Raadsleden moeten meer volksvertegenwoordiger zijn

Door de lage opkomst bij verkiezingen wordt de roep om meer directere vormen van democratie steeds luider. Vooral zogeheten burgerraden met aanmerkelijke invloed zouden in trek zijn. Deze uit ‘gelote’ inwoners bestaande organen kunnen verschillende tekortkomingen van gekozen parlementen compenseren, menen voorstanders.

Helaas berust de opvatting dat burgerraden een aanwinst zijn voor de democratie op misverstanden. Zo hoor je de pleitbezorgers van het instrument ‘loting’ tot vervelens toe zeggen dat burgers weinig tot geen vertrouwen meer hebben in degenen die gekozen zijn in de gemeenteraden. Almeloërs moeten kunnen meepraten over het beleid van hun gemeente, maar zal de politiek luisteren naar hun stem?

Goede kans dat burgers wantrouwend zullen zijn, zeker wanneer ze hebben ervaren dat inspreken en voorlichtingsavonden veelal tot niets leidden. Wie zegt dat de ideeën uit het burgerberaad dan uitgevoerd zullen worden? Een burgerberaad is niet veel meer dan een selecte groep mensen die een geïsoleerd onderwerp moet bespreken, teneinde tot een stel aanbevelingen te komen om te kunnen zeggen: dit is de wil van het volk.

De sleutel voor de verdere verdieping en versterking van burgerparticipatie ligt zonder twijfel bij de raad. Als volksvertegenwoordiging vormt de gemeenteraad het scharnierpunt tussen de burgers en de gemeente. Een raadslid moet de inwoners vertegenwoordigen. Hij heeft contact met de bevolking om te weten wat er speelt. Zo kan hij bij het nemen van besluiten de belangen van de inwoners goed afwegen.

Een raadslid moet weten wat zijn rechten zijn zodat hij door het bestuur niet met een kluitje in het riet kan worden gestuurd. Ook moet hij niet de problemen van de wethouder oplossen, want dan word hij ambtenaar. Hij staat als raadslid open voor de geluiden van de straat, zelfs voor geluiden die hem niet bevallen. Want iedere melding kan de eerste steen zijn van wat een schandaal kan zijn.

Veel raadsleden bezwijken onder een aanhoudende papierstroom en een uitdijend vergadercircus. Een geestelijke gevangenis waarin ze zich laten opsluiten. Je kunt ze bijna geen volksvertegenwoordiger meer noemen. Ze zijn steeds meer de verlengde arm van de bureaucratie. Raadsleden moeten stoppen professional te willen zijn. En ze moeten meer op hun strepen staan.

Geen enkele volksvertegenwoordiger is verplicht om klakkeloos de politieke agenda van gemeente te volgen. Het stellen van eigen prioriteiten en het werk maken van contact met de burger zijn zaken die ieder raadslid op welke plek dan ook zelf kan doen. Dat vraagt een eigen agenda en de kracht om dwars tegen de huidige gang van zaken in het contact met de burger centraal te stellen en niet te verworden tot een vergadertijger.

Raadsleden worden veel te veel het gemeentehuis ingezogen. Ze moeten de deur uit, om de verbinding met inwoners en andere partners te leggen. Die verbindende rol van raadsleden is cruciaal in een vitale democratie.’

De Raad op Straat was in 2012 een doorslaand succes. Dit is een laagdrempelige manier om met mensen te praten over wat hen bezighoudt. Bovendien kunnen we ons als raadsleden goed profileren, want we zijn bij veel mensen nog onbekend.