In het rapport ‘Mag ik mijn zakgeld?’ vraagt de Kinderombudsman aandacht voor kinderen en jongeren die met een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel in een instelling verblijven. De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat deze jongeren zak- en kleedgeld krijgen. Op veel plaatsen zijn hier echter geen afspraken over gemaakt, zo stelt de Kinderombudsman. De CDA-fractie van de gemeente Reimerswaal wil weten hoe dit in haar gemeente is geregeld en heeft het college om opheldering gevraagd. CDA-raadslid Carla Hoogerland: “met dit zak- en kleedgeld kunnen jongeren noodzakelijke spullen als kleding, schoenen en schoolspullen aanschaffen. Om toch zakgeld op te halen steken begeleiders nu veel tijd in het aanschrijven van fondsen. De tijd die hier in gaat kan niet aan begeleiding of andere taken worden besteed.” Wanneer er voor de kinderen waarvoor de gemeente Reimerswaal verantwoordelijk is geen afspraken zijn gemaakt, pleit de CDA-fractie dat dit alsnog spoedig wordt gedaan. Er zijn naast het zak- en kleedgeld nog meer bijzondere kosten, bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. De CDA-fractie wil ook weten welke afspraken hierover zijn gemaakt en of pleeggezinnen of instellingen op de hoogte zijn van de mogelijkheden van vergoedingen. In het rapport ‘Mag ik mijn zakgeld?’, dat 1 augustus jl.verscheen, vraagt de Kinderombudsman aandacht voor kinderen en jongeren in jeugdinstellingen. Het rapport maakt een analyse van de problematiek rondom het zak- en kleedgeld voor kinderen en jongeren die met een ondertoezichtstellingofeen voogdijmaatregel in een residentiële instellingverblijven. Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor het zak-en-kleedgeld voor deze kinderen.Ze vallen onder de zogenoemde bijzondere kosten binnen de jeugdbescherming.Hierover moeten ze afspraken maken met de gecertificeerde instelling.Daarnaast is het van belang dat de gecertificeerde instelling afspraken maakt met de residentiële instellingen waar jeugdigen verblijven. Op veel plaatsen zijner tussen de genoemde partijen geen duidelijke afspraken gemaakt omtrent het zak-enkleedgeld, zo stelt het rapport. Hierdoor krijgen deze jongeren vaak geen zak- en kleedgeld, terwijl dit wel van belang is voor hun ontwikkeling. Om toch zakgeld op te halen steken begeleiders veel tijd in het aanschrijven van fondsen. De tijd die hier in gaat kan niet aan begeleiding of andere taken worden besteed. De vraag is ofvoornoemdeafspraken door onze gemeente zijn gemaakt. Daarom heeft de CDA-fractie de volgende vragen. Wij verzoeken het college, voor zover mogelijk, haar antwoorden te motiveren:1. Herkent het college zich in de situatie die het rapport van de Kinderombudsman beschrijft?2. Welke afspraken zijn er namens de gemeente met de gecertificeerde instellingen gemaakt over de bijzondere kosten in het algemeen enhet zak- en kleedgeldin het bijzonder? 3. Is het college bekend met de afsprakendie door degecertificeerde instellingen met de residentiëleinstellingen zijn gemaakt over de verstrekking van zak- en kleedgeld?Is het college bereidde huidige praktijk in beeld te brengenen de gemeenteraad hierover te informeren.4. Is het college bereid om, conform de aanbevelingen van de Kinderombudsman,vóór 1 januari 2018 duidelijke afspraken met de betrokken instellingen te maken over de aanvraag en betaling van zak- en kleedgeld?5. De Kinderombudsman constateert dat er veel onduidelijkheid is ten aanzien van deze specifieke vorm vanbijzondere kosten in de jeugdbescherming. Er zijn er echter veel meer geformuleerd. Kan het college voor de gemeenteraad in beeld brengen welke afspraken met de gecertificeerde instellingenzijn gemaakt tenaanzien van de andere bijzondere kosten en in hoeverrepleeggezinnenenresidentiële instellingen op de hoogte zijn van de mogelijkheden van vergoedingen? 6. De gemeenteraad wordt van de verdere ontwikkelingen op dit onderwerp graag op de hoogte gehouden. Graag een toezegging op dit punt