Een veehouder in Schaijk heeft vergevorderde plannen om zijn bedrijf uit te breiden naar 1200 dieren, waarvan het overgrote deel mestkalveren moeten gaan zijn. Deze dieren moeten geplaats gaan worden in een nieuw te bouwen megastal.

 

Het zal niet onbekend zijn dat de intensieve veeteelt volgens de SP niet past in een duurzaam en diervriendelijk Brabant. Ook deze ontwikkeling vinden wij niet wenselijk. Daar komt bij dat dit specifiek geval ons om meerdere redenen extra zorgen baart.

 

In de huidige situatie bevinden zich nu zo’n 200 kalveren op het bedrijf, dit wordt dus verzesvoudigd. Het hoge aantal dieren verhoogt het risico op ziekten. Het bedrijf bevindt zich op enkele tientallen meters van de bebouwde kom van Schaijk, woningen en andere gevoelige objecten. Binnen een straal 2000 meter staan maar liefst 2590 woningen. De GGD geeft onder andere hierdoor aan dat het risico op vele infecties bij een zoönose uitbraak groot is.

 

Daar komt bij dat de toename van het aantal dieren ook een toename van het aantal verkeersbewegingen en activiteit op het terrein zelf zal gaan betekenen. Met een toename van de geluidsoverlast als gevolg.

 

De SP vindt deze uitbreiding dan ook onacceptabel en daarom heeft Maarten Everling de volgende vragen aan het College van Gedeputeerde Staten gesteld:

 

1.       DeeltGS de mening van de SP dat zo’n flinke toename van het aantal dieren op één bedrijf vrijwel letterlijk op de rand van de bebouwde kom onwenselijk is? Kunt u uw antwoord ook toelichten?

2.       Hoe beoordeelt GS de risico’s voor de volksgezondheid en hoe verhouden de risico’s zich tot het provinciaal beleid?

3.       Vindt GS het aannemelijk dat de geluidsoverlast toe zal nemen? Waarom wel, waarom niet?

 

De uit te breiden stal bevindt zich in het stalderingsgebied. De ondernemer is al langere tijd bezig met deze uitbreiding, maar de daadwerkelijke toelichting van de adviseur bij de benodigde bestemmingsplanwijziging dateert van 11 december 2017. Hierover hebben wij de volgende vragen:

 

4.       Dient de ondernemer in dit geval over een stalderingsvergunning te beschikken voordat de uitbreiding plaats kan vinden? Kunt u uw antwoord ook toelichten? Indien het antwoord ja is, kunt u aangeven of deze vergunning ook verleend is?

 

Eén van de zorgen rondom deze uitbreiding is een toename van geuroverlast. Nu meent de ondernemer dit terug te kunnen brengen door het gebruik van een luchtwasser. De overlast in de nieuwe situatie zal volgens hem daardoor op papier niet hoger zijn dan de huidige situatie, wat een traditionele stal betreft zonder wasser. Uit de stukken blijkt echter dat het om een zogenaamde combinatie luchtwasser gaat. Een type luchtwasser waarvan recentelijk bleek dat het opgegeven rendement van 85% bij lange na niet gehaald wordt. De SP verwacht daarom wel degelijk een toename van geuroverlast. Daarbij zal de uitstoot van ammoniak hoger zijn dan aanvankelijk opgegeven.

 

5.       Deelt GS de analyse van de SP dat de verwachte geuroverlast in deze situatie niet af zal nemen door het gebruik van een combiluchtwasser? Kunt u uw antwoord ook toelichten?

6.       Deelt GS de analyse van de SP dat de ammoniakuitstoot hoger zal zijn dan in de plannen van uit is gegaan? Waarom wel, waarom niet?

7.       Welke gevolgen voor natuur, milieu en de directe leefomgeving heeft de hogere ammoniakuitstoot?

8.       Welke gevolgen heeft deze hogere uitstoot voor de uitbreidingsplannen?