Als CDA zijn we al enkele jaren hoopvol waar het gaat om de aanpak en vroegsignalering schuldenproblematiek. Omdat we geloven dat het kan. Tegelijkertijd zijn we van mening dat veel kansen blijven liggen en dat er onvoldoende inlevingsvermogen in de situaties van mensen is. In de commissie MO van 12 juni lag het jaarverslag vroegsignalering voor. Want hoe werkt het nu? Bijvoorbeeld de Woningbouwstichting, als vaste partner, constateert het ontstaan van een schuldenproblematiek. Zij communiceren hierover met de gemeente. Deze stuurt een e-mail of een kaartje met de opmerking dat we ze graag verder helpen. Eventueel gaat er iemand van de Kredietbank op huisbezoek. In de periode van januari 2022 t/m april dit jaar betrof dit 551 adressen. Daarvan zijn er 69 bereikt, 12,5% dus. Wat dat ‘bereiken’ is en hoe dit geholpen heeft wordt niet duidelijk. De vraag is wat hier nu vroegsignalering aan is. Er zijn immers al schulden. Of wat hier nu preventief aan is. Er zijn immers al schulden. In de gesprekken die we met deze Doesburgers hebben komt een herkenbaar beeld naar boven. Veel mensen en gezinnen in de problemen en weinig mensen die hiermee naar buiten willen. Daarom lijkt het ons goed te proberen te doorgronden hoe dit kan. Je hoeft er geen studie voor te volgen. De mensen die erover willen praten zijn helder: geen vertrouwen in de overheid. Zeker niet in overheid waar misschien wel de schulden liggen en waar snel gerefereerd wordt aan het toeslagenschandaal bijvoorbeeld, of naar een overheid die geen woning voor je volwassen kind kan regelen maar wel voor een nieuwe Nederlander. Het voelt voor hen ook een beetje als bemoeizucht. Een controlerende overheid en Kredietbank. Als college begrijpt u vast hoe zo’n controlerende taak voelt. En stel nu dat je gaat praten met de gemeente en dit leidt tot het inschakelen van de Kinderbescherming. Misschien allemaal niet helemaal terecht, maar begrijpen we nog hoe mensen naar de overheid en instanties kijken? En wat dit betekent in bijvoorbeeld de schuldenproblematiek? Het lijkt ons niet vreemd dat als je in zo’n situatie zit een e-mailtje of kaartje niet echt gaat helpen. Het stapt over het wantrouwen heen. De goede vraag is daarom misschien wel: hoe werken we weer aan vertrouwen en hoe verlagen we de drempel voor mensen. Precies dit was de reden dat we ruimt twee jaar geleden een motie indienden, die werd aangenomen, waarin het college werd gevraagd de samenwerking te zoeken daar waar de drempel het laagst is. Bij de vrijwilliger, bij de kerk, bij de dokter etc. Mensen die je vertrouwd. Want wie kan er beter vroeg signaleren dan de betrokkene zelf? Betrokken mensen en organisaties hoeven de hulp niet te verstrekken, maar kunnen helpen en begeleiden richting die hulp. We zouden best een begrijpelijke en praktische handleiding of instructie voor hen kunnen maken. Zij kunnen dan zelf ook communiceren dat zij open staan voor het luisteren naar deze problemen. Zij kunnen leren signaleren. Een win-win situatie. Misschien allemaal niet ambtelijk genoeg, of niet formeel genoeg. Maar laten we eerlijk zijn. Het vertrouwen in de overheid is laag. De motie moet gewoon uitgevoerd worden. Overigens lezen we wel dat we binnen het Armoedenetwerk aan “het kijken” zijn. Wat is dit? Hoe concreet is dit? Waarom ligt er nog niets? Wordt de motie uitgevoerd? En zo ja, is er al effect? We lezen er niets over in de rapportage. We hebben het over vertrouwen bouwen. In dat kader lezen we dat het meer bekendmaken van Kredietbank Nederland helpt vertrouwen te krijgen. Hoe dan? Al met al: we zijn niet ontevreden over het ingezette traject van de Kredietbank maar roepen u op om de samenwerking te zoeken zoals die in de motie werd omschreven. Dan kunnen we bouwen aan vertrouwen, mensen eerder helpen, problemen eerder of voortijdig signaleren. En laten we dat delen. Ervaringsdeskundigen aan het woord. Ambassadeurs die uit ervaring spreken. Mensen die best eens een goede toevoeging aan het Armoedenetwerk zouden kunnen zijn. In reactie op onze bijdrage gaf het college bij monde van wethouder Gossink aan de motie niet te kennen en beaamde dat het een hels karwei is om het vertrouwen te herstellen. Hier zal hij op terugkomen.