Moet er paal en perk worden gesteld aan de vergoeding van proceskosten voor WOZ-bezwaarmakers? Deze markt voor een groeiend aantal commerciële bureaus wordt binnenkort tegen het licht gehouden. Volgend jaar zomer verwacht het kabinet de uitkomsten, waaruit zal blijken of aanpassingen wenselijk zijn.

Dat schrijft minister Dekker voor Rechtsbescherming in een brief aan de Tweede Kamer. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Aanleiding voor de studie is dat de procedures ‘in toenemende mate’ worden gevoerd door bureaus die werken op basis van ‘no cure no pay’. Gemeenten ergeren zich aan die bureaus, onder andere omdat de vergoedingen vaak nauwelijks in verhouding zouden staan tot de gemaakte kosten.

De gemeente Maastricht riep eerder op hier kritisch naar te kijken. Na de toezegging van Dekker volgde nog een brief uit het Zuiden aan de Tweede Kamer. Het college had gehoopt dat de minister zou ingaan op de argumenten voor aanpassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zoals Maastricht ‘mede namens diverse andere gemeenten’ bepleitte. Niet alleen het verdienmodel van de bureaus zit hen dwars, zo onderstreepten ze.

Het gaat er bijvoorbeeld ook om dat de vergoeding van proceskosten, die kan worden geïncasseerd als de WOZ-waarde te hoog blijkt te zijn vastgesteld, niet gerelateerd is aan het financieel belang daarbij van de bezwaarmaker. ‘Een verlaging van de OZB-aanslag van de eigenaar met enkele tientjes staat tegenover een rekening van 700 tot 1000 euro van het bureau dat hem of haar vertegenwoordigt,’ schrijft Maastricht.