Tijdens de laatste reguliere raadsvergadering van 2018 vroeg GroenLinks aandacht voor burgerparticipatie bij de Omgevingsvisie binnenstad waarmee in 2019 begonnen wordt. Tijdens het voortraject van het bestemmingsplan binnenstad, bleek dat er veel goede ideeën leven over inrichting van de binnenstad die verder gaan dan met de bestemmingsplanwijziging mogelijk was. Met de Omgevingswet en -visie komt standaard meer aandacht voor burgerparticipatie. GroenLinks, VVD en PCG vroegen het college bij de omgevingsvisie voor de binnenstad, extra in te zetten op burgerparticipatie en verder te gaan dan wat gebruikelijk wordt onder de nieuwe wet. Ook vroegen de fracties aandacht voor behoud van verspringende nokhoogten als onderscheidend element van het beschermd stadsgezicht.

De actualisatie van het bestemmingsplan binnenstad had een aantal relatief beperkte doeleinden, waarvan de belangrijksten het vergroten van flexibiliteit, een lichte uitbreiding van mogelijkheden aan de Oeverstraat -om stad en haven meer met elkaar te verbinden- en het schrappen van de maximering van het aantal horecavergunningen. De door de raad vastgestelde Structuurvisie Wijk bij Duurstede 2020 (2 februari 2010), de Structuurvisie detailhandel 2013, het Integraal Horecabeleid 2013 en het Plan van Aanpak Visie Stadspromotie (2016) vormen de basis vormen voor verbetering van de verbinding tussen stad en haven. Tot op heden moet -en moest- steeds ‘nee’ gezegd worden tegen initiatiefnemers op basis van het huidige bestemmingsplan. De uitbreiding van mogelijkheden aan de Oeverstraat is na overleg met inwoners door de raad al beperkt bij de bepaling van uitgangspunten. Het plan is ook nog door het college aangepast na een voortraject van intensief overleg en meerdere bijeenkomsten.

Maximering van het aantal vergunningen voor horecabedrijven schuurt dicht aan tegen economische in plaats van ruimtelijke ordening. Op basis van nieuwe jurisprudentie is de maximering onrechtmatig en het is niet bevorderlijk voor het investerings- en ondernemersklimaat (in Houten en Arnhem heeft men er om die reden van afgezien).

Tot slot werd het college bij motie gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken die het VNG-ontwikkeltraject Anders werken aan stad, dorp en land biedt. Daarmee kunnen gemeenten onder begeleiding van ervaren stadmakers aan de slag met actuele ruimtelijke en maatschappelijke opgaven.[1]