“Wiens hoofd van boter is, die moet gedurig schromen. Die moet niet aan het vyer, of voor den oven komen.” Een spreuk uit de zeventiende eeuw uitgesproken door Jacob Cats, een Nederlandse dichter, advocaat en politicus. Het betekent zoiets als wel commentaar hebben op een ander ondanks dat men zelf ook niet een ongeschonden blazoen heeft. Dit gezegde schoot mij door het hoofd op het moment dat bekend werd gemaakt dat wethouder Postma besloten had de kuierlatten te nemen. De opmerking dat het college gewoon zo door wilde gaan triggerde mij. Afgelopen zomer gonsde het wekenlang van geruchten over verstoorde werkrelaties binnen de gemeentehuismuren. Om hier duidelijkheid in te krijgen werd tijdens de zomerreces op 21 juli jl. een presidiumbijeenkomst belegd.

Het presidium is een procedureel overlegplatform waarbij alle fractievoorzitters van de zittende partijen aan deelnemen. Allerhande zaken worden besproken zoals bestuurlijke aangelegenheden, vertrouwelijke en ook persoonlijke onderwerpen. Na vooroverleg werd een bijeenkomst nodig geacht om te achterhalen wat er daadwerkelijk waar was van de ontstane verdeeldheid. Met een breed gedragen motie- waarbij enkele bezuinigingen konden worden terug gedraaid- werden we pijnlijk geconfronteerd met de solitaire acties van de wethouder. Uit diverse media bleek dat haar uiteindelijke vertrek alles te maken had met het niet kunnen realiseren van eigen doelstellingen. Idealist zijn is niks mis mee tenzij men daarin doorschiet en volledig in beslag worden genomen door een overdreven plichtsgevoel waarbij voorbij wordt gegaan aan het uiteindelijke doel.

Samenwerken wordt eigenlijk onmogelijk tenzij iedereen zich geheel aanpast in werk- of denkwijze. Tja, en binnen een democratie is dat vrijwel onmogelijk. Daar waar de nu inmiddels opgestapte wethouder, haar functie eerder wel veilig wilde stellen, wilden enkele partijen niet de wind door de hekken laten waaien. Hun werd- dankzij de wethouder-gelegenheid gegeven de democratie te ontkrachten, het zittende college naar huis te sturen en zelf daarin plaats te nemen. In onze democratische cultuur lijkt het dat regels en wetten gemaakt door een meerderheid moreel ook altijd juist zijn. Ik vraag me weleens af of dat ook altijd zo is. In de politiek bekruipt mij namelijk steeds vaker het gevoel dat de democratie niets moreels meer heeft en lijkt het de vrije wil om keuzes te maken steeds meer te onderdrukken. Als gemeentebestuurders moeten wij voldoen aan het verwachtingspatroon van de burgers, daarvoor zijn wij gekozen. Als dat niet meer lukt, wij bepaalde situaties niet bijstellen of niet kunnen openstaan voor gezamenlijk overleg, zijn wij niet capabel bepaalde doelen richting te geven en zouden we het veld moeten ruimen.

Lineke Kingma, VVD raadslid