Dat gemeenten minder geld krijgen van Den Haag dan eerder was voorzien, is een regelrecht gevolg van de koppeling van de algemene uitkering aan de rijksuitgaven: geeft het rijk minder uit dan geraamd, dan krijgen de gemeenten naar rato ook minder (een zogeheten negatieve accresontwikkeling. Stijgen de netto-uitgaven van het rijk dan geldt het omgekeerde. Vanwege de nu al jaren aanhoudende accresinstabiliteit hebben veel gemeenten aanvullende maatregelen moeten nemen om hun begroting sluitend te krijgen.

Bezuinigen

Als het accres naar beneden worden bijgesteld, betekent dat volgens minister Ollongren niet per se dat er direct aanpassingen hoeven te worden gedaan in de inkomsten en uitgaven van individuele gemeenten. ‘Een deel van het lagere accres is het gevolg van lagere loon en prijs ontwikkelingen. Via lagere lonen en prijzen kunnen hier lagere uitgaven voor gemeenten tegenover staan’, legt de minister uit in antwoord op vragen van de Tweede Kamer. ‘Afhankelijk van de situatie van de gemeente kunnen er aanvullende maatregelen nodig zijn. Gemeenten kunnen dan beleidsmaatregelen nemen, bezuinigen, lokale belastingen verhogen of een onttrekking doen uit de reserves.’

Schommelingen

De afgelopen jaren waren er voortdurend aanzienlijke verschillen tussen de geraamde hoogte van het gemeentefonds en de daadwerkelijke cijfers. Zo pakte het voor gemeenten in 2014 liefst 359 miljoen euro nadeliger uit dan verwacht, het jaar erop liet een min zien van 111 miljoen euro. Een relatief klein plusje van 15 miljoen euro viel te noteren in 2016, gevolgd door een minnetje van 22 miljoen euro in 2017 en weer miniem plusje van 2 miljoen in 2018. Op Prinsjesdag werd bekend gemaakt dat 2019 een min laat zien van 218 miljoen euro ten opzichte van de raming in mei.

Die schommelingen zijn aanleiding geweest voor de fondsbeheerders Binnenlandse Zaken en Financiën om te bezien of het mogelijk en wenselijk is om voor de middellange termijn (2020 en 2021) maatregelen te treffen die de schommelingen kunnen voorkomen of dempen.