Het wordt hoog tijd dat we inzien dat het gedoogbeleid faalt omdat je wel een jointje mag roken en kopen, maar de coffeeshops niet op legale wijze aan wiet kunnen komen. Als enige grote stad in Nederland, is er in Utrecht de bereidheid om mee te doen aan het wietexperiment dat binnenkort van start gaat. Dit is te lezen in de brief die vandaag door het Utrechtse college van B&W aan het kabinet is verstuurd.

Ministers Bruins (Volksgezondheid) en Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) hebben de afgelopen maanden goede stappen gezet. De variëteit aan soorten wiet die geteeld wordt, is sterk toegenomen, en er komt een overgangsperiode aan het begin van het experiment. Ook geven de ministers nu zonder enige twijfel aan dat een uitkomst van het experiment ook kan zijn dat de regels van het experiment voor heel het land gaan gelden. Het wietexperiment biedt daarmee een uitgelezen kans om de eerste stap te zetten op weg naar legale productie en distributie van wiet. Iets waar D66 zich al jaren hard voor maakt.

Maar we zijn er nog niet. De regels van het experiment zijn op twee punten nog te strak.

Ten eerste verplichten de ministers het aan de gemeente dat alle coffeeshops meedoen. Dit is in een grote stad met veel coffeeshops niet te doen. Maak dit criterium voor een stad als Utrecht soepeler. Het zou namelijk al ontzettende winst zijn als van de 11 coffeeshops in onze stad ongeveer de helft meedoet. Dat het daarmee geen goed experiment is (wat het kabinet zegt), is onzin. Een experiment op vrijwillige basis met gemotiveerde deelnemers is per definitie beter dan een ‘moetje’.

Hiermee hangt samen dat de ministers te onduidelijk blijven over de juridische en financiële instrumenten die de gemeenten hebben als coffeeshops niet mee willen of kunnen doen. Betaalt het Rijk dadelijk de extra kosten voor mogelijke (langdurige) rechtszaken van coffeeshops die niet mee willen doen? En hoe zit het met extra kosten voor toezicht en handhaving tijdens het experiment? De ministers zullen op dit gebied een tandje moeten bijschakelen en de deelnemende gemeenten ontzorgen.

Ten tweede vormt hasj een probleem. Zo’n kwart tot een derde van de omzet van coffeeshops bestaat uit hasj. Die komt nu uit het buitenland en een goed Nederlands alternatief voor hasj is er niet. We snappen best dat de ministers alleen met Nederlandse telers willen werken, maar daarmee is dit hasj-vraagstuk niet opeens verdwenen. Zoek dus samen met de telers, coffeeshophouders én hun klanten naar een oplossing die werkt zodat er kwalitatief goede hasj verkrijgbaar wordt.

Om te kunnen vaststellen of het idee achter de ‘gesloten coffeeshopketen’ ook echt werkt, is deelname van een grote stad als Utrecht cruciaal. Utrecht is bereid om te laten zien dat een fatsoenlijke achterdeur van de coffeeshop in een grote stad goed mogelijk is. Gunnen Bruins en Grapperhaus Utrecht een werkbaar wietexperiment? Die vraag ligt nu op tafel. Het moet de beide heren aanspreken dat Utrecht de volksgezondheid en veiligheid op nummer één zet, en de georganiseerde misdaad niet wil belonen. Spring daarom over uw eigen schaduw heen, ministers, en laten we er samen een succes van maken.

Has Bakker (woordvoerder volksgezondheid)