Wat voor sommigen voelt als lang geleden, is voor anderen nog steeds de harde realiteit. Een significant deel van de inwoners van de provincie Zuid-Holland zijn nakomelingen van tot slaaf gemaakten en contractarbeiders, die de tot slaaf gemaakten moesten vervangen.

Deze inwoners zien, lezen en horen tot nu toe maar één kant van de geschiedenis, waar ook hun families van uit maakt. Een geschiedenis waarin zij de meest vreselijke gebeurtenissen hebben moeten ondergaan, waar tot nu toe te weinig erkenning voor is geweest. Een geschiedenis die tot op de dag van vandaag nog pijn doet bij velen.

Zoals de burgemeester van Rotterdam, de heer Aboutaleb, in zijn speech op de Internationale Dag van de Rechten van de Mens (vrijdag 10 december j.l.) aangaf: “…er is nog een wereld te winnen. Nog steeds hebben stadsgenoten te maken met racisme. Van subtiele, onbewuste uitsluiting tot expliciete haat en onrechtvaardigheid. Van standaard eruit gepikt worden in een rij tot voortdurend afgewezen worden voor een baan of stage. Terwijl je klasgenoten dat nooit overkomt.”

En zijn speech afsloot met de woorden: “Rotterdam zal zoveel sterker worden als we ook in onze achteruitkijkspiegel kijken. Rotterdammers van nu treft geen enkele blaam. Maar de kracht van een samenleving valt af te meten aan het historisch besef, en de bereidheid om van het verleden te leren.”

“Eenzelfde historisch besef met betrekking op de slavenhandel, slavernij, de kolonisatie en uitbuiting van overzeese gebieden is van groot belang.” Vinesh Lalta (D66).

Wie de geschiedenisboeken in duikt kan al snel vermoeden dat de provincie Zuid-Holland, toen nog de provincie Holland, niet onschuldig is geweest aan slavernij. In 1770, was maar liefst 10 procent van het Bruto Binnenlands Product gebaseerd op slavernij. Daarnaast bestond in die tijd maar liefst 19 procent van de handel uit goederen die afkomstig waren van de plantages. In onze provincie zijn ook nog veel restanten van slavernij te vinden in onze steden zoals in Leiden of in Delft, kijk maar naar de architectuur van veel gebouwen.

Daarom heeft de fractie van D66 schriftelijke vragen bij de Gedeputeerde Staten ingediend om er achter te komen wat er al is gedaan om dit verleden in kaart te brengen, zodat ook onze provincie kan bouwen aan het historische besef dat nodig is om samen verder te gaan. Wij hopen hiermee als provincie een start te maken met het erkennen van de pijn die destijds is geleden, en tot op de dag van vandaag bij velen nog steeds doorklinkt.