt ook dat dit soort objecten op of deels over gemeentelijke plantsoenen staan waardoor het gemeentelijk onderhoud gehinderd wordt.

Mogelijk is het wenselijk of geboden om op ‘hotspots’ het parkeerbeleid aan te passen.

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

HET HELE VERHAAL (VERKOOP BERGSE SCHOOLGEBOUWEN)

BSD BSD Bergen op Zoom 28-09-2019 15:48

Afgelopen maand kreeg de gemeenteraad uitleg over wat de gemeente voornemens is rond de huisvesting van basisscholen. Er zou een “beleidsrijk IHP (integraal huisvestingsplan)” moeten komen. BNdeStem kopte: “Bergs college wil af van grillige betaalplicht voor lokalen of onderhoud”. Kortom de gemeente wil de gemeentelijk zorgplicht voor de onderwijshuisvesting doordecentraliseren.

Dan nemen de risico’s van de gemeente af en krijgen de gezamenlijke scholen meer vrijheden om ‘het’ zelf te regelen. “Zo haal je meer uit alle euro’s die er omgaan” zei de wethouder.

Dat is slechts een deel van de waarheid. Als scholen meer samenwerken kan er huisvestingsgeld bespaard worden. Maar de doelstelling van de gemeente is niet alleen doorcentraliseren met een jaarlijkse afkoopsom maar ook de feitelijke overdracht van de gebouwen aan het op te richten samenwerkingsverband. Dus de verkoop van de gebouwen! Zo wordt de schuld van de gemeente verminderd. De vraag is dan tegen welke prijs en hoe komt het samenwerkingsverband aan de benodigde gelden? Die gelden zullen bij banken geleend moeten worden. Ik schat zomaar in dat het te betalen rentetarief eerder hoger dan lager zal zijn dan wat de gemeente, als overheid, nu betaald.

De schuld van de gemeente daalt bij verkoop maar de schuld verdwijnt niet uit de Bergse samenleving, die verschuif alleen van de gemeente naar het samenwerkingsverband.

Bedrijven noemen een dergelijke schuldsanering ‘buiten de balans plaatsen’. Dat heeft in de financiële wereld geen goede naam. Want op het oog nemen de risico’s af maar de werkelijkheid, die vaak pas blijkt als er problemen zijn, is dat uiteindelijk de gemeente wettelijk en financieel verantwoordelijk blijft voor de onderwijshuisvesting!

Een huidig college kan bij verkoop voorlopig pronken met de schuldvermindering. Maar een later college kan wel eens met de gebakken peren komen te zitten als er in het samenwerkingsverband iets fout gaat of het onderhoud verwaarloosd wordt. Maar dat blijkt vermoedelijk pas na jaren.

Doorcentraliseren lost zelden iets op en verschuift vaak de problemen. Dat zouden we als gemeente en financieel slachtoffer toch geleerd moeten hebben van de decentralisaties in het sociaal domein zoals de jeugdzorg. Waarbij het Rijk de eigen taken overdroeg aan ons als gemeente. Zullen we voorkomen dat wij als doorcentraliseerder dezelfde ‘fout’ maken? Want uiteindelijk zijn dan de kinderen weer het slachtoffer.

Ik zou willen dat onze politiek zich iets minder over gaf aan de drie f’s. Mijn suggestie; stoppen met fabuleren en ophouden met het creëren van fantasma’s dan ontlopen we misschien een regelrecht fatum. Dan kan ik vaker flatteren en favorabel schrijven, misschien ga ik mij dan te buiten en schrijf ik dan een festoen over de ideeën van het college. Nieuwsgierig naar al die f-woorden zoek ze maar is op in de Dikke van Dale.

ZORGEN OVER HET IMAGO VAN OPENBAARBESTUUR

BSD BSD Bergen op Zoom 13-09-2019 13:23

Bergen op Zoom, 13 september 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: ZORGEN OVER HET IMAGO VAN OPENBAARBESTUUR, KENMERK LVDK/19014.

Geachte Burgervader,

U wordt geacht de hoeder te zijn van de integriteit van het openbaarbestuur in Bergen op Zoom. In die voege richt ik deze brief aan u. Verbijsterd wandelde ik gisteravond na de raadsvergadering naar huis. Wat had ik meegemaakt? Wat had ik waargenomen? Bij een onderwerp dat inhoudelijk geen enkele fractie nog politiek beroerde gebeurde iets ongelofelijks. Een wethouder was voornemens, nog voordat een verordening was aangenomen, deze feitelijk te negeren en zag ik in zijn gezichtsuitdrukking verbazing/ongeloof dat ik daarop reageerde zoals ik deed. Hij zag de afwijking van het te benoemen aantal leden kennelijk niet als een schending van de verordening. Ik zag het als een, hopelijk onbedoelde, schoffering van de wetgever (de gemeenteraad van Bergen op Zoom). Ik waag het niet de gedachten van een wethouder te lezen uit zijn gedrag. Maar ik vraag mij af wat is de oorzaak dat een wethouder kan denken dat hij af mag wijken van de inhoud van een verordening?

Kende hij de inhoud niet?

Ziet hij een verordening slechts als een middel, of een noodzakelijk kwaad, om aan de slag te gaan?

Denkt hij een eigen bevoegdheid te hebben om van een verordening af te wijken of voelt of voelde hij zich niet beperkt door de verordening?

Wat is er vooraf gegaan aan de opvatting of het voorgenomen gedrag van de wethouder?

Zijn er in deze door de wethouder ambtelijke adviezen gevraagd?

Zo ja, wat waren deze?

Zo nee, waarom niet?

Zijn er ongevraagde ambtelijke adviezen gegeven aan de wethouder?

Zo ja, wat waren deze en hoe is de wethouder daarmee omgegaan?

Zo nee, waarom zijn er geen ongevraagde ambtelijke adviezen gegeven?

Zijn er voor ambtenaren drempels om ongevraagde adviezen te geven?

Ik vraag mij in ernst af hoe dit soort zaken op collegeniveau behandeld worden?

Is het collegeleden bekend dat zij zich moeten houden aan wet en regelgeving dus ook aan verordeningen?

Spreken collegeleden elkaar hier op aan?

Zo ja, waarom gebeurde dit dan niet in dit geval?

Juist als een wethouder in de raad iets zegt wat in strijd is of zal zijn met vastgestelde of vast te stellen regelgeving verwacht ik uw directe en onverbiddelijke ingrijpen.

We kunnen integriteitsregels vaststellen wat we willen maar als zelfs wethouders menen de regelgeving te kunnen negeren is er iets structureel fout.

Een tweede zaak waar ik op wil wijzen is alles wat er is gebeurd rond de verkoop van gronden en de prijsbepaling rond Brasserie de Berk. Eerder schreef de BSD daar over in september 2018 LVDK 18033 en in oktober 2018 LVDK 18035. Met verbazing heb ik heden ochtend het taxatierapport gelezen op basis waarvan de verkoop heeft plaatsgevonden. Een college bestaande uit u en vijf voormalige raadsleden kan in alle ‘onschuld’ verwijzen naar een dergelijk rapport en besluiten tot een transactie tegen de vermelde prijs, zonder zich af te vragen hoe zouden raadsleden, burgers of bedrijven dit vinden of wat is de realiteitswaarde van de plannen van de koper?

Voor een transactie in 2018 wordt een peildatum gehanteerd van 3 november 2015! Wat is hier de motivatie?

Waarom wordt in tegenstelling tot de verkoop van gronden aan andere bedrijfstypen hier uit gegaan van de residuele grondwaarde?

Waarom worden andere gronden met een (uiteindelijke) bedrijfsbestemming tegen een vaste grondprijs verkocht? Of is het beleid nu dat alle gronden tegen een residuele grondwaarde verkocht gaan worden?

Op basis van een volgens de taxateur niet realistisch plan wordt er zelfs een negatieve grondwaarde berekend en ook bij een minder onrealistisch plan komt er een lagere grondwaarde uit dan de uiteindelijk berekende. Geloof u in sprookjes?

Wat gebeurt er als een burger of een ander bedrijf met een prachtig plan komt dat financieel onhaalbaar is (zoals de taxateur concludeerde over het plan van de Berk) verkoopt het college dan ook voor de waarde op of nabij de residuele grondwaarde en ondersteunt u dit dan als hoeder van de integriteit?

Zo nee, waar is dan het gelijkheidsbeginsel?

De BSD-fractie vraagt zich in ernst af hoe het college tot besluitvorming komt en hoe uw rol als hoeder van de integriteit en het imago is.

Twee voorbeelden binnen 24 uur waarvan ik mij afvraag is dit gewoon? Is er dan niemand in uw college of van uw adviseurs die zich afvraagt “is dit uitlegbaar?”. Is dit politiek-bestuurlijk verantwoord? Wat voor indruk maakt dit op raadsleden of op de burgerij? Schort er iets aan hoe ik als hoeder of het college functioneer in relatie met de burgerij, met de raad of met de ambtelijke adviseurs? Kortom was er een politiek-bestuurlijke of imagoanalyse bij dit soort besluiten of voorgenomen handelswijze?

Ondergetekende is een oude man. Die vast niet meekan met de nieuwe tijd en werkwijze van ‘moderne’ bestuurders maar ik constateer een structurele ondermijning van het politieke imago door degenen die de wet zouden moeten houden en het imago zouden moeten koesteren.

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

FIETSPAD DOOR HALSTERS LAAG

BSD BSD Bergen op Zoom 13-09-2019 13:14

Bergen op Zoom, 13 september 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: FIETSPAD DOOR HALSTERS LAAG, KENMERK LVDK/19013.

Geacht college,

Ondergetekenden werden vanwege hun AB-lidmaatschap van waterschap Brabantse Delta uitgenodigd. Zij hebben ten aanzien van de voorgenomen aanleg van een fietspad in de vorm van een “karrespoor” door het Halsterslaag recent een gesprek gehad met een aantal bewoners, gebruikers en belanghebbenden van het Halsters Laag. Een gebied met grote landschappelijke- en natuurlijke waarden.

De inwoners hadden allen een andere verwachting van de te volgen procedure. In september 2018 hadden zij een op openbare bijeenkomst te Halsteren van de gemeente- ambtenaar te horen gekregen dat zij “uitgebreid betrokken zouden worden” bij de discussie over het te volgen tracé en over de aart en inrichting van het betrokken fietspad. De ‘uitgebreide’ aanvraag werd ingetrokken en vervangen door een ‘reguliere’. Effect! Geen inspraak meer vooraf maar de mogelijkheid tot bezwaar achteraf. Dit achtten de gesprekpartners geen rechtdoen aan de toezegging van september 2018 maar ook geen rechtdoen aan hun belangen, kennis èn betrokkenheid bij het gebied. Die kennis en kunde had onder andere kunnen leiden tot een ander tracé.

Waarom is de toezegging, gedaan in 2018, niet gestand gedaan?

Wat is de reden dat het college gekozen heeft voor een andere procedure?

Waarom is er geen overleg geweest met de bewoners, gebruikers en belanghebbenden van het Halsters Laag?

Zijn op enigerlei wijze alternatieve tracés overwogen en wat waren daarbij de eventuele criteria?

Wat hen verbaast/verbijstert is dat er gekozen is voor een 30 centimeter puinlaag. Zij maken zich grote zorgen omtrent de kwaliteit van het puin. Zij hebben geen kwaliteitseisen kunnen vinden.

Welke eisen zijn/worden er aan het te gebruiken puin gesteld en hoe wordt die kwaliteitseisen geborgd?

– 2 –

Gezien de bodemgesteldheid van het gebied (veen) hebben de bewoners, gebruikers en belanghebbenden de verwachting dat de aan te brengen puinlaag, in de natte zone, snel zal verzakken. Ze hadden verwacht dat er onderzoek, middels sonderingen, gedaan zou worden. Ze hebben het idee dat een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden.

Welke zekerheden heeft uw college dat de aan te brengen puinlaag het fietspad die blijvende stabiliteit geeft die benodigd is?

Is het de bedoeling dat het “karrespoor” ook benut wordt door tractoren en/of onderhoudsmachines? Is het daarvoor geschikt?

Naar de gedachten van de bewoners, gebruikers en belanghebbenden zal er in de gemeente Bergen op Zoom circa 10.000 ton “puin” (0,35 m dik, 4 m breed, 3500 m lang) èn ong. 700 ton (laag dikte à 5 cm) asfalt benodigd zijn voor de aanleg. Het traject dat in andere gemeenten (Steenbergen en Roosendaal) wordt aangelegd is ons niet bekend.

Dat is een schier eindeloze reeks van vervoersbewegingen en een gebied met hoge landschappelijke- en natuurwaarden. De provincie heeft het Halsters Laag aangemerkt als natte natuurparel.

Klopt het dat er “gebiedsvreemde stoffen” zoals puin en asfalt in het gebied worden ingebracht? Is daarvoor toestemming nodig en/of verkregen?

Hoe is dit te rijmen met de huidige PAS discussie en de uitspraak van de Raad van Staten in deze?

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

WOB VERZOEK INZAKE DIKKE BOOM GOUVERNEMENTSPLEIN

BSD BSD Bergen op Zoom 28-08-2019 13:03

Bergen op Zoom, 28 augustus 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: VERZOEK WET OPENBAARHEID BESTUUR, ONS KENMERK: LVDK/19012.

Geacht College,

De afgelopen jaren heb ik met regelmaat gezien dat aan de Dikke Boom en aan zijn zuster op de Parade boom chirurgisch werk is verricht. De BSD-fractie verondersteld dat dit werk met rapportages, opdrachten en foto materiaal is onderbouwd.

In het kader van artikel 3 lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) verzoekt ondergetekende inzage in alle dossiers, die betrekking hebben op het onderhoud aan de plataan aan het Gouvernementsplein en aan de plataan op de Parade.

Ondergetekende verzoekt Uw College hem kennisneming van de inhoud toe te staan (artikel 7 lid 1b WOB) en met een beroep op artikel 7 lid 2 WOB de dossiers voor de verzoeker ter inzage te leggen.

In de verwachting dat U de termijnen genoemd in artikel 6 lid 1 en eventueel lid 2 WOB zult respecteren.

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

ELEKTROMAGNETISCHE STRALING I, KENMERK LVDK/19010.

BSD BSD Bergen op Zoom 14-08-2019 09:22

Bergen op Zoom, 14 augustus 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: ELEKTROMAGNETISCHE STRALING I, KENMERK LVDK/19010.

Geacht College,

Internationaal woed de 5G discussie en langzaamaan zal die ook in Bergen op Zoom ontstaan. Niet dat de gemeenteraad daarin formeel meebeslist (het Rijk heeft besluitvorming naar zich toe getrokken) maar binnen onze bevolking constateert de BSD een toenemende belangstelling voor dit onderwerp en de mogelijke consequenties die 5G kan hebben binnen ons territoir als het gaat over waar en hoe de eventuele masten en antennes komen. Elders zien wij dat die discussie al (deels) vertaald is/wordt naar een gemeentelijk zendmasten beleid. Mogelijk verdiend dat navolging in onze gemeente. Ook mag de vraag gesteld worden of gemeenten hier geen nadrukkelijke rol dienen op te eisen. Het gaat immers over de gezondheid van onze inwoners en onze flora en fauna.

Ook binnen de BSD heeft die discussie en straling in het algemeen de belangstelling aangewakkerd. Wij (ondergetekende en enkele belangstellenden) zijn begonnen metingen te verrichten waarvan wij de komende weken/maanden kond zullen doen. Uw college mag in deze te gelegener tijd nog een aantal aanvullende vragen verwachten.

De BSD is zich er van bewust dat al onze bevindingen voldoen aan de Nederlandse normen. Maar die normen zijn nagenoeg de ruimste van de wereld. Alsof de Nederlanders of Bergenaren veel beter tegen de gevolgen van elektromagnetische straling zouden kunnen dan Duitsers, Belgen, Nieuw-Zeelanders of Zwitsers. Het doet wat vreemd aan dat Nederlanders volgens de normen 2 keer beter tegen straling kunnen dan Duitsers, 9 keer beter dan Nieuw- Zeelanders en 180 keer beter dan Zwitsers (Zie bijlage met normen en onderzoeksresultaten en een foto bijlage.). Ook binnen de normen zou het streven moeten zijn dat binnen ons beleid en bij onze eigen beslissingen gestreefd zou dienen te worden naar beperking van de voortgebrachte straling.

Ondergetekende heeft op zondag 11 augustus 2019 drie meetrondes gemaakt over de Grote Markt met de HF 35 C in het meetbereik 800 MHz -2700 MHz waarmee waarden gemeten kunnen worden tot 2000 microwatt/m2. Er is omstreeks 7.30 uur, 14.00 uur en 18.00 uur gemeten. Dus tijdens een doodstille Grote Markt en een Grote Markt waar de terrassen enige menselijk vulling genoten. De gemeten variaties zijn enigszins te wijten aan het aantal bezoekers (vermoedelijk met mobieltjes in hun zakken of in gebruik) maar vooral aan de aard en aantallen van de gebruikte camera’s/sensors van de terraseigenaren. De verschillen zijn best groot. Sommige camera’s geven aanzienlijk meer straling dan andere en zijn daarmee mogelijk meer schadelijk dan andere. Ook de, door de gemeente opgehangen camera’s, vertonen opmerkelijke verschillen qua afgegeven straling.

Is uw college bereid om zowel naar ondernemers toe voorlichting te geven als bij de aankoop/vervanging van de eigen camera’s/sensors en andere apparatuur invulling te geven aan de doelstelling te komen tot stralingsarmere installaties?

Een tweede zone van meting dit weekeinde betrof het gebied rond de Dikke Boom op het Gouvernementsplein waarbij op dezelfde tijdstippen is gemeten. Op alle drie de tijdstippen waren de metingen verbijsterend hoog. Afhankelijk van de meetpositie tussen de 500 en 2000 microwatt/m2 en zelfs hoger. Nader onderzoek wees uit dat de zendinstallatie op het voormalige pand van Peek & Coppenburg de bron was van de straling. Die zendmast haalt zelfs nog op de hoek Blauwhandstraat/ Engelsestraat circa 800 microwatt/m2 en op de hoek Parade/Kerkstraat in de zichtlijn met de zendmast nog ruim 1000 microwatt/m2. Die waarden zijn, zeker als je in de meegezonden bijlage de mogelijke effecten bekijkt, buitengewoon hoog voor bewoners in de omgeving. Onderzoek van Marjorie Lundquist van de American Physical Society heeft aangetoond dat er al vanaf 0,2 microwatt/m2 een gezondheidsrisico bij zoogdieren optreed. Wat de BSD echter verbijsterend vindt is de belasting van de Dikke Boom. In de ochtend was de hoogste meting circa 1800 microwatt/m2. Bij de middag metingen sloeg de meter buiten de schaal dus meer dan 2000 microwatt/m2. En dat bij een monument! Onze Dikke Boom wordt wel beschermd tegen bijlen en zagen maar niet tegen de straling die hem naar het leven staat. Onderzoek van Alexander Lerchl (Universiteit Bremen) toont een afname van de fotosynthese van planten bij bestraling en een onderzoek van

de Landessanitätsdirektion Salsburg toont aan dat bomen lijken ziek te worden vanaf circa 7 microwatt/m2.

Uw college kan natuurlijk verwijzen naar de Nederlandse normen en stellen dat de gemeten straling daaraan voldoet. Besef dan dat deze normen zijn opgesteld in 1998 met de kennis van toen, dat deze normen zijn gebaseerd op het koken van een zak zoutwater en dat de resultaten niet bedoeld waren om een juiste norm voor de volksgezondheid te zijn (De meting was gericht te kijken hoeveel straling er nodig was om de zak zout water van 72 kg door straling op te warmen. Er werd niet gekeken naar bijvoorbeeld eventuele DNA schade door de straling. Dit alles gebeurde ruim voor de tijd dat mobieltjes en smartphones gemeengoed werden. Met de kennis van nu vraagt de BSD fractie uw college aandacht voor het behoud van de Dikke Boom en voor de bewoners die de straling van dit soort zenders ondergaan.

Wat kan uw college doen om bewoners, plant en dier in de omgeving van dit soort zenders beter te beschermen?

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

OP HET VERKEERDE BEEN GEZET, KENMERK LVDK/19009.

BSD BSD Bergen op Zoom 28-07-2019 18:32

Bergen op Zoom, 28 juli 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: OP HET VERKEERDE BEEN GEZET, KENMERK LVDK/19009.

Geacht College,

Op 12 september en op 8 oktober 2018 stelde ondergetekende middels vragen ex art. 36 over de verkochte grond rond de Berk. In de brief van 8 oktober 2018 kenmerk LVDK/18035 ging ik in op uw antwoord op mijn brief van 12 september, kenmerk U18-014069 waarin u  “anterieure afspraken” memoreerde. In mijn brief van 8 oktober schreef ik: “Uw college geeft tevens aan dat er anterieure afspraken worden vastgelegd om het kostenverhaal te regelen. Voor een beoordeling of de verkoopprijs plus de inhoud van de voorgenomen anterieure afspraken tot een meer reële opbrengst leiden, ontvangt de BSD-fractie graag een overzicht van de verdeling in vierkante meters van de huidige bestemming van de verkochte 26.967 vierkante meter gronden en de voorgenomen bestemmingsplantechnische veranderingen in vierkante meters en de dan, naar de BSD-fractie aanneemt, op basis van de anterieure overeenkomst bijbetaling in euro’s”. Op basis van uw antwoord: “De ruimtelijke invulling en de gevolgen hiervan voor de exploitant / eigenaar van de huidige en toekomstige horeca op het eiland zijn sterk afhankelijk van wat er uit de gesprekken met de provincie komt. Wanneer hier helderheid over ontstaat kunnen concrete bedragen voor afdracht aan infrastructuur, parkeergelegenheid, bouwleges en dergelijke anterieur vastgesteld worden. Pas wanneer deze informatie allemaal in beeld is kunnen wij de eindafrekening opmaken”. Was mijn interpretatie dat er buiten ‘kosten’ ook een ophoging van de verkoopprijs zou plaatsvinden.

Bij een grondtransactie waarbij onzekerheden rond een bestemmingsplanwijziging bestaan is het volstrekt gebruikelijk dat als die onzekerheden zijn weggenomen er een ‘bijbetaling’ plaatsvind die verder gaat dan ‘gemaakte kosten’. Vandaar dat ik na uw antwoord daarvan uitging en dat de eindafrekening zou bestaan uit de gemaakte kosten en een opplussen van de grondprijs vanwege de gestegen waarde op basis van de dan wel heldere bestemmingen.

Herlezen van uw antwoord, hoewel vermoedelijk juridisch/financieel correct geformuleerd, doen mij inzien dat uw college klaarblijkelijk zo blij is met de ontwikkeling ter plaatse dat besloten is tot een ‘onderhandse’ subsidie.

Ik moet naar mij zelf kijken omdat ik klaarblijkelijk te makkelijk uit ben gegaan van de goede bedoelingen van uw college en van correct handelen. Waarbij in de ogen van de BSD, nu blijkt, dat uw college voorbij is gegaan aan het financiële belang van de gemeente en aan de mogelijk concurrentievervalsende elementen als een ondernemer op deze wijze bevoordeeld wordt.

Ik voel mij op het verkeerde been gezet en menige burger zal zeggen/denken dit stink!

Hier is een nadere uitleg vereist.

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

BOA OF LOKAAL POLITIEAGENT?

BSD BSD Bergen op Zoom 07-07-2019 09:40

| jaar 6 | nummer 259 |

| 07-07-2019 | 11.40 uur |

| BEZUINIG JE BLAUW, BURGER IN HET NAUW |

Op 1 januari 2013 is de nationale politie ingevoerd. De nationale politie zou ervoor moeten zorgen dat samenwerking in de regio bespoedigd werd, en stiekem werd er natuurlijk ook een bezuinigingsslag geslagen. Door de centralisatie van de nationale politie is inderdaad de samenwerking en informatie-uitwisseling verbeterd. Echter, door de bezuinigingsslag heeft de capaciteit van de politie een klap gehad, en dat is te zien in de samenleving. Veel burgers geven aan dat de autoriteiten niet voor hen klaarstaan, en dit draagt bij aan het gevoel van onveiligheid.

Deze geluiden bereiken ook al een aantal jaar de raadszaal van Bergen op Zoom. Elke bespreking over veiligheid bevat wel de slogan “meer blauw op straat”, ondanks dat het zeggenschap van de gemeente op dit onderwerp nihil is. Welke troef tovert de lokale politiek dan altijd uit de hoge hoed? De BOA; bijzonder opsporing ambtenaar. Afgezien van de beperkte mogelijkheden door de barre financiële situatie van de Bergse staatskas, zou het vast goed zijn als er meer capaciteit voor de BOA’s vrijgemaakt worden. Zo vond ook Lijst Linssen tijdens de raadsbespreking van het beleidskader. Daarom hadden zij een motie ingediend met de noodkreet om twee extra BOA’s toe te voegen aan het domein openbare ruimte. Deze motie vond ik zo opvallend omdat hij een jarenlange politieke tendens beschrijft die inmiddels op een hoogtepunt komt, dat ook in de motie beschreven staat: de BOA ter vervanging van het schaarse politieapparaat dat handen en voeten te kort komt. In de motie stond dit in de overwegingen benoemd door aan te geven dat de nationale politie overbelast is en de wijkagent onvoldoende tijd heeft om zijn of haar taak volwaardig uit te voeren. Als klap op de vuurpijl komt in het dictum, zonder enige overwegingen, dat BOA’s bewapend moeten worden met pepperspray en een wapenstok “omdat zij niet of onvoldoende kunnen optreden”.

De discussie over het standaard bewapenen van BOA’s steekt in het hele land de kop op. Toeval? Of zou het dan toch echt komen door de nationale leegroof van het politieapparaat? Kortom, lokale spierballen voor een nationaal probleem veroorzaakt door nationaal beleid. Daarnaast vind ik het ook bijzonder gevaarlijk om zonder enige overweging te stellen dat de gemeente het initiatief moet nemen om onze BOA’s standaard te bewapenen. Laten we ons verdiepen in het concept van het geweldsmonopolie. De filosoof Weber stelde dat onze gemeenschap in vrede kan leven als geen enkele entiteit het recht heeft tot het toepassen van geweld, behalve deze exclusieve entiteiten die door de overheid zijn aangewezen, zoals onze krijgsmacht en de politie. Dit zodat het verbod op geweld, en de regels die gelden binnen onze staat gehandhaafd kunnen worden.

Indien onze BOA’s standaard bewapend worden, betekent dat dus dat de toegang tot dit exclusieve geweldsmonopolie uitgebreid wordt. Een verandering in zo’n cruciale structuur in onze staat moet daarom goed onderbouwd worden. De onderbouwing dat een andere entiteit die deze bevoegdheid wel heeft, namelijk de politie, kapot bezuinigd is, is helaas geen legitieme reden. Met deze argumentatie kan iedereen bewapend worden die zich in risico werk bevindt. Dit begint met de treinconducteur, die regelmatig in aanraking komt met agressie, en voor je het weet zal de medewerker van de ernstigste GGZ-afdeling zich ook moeten bewapenen. Want in de moderne samenleving verzinnen we andere oplossingen voor het gebrek aan de luxe van voldoende politiecapaciteit.

Manuela van Gent

VRAGEN EX ART. 36 INZAKE IN 2018 OPGELEGDE DWANGSOMMEN, KENMERK LVDK/19008

BSD BSD Bergen op Zoom 02-07-2019 18:22

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: VRAGEN EX ART. 36 INZAKE IN 2018 OPGELEGDE DWANGSOMMEN, KENMERK LVDK/19008.

Uit de jaarstukken 2018 blijkt dan in dat jaar 190.000 euro aan dwangsommen is geïnd bij handhavingstaken en dat deze opbrengst niet geraamd was.

Naar aanleiding van dit gegeven heeft de BSD-fractie een aantal vragen:

Bestuursdwang in de vorm van het opleggen van dwangsommen is een algemeen aanvaard middel in de handhavingspraktijk. Waarom wordt er dan geen opbrengst van dwangsommen geraamd?

Het niet ramen van een opbrengst aan dwangsommen wekt de indruk dat het opleggen van dwangsommen tot 2018 niet in de Bergse handhavingspraktijk werd toegepast. Waarom was dat in 2018 dan wel het geval? Wat is de achtergrond van deze mogelijke beleidswijziging?

Hoeveel handhavingszaken betreft het?

In hoeveel zaken heeft het opleggen van een dwangsom in het jaar 2018 geleid tot het gewenste doel en bij hoeveel zaken is de verwachting dat het opleggen van een dwangsom uiteindelijk zal leiden tot het gewenste doel (het beëindigen of corrigeren van de overtreding)?

Vindt er ook teruggaaf van dwangsommen plaats als uiteindelijk het gewenste handhavingsresultaat is bereikt en is er voor dergelijke gevallen een handelingsprotocol?

WOB ONDERZOEK NAAR DE SCHELP, KENMERK LVDK/19007

BSD BSD Bergen op Zoom 11-06-2019 23:17

Bergen op Zoom, 11 juni 2019

Aan het College van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

BETREFT: WOB ONDERZOEK NAAR DE SCHELP, KENMERK LVDK/19007.

Geacht College,

Waarnemingen WOB onderzoek stukken aanbesteding/gunning/realisering zwembad de Schelp:

– Er zijn geen opleveringsstukken meer beschikbaar.

– In het bestek genoemde adviesstukken bijvoorbeeld ten aanzien van de toe te passen verfsystemen zijn niet meer beschikbaar.

– De in het bestek voorgeschreven keuringsrapporten van de toegepaste of toe te passen materialen zijn niet meer beschikbaar.

– Er zijn geen stukken aangetroffen waaruit is af te leiden dat de gebruikte materialen, bijvoorbeeld het thermisch verzinkt staal, voldeed aan de in het bestek gestelde normen. Van steekproeven, bijvoorbeeld simpele hardheidsproeven, is niets te vinden.

– Het meer- en minderwerk is slechts éénregelig, vaak met slechts enkele steekwoorden omschreven.

– Een eerder bestek, dat niet is uitgevoerd omdat de aanbesteding/gunning niet rechtmatig was, bleek niet meer beschikbaar. De kosten van dit eerdere bestek zijn wel ten laste gebracht van het oorspronkelijke budget (verklaring oud wethouder van de Water)

– Het bouwkundig bestek is opgesteld door Hevo Bouwmanagement BV. (P. Eggink)

– De architect was van Jan Brouwer associates (N. van Veen)

– De gehanteerde voorschriften en richtlijnen voor het metaalconstructiewerk voldeden aan de in februari 1997 (datum opgesteld bestek) gestelde richtlijnen.

– De in het bestek voorgeschreven kwaliteitsrapporten of een voorgeschreven “abnahmeprüfzeugnis” voor het laswerk zijn niet meer beschikbaar.

– Er zijn geen fabriekscontrole attesten in de stukken aangetroffen.

– Voor de bevestigingsmiddelen is RVS AISI 316 voorgeschreven.

– Voor verbindingsmiddelen is RVS AISI 304 of 316 voorgeschreven.

– Van de in “agressief milieu” toe te passen “kunststof isolatieringen” wordt wel de dikte (tenminste 3 mm) voorgeschreven niet de samenstelling of kwaliteit).

– Voor vrijwel alle metalen objecten (zoals hekwerken, leuningen, ophangconstructies, beugels, enz. ) is RVS AISI 316 voorgeschreven.

– Voor de dekverfsystemen is verf op basis van alkydhars of op basis van epoxy-alkyd voorgeschreven.

– “Van de aannemer zal een door de verffabrikant en schilderonderaannemer mede-ondertekende garantieovereenkomst, volgens de daarvoor door de Vereniging van Vernis- en Verffabrikanten in Nederland en door het bedrijfsschap Schilderbedrijf gemeenschappelijk opgestelde richtlijnen, worden verlangd voor de kwaliteit van de verfprodukten en over de juiste verwerking daarvan op de aangeboden ondergronden. Vanwege de fabrikant moet in verband met de door hem gegeven garantie, controle op de uitvoering van het schilderwerk. Door de verffabrikant moet vooraf een verftechnisch advies aan de directie worden overlegd.” Dit advies noch de garantieovereenkomst is bij de stukken aangetroffen.

– In het beheersplan realisatie nieuwbouw zwemaccommodatie van Hevo is ten aanzien van de kwaliteit van het bestek te lezen: “Het bewaken van de kwaliteit beschouwt Hevo als een van de hoofdtaken. Het gaat daarbij zowel om de proceskwaliteit als om de productkwaliteit. De productkwaliteit zal in belangrijke mate een afgeleide zijn van het bestek en tekeningen. In het bestek, zie punt 1.2., is de te behalen kwalitatieve en kwantitatieve norm vastgelegd. Binnen de projectorganisatie zal ernaar gestreefd worden een optimale kwaliteit te bereiken binnen de budgettaire kaders.”

– De verslagen van de ‘adviseursoverleggen’ zijn niet compleet.

– Op basis van het bestek kan ik niet helder krijgen of en hoe het doek in het zwemgedeelte in het bestek zat. Het lijkt later opgekomen. In het meer-minderwerk duikt het doek op zonder dat ik het startpunt helder krijg (wegens het ontbreken van enkele verslagen ). Mijn vermoeden is in mei 1999 of daarvoor omdat toen een vraag omtrent het doek aan de architect is gesteld. Afhandeling wordt gemeld op 8 september 1999. Dat lijkt een lange afhandelingstijd.

– In een verlag over meer- minderwerk d.d. 5 november 1999 kwam ik de volgende tekst tegen: “Het is gebleken, dat bij een aanname van de vertragingsfactor van het plafonddoek, destijds niet juist is geweest voor wat betreft de omgevingstemperatuur boven het doek en met name rond de kokers (diameter 200). Hierdoor ontstaat condens, zodat alsnog isolatie is aangebracht, om dit te voorkomen.”

Ik heb gesprekken gehad met drie oud-wethouders over de Schelp. Daar kwamen de volgende punten naar voren:

– Klopt in het ontwerp de afstand (in de buitenwand) tussen de luchtaanvoer en de luchtafvoerpijpen wel?

– Klopt de afzuigroute door het gebouw wel in relatie met het ontwerpgebruik en het huidige gebruik?

– Zijn de concentraties CL++ ionen in het gebouw wel overeenkomstig de ontwerp uitgangspunten?

– Hebben tussentijdse verbouwingen/aanpassingen in het gebouw de luchthuishouding niet ontregeld? Denk aan het gebruik van magazijnruimten.

– Wat is de rol van ‘Sportfondsen’?

– Als bezuiniging zijn de installaties ontworpen op 230.000 bezoekers per jaar. Oorspronkelijk was dat 300.000. Terwijl in het raadsvoorstel We/25 van 29 september 1995 het uitgangspunt nog 400.000 bezoekers was. Wat zijn de werkelijke getallen en kunnen de huidige installaties dat aan?

– De bedoeling was dat in het kader van onderhoud en/of inspectie het ‘zeildoek’ met regelmaat verwijderd zou worden. Is dat ook gebeurd en wat waren de bevindingen?

– Is er met het zeildoek rekening gehouden met de “hangbelasting”?

– De afdeling sport was verantwoordelijk voor de bouw. Wat was de rol van ‘vastgoed’ en was het niet beter geweest als zij als deskundigen de bouw hadden begeleid?

– Garanties golden veelal voor vijf jaar. Wat is de rol van de architect geweest in schadebeperkende zin? Heeft hij zijn zorgplicht ingevuld?

Vragen naar aanleiding van het BSD onderzoek die beantwoording c.q. verantwoording verdienen

In 2004 verscheen de “Praktijkrichtlijn voor inspectie en onderhoud van (ophang)constructies, bevestigingsmiddelen en voorzieningen in overdekte zwembaden”. Deze praktijkrichtlijn is in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, samengesteld door het Nederlands Corrosie Centrum in samenwerking met TNO Industrie en TNO Bouw. Een citaat uit deze praktijkrichtlijn had iedereen in zwembadland wakker moeten schudden:

“De eerste inspectieresultaten lieten zien dat in de laatste jaren in veel gevallen RVS is toegepast in plafondophangingen en in (ophang)constructies van luchtkanalen, leidingen en andere bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden. Het betreft hier de standaard RVS typen 18Cr10Ni (zoals AISI 304) en 18Cr10NiMo (zoals AISI 316), die in het bad of in de spatwaterzone veelvuldig zonder probleem worden toegepast. Onder specifieke omstandigheden blijken deze materialen echter gevoelig te zijn voor zogenaamde spanningscorrosie (Stress Corrosion Cracking: SCC), waarbij scheurenvorming relatief snel op kan treden en tot breuk kan leiden. Deze specifieke omstandigheden blijken zich met name voor te doen bóven het bad, waar een nagenoeg met chloriden verzadigde dunne vochtfilm op deze materialen kan ontstaan en ongehinderd kan inwerken (er treedt geen verdunning op door badwater). Genoemde standaard RVS typen zijn daarmee volstrekt ongeschikt voor gebruik in dragende constructies boven het bad in overdekte zwembaden.”

Zijn er na het verschijnen van deze praktijkrichtlijn, in 2004 of daarna, acties ondernomen, en zo ja welke, om de RVS 304 en 316 bouten en moeren in de Schelp te monitoren, inspecteren of te vervangen?

Zo nee, waarom niet?

Naar de menig van één van de oud-wethouders is bij de bestekopdracht gesproken over de alternatieven voor RVS 304 en 316. Naar zijn mening is de uiteindelijk keuze om financiële redenen gemaakt met als medeargument dat de toepassing van RVS 304 en 316 binnen de toen geldende richtlijnen viel. Is deze keuze binnen het college van B&W ooit aan de orde geweest en wat waren de uitgewisselde argumenten?

Klopt in het ontwerp de afstand tussen de luchtaanvoer en de luchtafvoerpijpen wel? Kan hier onderzoek naar gedaan worden?

Klopt de afzuigroute door het gebouw wel in relatie met het ontwerp gebruik en het huidige gebruik? Kan hier onderzoek naar gedaan worden of is er bij verbouwingen onderzoek naar gedaan?

Zijn de concentraties CL++ ionen in het gebouw wel overeenkomstig de ontwerp uitgangspunten? Kan hier onderzoek naar gedaan worden? Zijn hier metingen van de afgelopen 10 jaar beschikbaar?

Hebben tussentijdse verbouwingen/aanpassingen in het gebouw de luchthuishouding niet ontregeld? Denk aan het gebruik van magazijnruimten. Kan hier onderzoek naar gedaan worden?

Wat is de rol van ‘Sportfondsen’? Heeft het college ooit overwogen tot onafhankelijk onderzoek naar de adviesrol van ‘Sportfondsen’? Is ooit de rol van ‘Sportfondsen’ op landelijke schaal geëvalueerd? Wat waren daarvan de uitkomsten?

Als bezuiniging zijn de installaties ontworpen op 230.000 bezoekers per jaar. Oorspronkelijk was dat in het bestek 300.000. Terwijl in het raadsvoorstel We/25 van 29 september 1995 het uitgangspunt nog 400.000 bezoekers was. Wat zijn de werkelijke getallen en kunnen de huidige installaties dat aan?

De bedoeling was dat in het kader van onderhoud en inspectie het ‘zeildoek’ met regelmaat verwijderd zou worden. Is dat ook gebeurd en wat waren de bevindingen?

Is er met het zeildoek rekening gehouden met de “hangbelasting”?

De afdeling sport was verantwoordelijk voor de bouw. Wat was de rol van ‘vastgoed’ en was het niet beter geweest als zij als deskundigen de bouw hadden begeleid?

Garanties golden veelal voor vijf jaar. Wat is de rol van de architect geweest in schade beperkende zin? Heeft hij zijn zorgplicht ingevuld? Heeft de architect naar aanleiding van de in 2004 verschenen “ Praktijkrichtlijn voor inspectie en onderhoud van (ophang)constructies, bevestigingsmiddelen en voorzieningen in overdekte zwembaden” richting de gemeente actie ondernomen om te wijzen op de risico’s van de gebruikte RVS 304 en 316 bouten en moeren en heeft hij suggesties gedaan hoe met deze risico’s om te gaan?

Is er de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de “kunststof isolatieringen”?

In mijn brief d.d. 11 augustus 2018 kondigde ik het volgende vervolg aan:

“Gezien de bevindingen op basis van de stukken betreffende de aanbesteding/ gunning/ realisering zwembad de Schelp, heb ik de behoefte een aantal zaken nader te onderzoeken.

Daartoe verzoek ik met een beroep op de WOB inzage in alle onderhoudsrapportages, inspecties, metingen aan de lucht in het gebouw en in de aan- en afzuigsystemen, jaarverslagen en verslagen van de raad van commissarissen of raad van toezicht vanaf de opening in 1999.”

Het heeft een aantal maanden geduurd alvorens de gemeente een aantal van de gevraagde stukken ter beschikking stelde. Daarna ben ik door ziekte, zowel van mijn echtgenote als van mezelf langdurig niet in staat geweest nader onderzoek te doen.

De aanvullende stukken betreffende de aanbesteding/ gunning/ realisering zwembad de Schelp heb ik ondertussen in kunnen zien. Verslagen van de raad van commissarissen of raad van toezicht vanaf de opening in 1999 zijn tot mijn spijt tot op de dag van vandaag niet vrijgegeven voor nader onderzoek.

Bevindingen aan de laatste vrijgegeven documenten

De inhoud van de stukken zijn een litanie van klachten en problemen over vooral bouwkundige, lucht- en klimaatproblemen in de periode vanaf de oplevering tot mei 2004. Over de periode na 2004 heb ik behoudends jaarverslagen geen stukken ontvangen.

Enkele veelzeggende constateringen/citaten:

Uit het proces-verbaal van oplevering d.d. 27 oktober 1999 blijken problemen met condens- en temperatuurbeheersing.

“Tot drie maal toe hebben wij in de bouwvergaderingen hiervoor gewaarschuwd, terwijl het in feite onze directe verantwoording niet heeft. Men heeft hier niet op gereageerd, althans geen aanpassende besluiten genomen ten aanzien van de keuze van het glas.” (10 december 1999) Citaat uit een brief van een leverancier over de keuze van de beglazing.

Uit een telefax van het hoofd sport blijkt dat tussen de opening (september 1999) en eind maart 2000 de onderwaterverlichting al twee keer is vervangen.

“Het probleem is dat de aangebrachte dampdichte laag op verschillende plaatsen niet dampdicht is aangesloten is. Vandaar een opeenhoping van condens met alle mogelijke kwalijke gevolgen van dien.” (17 mei 2000)

“Perplex stond ik echter van de slordige en provisorische wijze waarop isolatiemateriaal is aangebracht een gebouw van 25.000.000 gulden onwaardig.” (22 mei 2000 in een telefax van het hoofd sport)

“Zoals gezegd zijn er inmiddels tien maanden verstrekken, feitelijk zonder enig tastbaar resultaat. Een betreurenswaardige zaak die alle partijen zich mogen aantrekken. Gezien de ernst van de situatie met mogelijk vergaande consequenties heb ik de wethouder van sportzaken, de heer C. van der Weegen, uitvoerig geïnformeerd. “ ( 11 juli 2000) (hoofd sport over de luchtbehandeling en klimaatbeheersing).

“De gebrekkige beschrijving van het bouwkundige bestek” “De op alle fronten doorgevoerde bezuinigingen gaan nu opbreken.” “Er was geen goede afstemming tussen het ene en het andere bestek.” “Daarnaast laat de kwaliteit van uitvoering grovelijk te wensen over.” “Deskundige uitvoering laat het ook hier afweten en houdt zich verre van een kritische kijk op eigen functioneren.” ( 2 oktober 2000) B&W notitie van het hoofd sport.

“Wat het houten plenum betreft blijven wij ten volle bij ons standpunt, dat het plenum slordig en onoordeelkundig is aangebracht en zelfs los van de functie die het heeft niet de duurzaamheid bezit om te worden aangemerkt als een bouwkundig onderdeel van het gebouw.” (27 maart 2001)

“Het gaat immers niet zo zeer om de vraag of de gemeente nog middelen heeft of middelen kan vrijmaken, maar meer om de vraag of destijds juist is gehandeld, de juiste (bezuinigings-) besluiten zijn genomen.” (27 maart 2001) memo hoofd sport.

In november 2003 wijst de directie van de Schelp het college op een onveilige situatie bij het recreatiebad bij zonnig weer omdat door schittering op het water het toezicht “ernstig bemoeilijkt” wordt. Er wordt net als onder (2) gewezen op de glaskeuze en de suggestie gedaan hetzelfde glas te gebruiken als bij de sporthal. Het probleem van de onjuiste ZTA waarde!

In een nota d.d. 25 februari 2004 worden de lucht/klimaat/condens-problemen geweten aan het feit dat het aantal aan/afvoer kokers bij de bouw van twaalf (12) is teruggebracht naar acht (8).

Ondanks dat ander glas de werk- en verblijfklimaatproblemen in het kantoor, de horeca en de entreehal en de veiligheid bij het recreatiebad zou op kunnen lossen, werd er bij raadsbesluit van 27 mei 2004 geen geld (benodigd 65.000 euro) voor ter beschikking gesteld.

Wat opvalt is dat leveranciers van installaties zelden aanboden om bij onderhoud ook rapportages op te stellen.

(Voorlopige) conclusies:

A. Het aanbesteding/gunning/realisering dossier van zwembad de Schelp is verre van compleet. Belangrijke documenten (keuringsrapporten, certificaten, opleverdocumenten), die inzicht zouden kunnen verschaffen in de uiteindelijke kwaliteit van het gerealiseerde gebouw, ontbreken. Dat maakt het onmogelijk om op basis van documenten met enige zekerheid te weten wat de kwaliteiten waren bij oplevering, laat staan wat de te verwachten kwaliteit is nu.

B. De verantwoording van meer- en minderwerk is armzalig. Vaak beperkt tot een enkele zin of steekwoorden en guldens. Ook de verslagen van adviseurs- of bouwoverleggen zijn in dat kader weinig informatief. Dit maakt het verder onmogelijk te komen tot een reëel oordeel over de kwaliteit bij oplevering.

C. Het niet (meer) aanwezig zijn van het verfadvies (zo dat er is geweest) maakt het moeilijk om te kunnen oordelen over de kwaliteit van het uitgevoerde of beoogde onderhoud aan verfsystemen.

D. In zowel de stalen constructie als in allerlei andere ophang- en verbindingselementen zijn de sinds 2004 als volstrekt ongeschikte (voor overdekte zwembaden) RVS typen gebruikt. Het is dan ook voor de BSD-fractie onbegrijpelijk dat niet reeds vanaf 2004 maatregelen zijn genomen c.q. de gemeenteraad is geïnformeerd over hoe met het probleem van de (op termijn) noodzakelijke vervanging van deze RVS typen moet worden omgegaan.

E. De keuze van Hevo Bouwmanagement BV en het architectenbureau waren keuzen voor de te verwachten kwaliteit. Beide hadden in 1999 een goede naam en werden deskundig geacht.

F. De gehanteerde voorschriften en richtlijnen voor het metaalconstructiewerk voldeden aan de in februari 1997 geldende richtlijnen, hoewel in documentatie rond het onderwerp van corrosiebestendigheid en de geschiktheid van de gebruikte RVS typen in zwembaden reeds vragen werden gesteld.

G Vanaf het moment van ingebruikname zijn er ernstige problemen met de verblijfskwaliteit, lucht- en klimaatproblemen waarvan het hoofd sport keer op keer melding deed en duidelijk van zijn hart geen moordkuil maakte. In een voor een ambtenaar soms stevig taakgebruik maakte hij naar leveranciers en naar zijn politieke bazen duidelijk dat er veel niet deugde. Helaas zonder veel resultaat!

H. Wat een ernstige beperking is geweest om te komen tot een kwalitatief zwembad is het beschikbare budget, dat reeds deels was gebruikt voor het maken van een bestek wat niet is gebruikt. Het volgende citaat uit het “beheersplan realisatie nieuwbouw zwemaccommodatie van Hevo” geeft een inkijk in de manier waarop werd gedacht.

“Het bewaken van de kwaliteit beschouwt Hevo als een van de hoofdtaken. Het gaat daarbij zowel om de proceskwaliteit als om de productkwaliteit. De productkwaliteit zal in belangrijke mate een afgeleide zijn van het bestek en tekeningen. In het bestek, zie punt 1.2. is de te behalen kwalitatieve en kwantitatieve norm vastgelegd. Binnen de projectorganisatie zal ernaar gestreefd worden een optimale kwaliteit te bereiken binnen de budgettaire kaders.” Niet de kwaliteit was bepalend maar het beschikbare budget!!!!!!

Vervolg

Het BSD-onderzoek komt in de eindfase. Het is spijtig en misschien wel veelzeggend dat verslagen van de raad van commissarissen of raad van toezicht vanaf de opening in 1999 tot op heden spijtig genoeg niet zijn vrijgegeven voor nader onderzoek. Dat zou alsnog moeten gebeuren!

Wat het recente nadere onderzoek heeft opgeleverd, is dat slechts weinig leveranciers in hun onderhoudsoffertes hebben aangegeven daarbij rapportages te leveren. Nedalo BV en KWB Kunststofwerktuigbouw BV deden dat wel. Deze rapportages zou ik met een beroep op de WOB alsnog willen inzien.

Ten aanzien van het nu lopende externe onderzoek naar de sluiting van zwembad De Schelp (Raadsbesluit RVB18-0067) is het advies van de BSD-fractie onze bevindingen mee te nemen en mogelijk de op de pagina’s 3 en 4 van deze brief opgeworpen veertien vragen te beantwoorden.

Uw reactie/ handelen afwachtend,

met vriendelijke groet,

namens de BSD-fractie,

Louis van der Kallen.

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.