In het werk als bestuurder, ambtenaar of raadslid hebben wij dagelijks te maken met participatie. Niets is een zo vanzelfsprekend uitgangspunt als een goede communicatie met de omgeving en niets blijkt in de praktijk moeilijker te zijn dan dat.

Laten we beginnen met de bestuurder:

De weerbaarheid van de lokale democratie staat of valt met vaardige bestuurders die verschillende visies en uiteenlopende belangen durven te benoemen, en die tegelijkertijd in verbinding kunnen blijven met hun inwoners. Betrokken en communicatief zijn daarbij voorwaarden. Soms zijn bestuurders toch echt iets te optimistisch als het om de eigen kwaliteiten gaat. Ze beoordelen zichzelf opvallend vaker als ‘als creatief”, ‘gedreven’ en ‘toegankelijk’ dan dat ze als zodanig door hun omgeving worden beoordeeld. Bekwaamheid en betrouwbaarheid en betrokkenheid zijn immers eigenschappen van geloofwaardige bestuurders. Daarnaast moet een bestuurder daadkrachtig zijn en onafhankelijk kunnen denken en handelen. Ook moet een bestuurder er voor zorgen dat burgers hen als eerlijk en integer beschouwen en dat hij oprecht is in zijn handelen. Betrokkenheid tot slot heeft betrekking op het ervaarde empathisch vermogen van bestuurders: de mate waarin zij opkomen voor de belangen van alle inwoners om zo de schijn van belangenverstrengeling  te vermijden.

De ambtenaar:

Ook de ambtenaar zal hierbij, burgers actief moeten benaderen om verhalen op te halen en voorwaarden te creëren zodat burgers het initiatief kunnen nemen. Heb je als burger een ambtenaar tegenover je die oprecht met je meedenkt en vaardig communiseert dan voelt dat letterlijk anders. Het is een vorm van ambtelijke empathie die de kiem kan leggen voor iets moois, met respect voor elkaars rollen. Aan ambtenaren moet de ruimte geboden worden om mee te denken met de inwoners. De ambtenaar die beleid en gemeentelijke plannen uitdenkt van achter zijn bureau bestaat niet meer. Ambtenaren moeten er op uitgaan en contact zoeken met verschillende belanghebbenden. Een ambtenaar moet net iets verder kunnen kijken, niet vanuit de bril van regels en procedures, maar verder uitgezoomd als mens. Om het gesprek dat daar gevoerd wordt en het lef van de ambtenaar om iets verder te kijken dan in eerste instantie formeel vereist is zodat de ander echt geholpen wordt.

Het raadslid:

Lokale politici die zich vier jaar lang inzetten voor de plaatselijke publieke zaak blijven vaak onzichtbaar. Een goed raadslid moet in de eerste plaats een echte volksvertegenwoordiger zijn. Zij zijn het hoogste orgaan van de gemeente, zij bepalen het beleid op hoofdlijnen. Maar ze denken te weinig na over hun eigen functioneren. Je zou kunnen verwachten dat zij dicht bij de burger staan. Meer contacten met burgers kunnen bijdragen aan het oplossen van problemen. Raadsleden moeten meer in gesprek. Voor echt gesprek zijn face-to-face-gesprekken essentioneel want achter elke boze burger schuilt een verhaal. Ook zullen raadsleden meer een rol moeten spelen in het betrekken van inwoners bij de behandeling van plannen en initiatieven zodat het minder in de raadzaal plaats vindt. Dus niet langer wachten tot raadsleden in hun natuurlijke omgeving, de raadzaal kunnen roepen wat ze er van vinden, maar meedoen, meedenken en vooral ter plaatse een absurde situatie met eigen ogen aanschouwen.

Het wederzijdse vertrouwen zal groeien zodat er een basis zal ontstaan om ook complexere problemen met elkaar op te lossen.