https://meppel.christenunie.nl/k/n6105/news/view/1494412/53439/Lord Nelson MC 220124.jpgHistoricus over sloop Lord Nelson: 'Als locatie binnen een beschermd stadsgezicht lag, dan was er binnen de panden gezocht naar een andere functie'

Indien het Prinsenplein in Meppel was aangewezen als een beschermd stadsgezicht, dan was een sloopvergunning voor de Lord Nelson-locatie niet zomaar afgegeven. Dat is de mening van Marcel van Winsen, partner van het Rotterdamse bureau Contrei dat zich bezig houdt met cultuur- en bouwhistorisch onderzoek. „Dan was er binnen de panden gezocht naar een andere functie.” 

Van Winsen verzorgde afgelopen week een presentatie voor de gemeenteraad van Meppel over de erfgoednota ‘Meppeler erfgoed NU’. Daarin praatte hij de raad bij over het nut en de noodzaak van het aanwijzen van beeldbepalende panden en beschermde stadsgezichten. Deze kunnen vastgelegd worden in de toekomstige Omgevingsvisie en Omgevingsplannen. 

Voor behoud van de Lord Nelson-panden komt dit te laat. Het college van burgemeester en wethouders heeft een omgevingsvergunning verleend voor sloop en nieuwbouw op de locatie aan het Prinsenplein. De plannen voldoen volgens het college aan het geldende bestemmingsplan, er werd onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische waarde en de stadsbouwmeester keurde de plannen goed. 

Bezwaarprocedures lopen nog 

Burgers en raadsleden hebben veel kritiek op de plannen maar hebben bijna geen instrumenten meer om het tij te keren. Enkele erfgoedverenigingen hebben bezwaar aangetekend tegen het verlenen van de vergunning. Zij willen weten waarom het college en de stadsbouwmeester het advies van het waardestellend onderzoek voor deze panden specifiek en de waarden zoals vermeldt in de gemeentelijke waardenstelling voor de Binnenstad in het algemeen uit 2013 (CHIW) naast zich hebben neergelegd. Deze procedures lopen nog. Het is een poging om achteraf een onwenselijke situatie te corrigeren en verstoring van wat Van Winsen de ‘tijdperkeigen’ identiteit van het gebied te voorkomen. 

Van Winsen pleit ervoor om aan de voorkant problemen te voorkomen, door duidelijke kaders te stellen en niet slechts één persoon in de rol van stadsbouwmeester de plannen te laten beoordelen. In de visie van Van Winsen is het instellen van een commissie met brede deskundigheid beter, immers zij vullen elkaars kennis aan. „Dan was de steeg die vroeger een waterloop was, zeker behouden. Ook de dakopbouw zou dan ongewijzigd zijn gebleven.” De waterloop liep tussen het rechterpand en het middelste pand. In 1913 werd de waterloop gedempt en kwam er een steeg voor in de plaats. Vreemd genoeg is dit gegeven niet opgenomen in het waarde stellend onderzoeksrapport van Het Oversticht. 

Dit is een uitstekend voorbeeld van wat Van Winden bedoelt: de huidige deskundigheid bij de beoordeling van plannen is eenzijdig, alleen architecten en stedenbouwkundigen buigen zich er over. Die missen de bredere expertise die nodig is, zoals kennis van landschappelijke waarden en archeologische deskundigheid en de specifieke cultuurhistorische situatie in Meppel. 

Waterloop bij gemeente wel bekend 

Dat de steeg een voormalige waterloop is, dat is bekend en bevestigt in archeologisch onderzoek dat door RAAP kort geleden gedaan is in opdracht van de gemeente bij de aanleg van het riool op het Prinsenplein. Waarom dit niet is meegenomen in het waarde stellend onderzoek en in de beoordeling van de plannen is onduidelijk. 

Jaren geleden werd bij de behandeling van de Erfgoedwet, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet, bepleit dat de gemeenten er verstandig aan zouden doen om Commissies Ruimtelijk Kwaliteit te vormen. Deze commissies met brede deskundigheid dienen in de planfase al in dialoog gaan met de initiatiefnemers van de bouw. Dat werd na de inwerkingtreding van de Omgevingswet passender geacht dan een welstandscommissie met beperkte deskundigheid (of een stadsbouwmeester) die achteraf toetst. 

Brede commissie in planfase laten meepraten 

Dat is ook de visie van Van Winsen: „De raad moet procedureel vastleggen dat zo’n brede commissie in een vroeg stadium van de planvorming kan meekijken. Dan is er nog bij te sturen. Dan voorkom je ook dat ontwikkelaars veel geld steken in een plan en dat achteraf tegen hoge kosten moeten aanpassen.” 

Van Winsen pleit ervoor om in de Omgevingsvisie ook het erfgoedbeleid op te nemen. „Uitgangspunt moet zijn: ’behoud gaat voor vernieuwing’. Maar je moet een gebied niet bevriezen. De raad moet alleen instrumenten hebben om grip te houden op de ontwikkelingen.” Deze visie moet voor de lange termijn worden vastgelegd en de raad moet daarbij zorgen voor veel draagvlak. (Michiel Kolle, MC 25032024)